5.De stukken van de rechter-commissaris in deze zaak, onder meer inhoudende:
- de verklaring van [slachtoffer 2], d.d. 13 juni 2013, afgelegd in aanwezigheid van de rechter-commissaris en een Hongaarse rechter, pag. 1 tot en met 15.
- de verklaring van [slachtoffer 1], d.d. 11 juni 2013, afgelegd in aanwezigheid van de rechter-commissaris en een Hongaarse rechter, pag. 15 t/m 32.
- proces-verbaal bevindingen van de rechter-commissaris m.b.t. het verhoor van [slachtoffer 1] op 11 juni 2012, pag. 1 tot en met 5.
- proces-verbaal bevindingen van de rechter-commissaris m.b.t. het verhoor van [slachtoffer 2] op 13 juni 2012, pag. 1 tot en met 6.
(hierna dossier 5)
Inleiding.
In de ten laste gelegde periode heeft [slachtoffer 1] als prostituee gewerkt op het [plein] te Eindhoven.
Verdachte staat terecht op de verdenking van mensenhandel omdat hij [slachtoffer 1] zou hebben gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen voor prostitutiewerkzaamheden en hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst daarvan. Verdachte zou de aldus verkregen gelden voor zichzelf hebben gebruikt en zich daarmee ook schuldig hebben gemaakt aan witwassen.
Daarnaast wordt verdachte verweten dat hij met een ander of anderen [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft meegenomen naar een ander land met het oogmerk hen ertoe te brengen in de prostitutie werkzaam te zijn.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het onder 1 ten laste gelegde (mensenhandel) en onder 2 ten laste gelegde (witwassen) wettig en overtuigend bewezen.
De officier van justitie acht - kort gezegd - het meenemen naar Nederland van [slachtoffer 2] en
[slachtoffer 3] met de bedoeling hen ertoe te brengen in de prostitutie werkzaam te zijn, niet bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
Op de in de pleitnota genoemde gronden heeft de raadsman geconcludeerd tot vrijspraak van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
Het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde ([slachtoffer 1] dwingen/bewegen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde en zich bevoordelen uit de opbrengst) en het onder 2 ten laste gelegde (witwassen).
[slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]) heeft tijdens een intakegesprek met de politie op 23 maart 2012 verklaard dat zij geen Nederlands spreekt en slechts een beetje Engels. Haar economische situatie in haar land van herkomst (Hongarije) is vreselijk slecht. Op 20 december 2011 is zij naar het [plein] te Eindhoven gekomen om in de prostitutie werkzaam te zijn. Ze woont op haar kamer op het [plein] 10.
Ze kent in Nederland niemand behalve [slachtoffer 2]. Ze komt verder nergens in Eindhoven.
Ze werkt 7 dagen per week, 14 tot 15 uren per dag. [verdachte] is een vriend. Ze is samen met [verdachte] naar Eindhoven gereisd.
Op 11 juni 2013 heeft [slachtoffer 1] in aanwezigheid van de rechter-commissaris, in Hongarije verklaard dat [verdachte] haar partner was. Eind december 2011 is ze met hem naar Nederland gekomen. Ze ging naar Nederland om te werken. Op 12 maart 2012 is ze met [verdachte] van Boedapest naar Eindhoven gereisd. Dat was de tweede keer.
Ze werkte op dezelfde plek als [slachtoffer 2]. Ze overnachtte op haar kamer.
De rechter-commissaris heeft in een proces-verbaal bevindingen met betrekking tot het verhoor van [slachtoffer 1] opgenomen dat [slachtoffer 1] op 11 juni 2012 tijdens het verhoor onder meer heeft verklaard:
Dat ze onder de prijs ging als ze te weinig verdiende voor de kamerhuur. [verdachte] zei dan dat zij voor 30 euro moest werken. [verdachte] bood haar aan het voor 30 euro te doen als ze niet genoeg verdiende. Ze wilde inderdaad niet onder de prijs werken.
