ECLI:NL:RBOBR:2013:1738
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om openbaarmaking van de opinie van de deken der Orde van Advocaten in een tuchtzaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 19 april 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de deken der Orde van Advocaten in het arrondissement Maastricht. Eiser had verzocht om openbaarmaking van een opinie van de deken in het kader van een tuchtzaak. De rechtbank oordeelde dat de opinie niet valt onder de Wet openbaarheid van bestuur (Wob), omdat het geen bestuurlijke aangelegenheid betreft zoals bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wob. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond.
Het proces begon met een besluit van de deken op 20 december 2012, waarin het verzoek van eiser om openbaarmaking werd afgewezen. Eiser ging in bezwaar, maar het bestreden besluit van 17 januari 2013 bevestigde de afwijzing. Eiser voegde gronden toe aan zijn beroep en de rechtbank hield een zitting op 28 maart 2013, waar eiser aanwezig was en de deken vertegenwoordigd werd door zijn gemachtigde.
De rechtbank overwoog dat de deken op grond van de Advocatenwet verplicht is om