Verdachte, wonende in Hongarije, heeft op 3 september 2012 bij de politie verklaard dat [medeverdachte 1] zijn zwager is. Zijn zus is [slachtoffer 2]. [slachtoffer 2] noemt hem [naam]. Hij heeft een relatie met [slachtoffer 1].[slachtoffer 1] heeft in Eindhoven in de prostitutie gewerkt. Toen zij via [bank 1] geld naar hem stuurde, deed ze dit omdat hij met dat geld eten en drinken voor zijn broers en zussen kon kopen. Hij heeft twee weken in Nederland verbleven en is daarna weer naar huis gegaan. Hij is samen met [slachtoffer 1] naar Nederland gekomen. De dag na aankomst is zij in de prostitutie gaan werken. Hij had geen werk en dus geen geld. De kosten in Nederland, zoals drinken, onderdak en andere kosten, heeft [slachtoffer 1] betaald.
Op 4 september 2012 heeft verdachte bij de politie verklaard dat zijn vriendin op het [plein] heeft gewerkt. Hij is met [slachtoffer 1] naar Eindhoven gevlogen, alwaar zij door [medeverdachte 1] zijn opgehaald. Hij is twee keer in Nederland geweest. [persoon 1] is de neef van [medeverdachte 1]. De tweede keer werkte [slachtoffer 1] op het [plein].
Geconfronteerd met een opgenomen telefoongesprek waarin [slachtoffer 1] aan [slachtoffer 2] vertelt dat verdachte op was van de zenuwen omdat [slachtoffer 1] niet eens haar kamerhuur had verdiend, verklaarde verdachte: ‘Dat was omdat ik geen eten had.’Voorts heeft verdachte verklaard:
Tijdens mijn verblijf in Nederland heb ik soms geblowd.
[slachtoffer 1] gaf mij (n.a.v. gesprek 19-3-2013 13.49.38) geld.
Omdat ik geen werk had, had ik geen geld en ik had geld nodig om naar huis te gaan.
Ik heb geld gehaald bij [slachtoffer 1].
Ik heb [slachtoffer 1] wel eens de vraag gesteld: ‘zijn er nog mensen in de straat’.
Op 12 maart 2012 voerden verbalisanten observaties uit. Zij zagen omstreeks 17.37 uur een personenauto merk Mercedes, kenteken [kenteken], geparkeerd ter hoogte van Eindhoven Airport. Twee mannen waren in de auto aanwezig.
Een man, met een koffer, en een vrouw verlieten omstreeks 17.45 uur de aankomsthal. De auto reed omstreeks 17.50 uur in de richting van de Airport en stopte bij de man en vrouw. De man en de vrouw stapten in de Mercedes. Hiervan zijn foto’s gemaakt.
De auto met voornoemd kenteken staat op naam van [eigenaar] (eigenaar) en [medeverdachte 1] (bezitter).
Op beelden van het [plein] te Eindhoven is te zien dat op 12 maart 2012 omstreeks 18.08 uur een vrouw met een koffer het [plein] op loopt. Ze leek erg op de vrouw die door het observatieteam was gefotografeerd, zijnde [slachtoffer 1] Ze wordt begroet door een andere vrouw.
Op 13 augustus 2012 is uit gegevens van de Belastingdienst gebleken dat [slachtoffer 1]
in december 2011 11,5 dagen op het [plein] heeft gewerkt en in januari en februari 2012 57 dagen.
Op 23 maart 2012 werden op de actiedag op het [plein] op nummer 10 onder meer bescheiden betreffende een transactie van [bank 1] aangetroffen, waaruit bleek dat op 3 februari 2012 een bedrag van € 123,-- is gestort door [slachtoffer 1] naar [verdachte].
Op nummer 8 van het [plein] werden facturen van [slachtoffer 1] aangetroffen. Daaruit bleek dat de werkzaamheden door [slachtoffer 1] op 20 december 2011 zijn aangevangen. In de periode december 2011 is huur voor 11,5 dagen betaald, voor de periode januari 2012 31 dagen en voor de periode februari 2012 26 dagen.
Uit vluchtgegevens blijkt dat als passagier(s) stond(en) geregistreerd op de vluchten:
- Eindhoven-Boedapest op 17 december 2011 en de retourvlucht
Boedapest-Eindhoven op 3 januari 2012: [verdachte].
- Boedapest – Eindhoven 20 december 2011 [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
- Eindhoven – Boedapest 27 februari 2012 [slachtoffer 1]
- Boedapest – Eindhoven, 12 maart 2012 [verdachte] en[slachtoffer 1].
Vanaf 8 maart 2012 is het gsm-nummer in gebruik bij [slachtoffer 2] getapt.
In het BOB-dossier zijn de gesprekken verkort opgenomen. De rechtbank heeft de hierna weergegeven gesprekkenvergeleken met de volledig uitgewerkte tapverslagen, voor zover daarvan sprake is.
Deze telefoongesprekken houden onder meer in - zakelijk weergegeven -:
(m.b.t. het onder druk zetten en/of dreigende/agressieve taal)
Tap nr. 498 d.d. 15 maart 2012
[slachtoffer 1] belt met [slachtoffer 2]. [slachtoffer 2] zal tegen [medeverdachte 1] zeggen dat zij vandaag niet heeft verdiend, zodat de vriend van [slachtoffer 1] geen ruzie met haar zal maken. [slachtoffer 1] is daar erg dankbaar voor. Zij zegt tegen [slachtoffer 2] dat de man van [slachtoffer 2] dan ruzie met haar zal maken. [slachtoffer 2] zegt, ja maar ik kan daar beter tegen.
(m.b.t. de werkzaamheden controleren, althans de verdiensten)
Tap nr. 395 d.d. 13 maart 2012
[slachtoffer 1] belt [slachtoffer 2]. [slachtoffer 1] vertelt dat de broer van [slachtoffer 2] zenuwziek is. [slachtoffer 1] heeft geen plus. Ze zou 30 nodig hebben voor het cabinegeld en tenminste 150 plus moeten maken.
Tap nr. 396 d.d. 13 maart 2012
[slachtoffer 2] belt met haar moeder en vertelt dat [naam] boos is op [slachtoffer 1] omdat zij niets verdient en hij geld heeft moeten lenen van [medeverdachte 1].
Tap nr. 419 d.d. 13 maart 2012
[slachtoffer 2] belt met [slachtoffer 3] en zegt dat [slachtoffer 1] de hele dag aan het huilen is omdat zij geen klanten heeft en haar man ruzie met haar maakt.
Tap nr. 520 d.d. 15 maart 2012
[slachtoffer 2] belt met [slachtoffer 1]. [slachtoffer 1] klaagt dat [naam] niet aardig is tegen haar. Hij vraagt maar drie dingen. Of zij de kamerhuur bij elkaar heeft, of zij daar bovenop nog heeft verdiend en of er nog mensen in de straat zijn.
(m.b.t. voor een lager tarief werken dan gangbaar)
Tap nr. 789 d.d. 18 maart 2012
[slachtoffer 2] belt [slachtoffer 1].
[slachtoffer 1] zegt dat [slachtoffer 2] broer haar vroeg, [slachtoffer 3] gaat ook voor 30 mee, waarom ga je ook niet voor 30 neuken.
Tap nr. 790 d.d. 18 maart 2012
[slachtoffer 2] belt met [medeverdachte 1].
[slachtoffer 1] belt omdat [naam] naar huis wil gaan omdat [slachtoffer 1] voor 30 euro niet gaat neuken.
[slachtoffer 2] zegt dat zij tegen [slachtoffer 1] heeft gezegd dat als [naam] het wil, dan moet zij het wel doen.
Tap nr. 792 d.d. 18 maart 2012
[slachtoffer 2] belt met [naam]/[verdachte].
[slachtoffer 2] zegt tegen [naam] geen ruzie met [slachtoffer 1] te maken. [naam] zegt dat er geen geld is, wat moet hij hier doen. [slachtoffer 2] vraagt of [slachtoffer 1] het wel voor 30 zou doen? [naam] zegt dat zij het wel moet doen, totdat genoeg is. [naam] zegt dat het geld nodig is. [slachtoffer 2] zegt dat hij dan wel het geld moet sparen en niet de held moet uithangen.
(m.b.t. overnachten op de werkplek)
Tap nr. 426 d.d. 14 maart 2012
[slachtoffer 2] belt met [slachtoffer 3].
[slachtoffer 2] vertelt dat zij en [slachtoffer 1] op hun kamer blijven slapen.
Haar broer wil niet dat [slachtoffer 1] naar huis gaat. Er is geen geld.
Tap nr. 762 d.d. 18 maart 2012
[slachtoffer 2] belt met [slachtoffer 1] en vertelt dat [medeverdachte 1] met [naam] heeft gesproken. [medeverdachte 1] zou tegen [naam] gezegd hebben dat [slachtoffer 1] niet buiten haar werkkamer mag slapen omdat zij niet goed verdient.
(m.b.t. afdracht inkomsten)
Tap nr. 899 d.d. 19 maart 2012
[slachtoffer 2] belt met [slachtoffer 1].
[slachtoffer 1] heeft [naam] even gezien. Zij gaf hem het geld en zij dronken een cola.
[slachtoffer 2] zegt niet te begrijpen hoe het komt dat [slachtoffer 1] niet verdient. Het is een schande zegt [slachtoffer 2] dat hij niet eens 300 euro op zak heeft.
Tap nr. 908 d.d. 14 maart 2012
[slachtoffer 2] belt met haar moeder.
[slachtoffer 1] is met [slachtoffer 2] naar de tandarts gegaan, maar ze moest terug. [naam] kwam voor het geld. [slachtoffer 2] heeft [slachtoffer 1] nog geld geleend. [slachtoffer 1] loog aan [naam] over het geld. Zij loog hem voor dat zij 100 euro hem kon afgeven, terwijl zij pas 70 had. [slachtoffer 2] leende haar dus 30 euro.
Uit het dossier blijkt dat met de in de tapgesprekken genoemde ‘[medeverdachte 1]’ en [medeverdachte 1]’ [medeverdachte 1] wordt bedoeld.Tevens heeft er een stemherkenning plaatsgevonden waaruit blijkt dat [medeverdachte 1] de gebruiker is van de nummers [nummer 1] en [nummer 2].
Met [naam]/[naam] wordt verdachte bedoeld.
[slachtoffer 1] was een kwetsbare jonge vrouw uit Hongarije. Zij sprak geen Nederlands en had in Nederland geen sociaal netwerk. Daardoor bevond zij zich in een kwetsbare positie, waarvan verdachte misbruik heeft gemaakt.
Zowel verdachte als [slachtoffer 1] hebben verklaard dat zij gedurende de ten laste gelegde periode een relatie met elkaar hadden. Uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat verdachte [slachtoffer 1] op 12 maart 2012 naar het [plein] heeft gebracht.
De rechtbank heeft hiervoor een aantal tapgesprekken weergegeven.
Uit de gesprekken met de nummers 498 en 396 leidt de rechtbank af dat er sprake was van pressie door verdachte als [slachtoffer 1] te weinig verdiende.
Uit de hiervoor weergegeven telefoongesprekken met de nummers 395, 396, 419 en 520 blijkt dat verdachte zich bemoeide met de werkzaamheden van [slachtoffer 1] en daarbij vooral interesse had in haar verdiensten.
[slachtoffer 1] werkte 7 dagen per week, waarbij tussen de 14 en 15 uur per dag werd gewerkt. Uit de diverse tapgesprekken blijkt dat verdachte bepaalde hoeveel geld [slachtoffer 1] moest verdienen. Daarmee bepaalde hij ook de duur van haar werkdag.
Uit de verklaring van [slachtoffer 2] blijkt dat haar tarief voor een klant op het [plein]
€ 50,-- was. Haar collega’s rekenden € 40,-- of € 50,--.Uit de tapgesprekken met de nummers. 789, 790 en 792 blijkt dat verdachte wilde dat [slachtoffer 1] voor een lager tarief dan het gangbare tarief ging werken. [slachtoffer 1] wilde dit echter niet. Verdachte vond dat zij het toch moest doen omdat er geld nodig was.
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat ze op haar werkplek overnachtte.
Uit de tapgesprekken met de nummers 426 en 762 blijkt dat verdachte wilde dat [slachtoffer 1] op de werkplek bleef slapen omdat zij niet goed verdiende.
De rechtbank is het met de officier van justitie eens dat overnachten op de werkplek een indicatie is voor mensenhandel. De prostituee heeft dan alleen maar contact met haar klanten en met haar collega’s en kan dan bovendien gemakkelijk worden gecontroleerd.
De rechtbank ziet in het dossier aanwijzingen dat [slachtoffer 1] in haar doen en laten werd beperkt door verdachte, echter is niet vast komen staan dat zij haar werkplek niet mocht verlaten van verdachte. De rechtbank zal verdachte dan ook ten aanzien van ‘het beperken van de bewegingsvrijheid’, zoals opgenomen onder voorlaatste gedachtestreepje, vrijspreken.
Uit de diverse hiervoor weergegeven tapgesprekken blijkt dat [slachtoffer 1] de door haar verdiende inkomsten afdroeg aan verdachte.
Op 23 maart 2012 heeft er een actiedag door de politie plaatsgevonden op het [plein].
Na deze actiedag belt [slachtoffer 2] op 24 maart 2012 met [naam]. (tap 1537)
De telefoon wordt aan [slachtoffer 1] doorgegeven. [naam] wil weten wat [slachtoffer 1] over hem bij de politie heeft gezegd. [slachtoffer 1] zegt dat ze elkaar in het vliegtuig hebben leren kennen. [naam] zegt dat hij haar net heeft leren kennen.
Verdachte is bij de politie geconfronteerd met gesprek nummer 1537. Verdachte ontkent niet dat dit gesprek heeft plaatsgevonden.
Uit dit gesprek leidt de rechtbank af dat verdachte en [slachtoffer 1] tijdens dit gesprek hun verklaringen op elkaar wilden afstemmen.
Op 24 maart 2012 belt [slachtoffer 2] met [slachtoffer 1] (tap 1534). [slachtoffer 2] zegt dat [verdachte] een idioot is omdat hij niet snapt dat hij ook in de puree zit.
Op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte door feitelijkheden, door dreiging met feitelijkheden, door misleiding en door het maken van misbruik van een kwetsbare positie [slachtoffer 1] heeft bewogen tot - kort gezegd - het verrichten van prostitutiewerkzaamheden en zich uit de opbrengst daarvan heeft bevoordeeld.
Ondanks het feit dat [slachtoffer 1] geen aangifte heeft gedaan en zij meerdere keren heeft verklaard zich geen slachtoffer te voelen, vindt de rechtbank voldoende bewijs voorhanden om tot een bewezenverklaring van mensenhandel te komen.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde; het met een ander of anderen meenemen van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] met het oogmerk zich in een ander land beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling.
Ten aanzien van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3].
De rechtbank is het met de officier van justitie en de verdediging eens dat er ten aanzien van
het meenemen naar een ander land van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], met het oogmerk deze personen ertoe te brengen werkzaam te zijn in de prostitutie, geen wettig en overtuigend bewijs is. De rechtbank zal verdachte dan ook ten aanzien van dit deel van de tenlastelegging vrijspreken.
Ten aanzien van [slachtoffer 1].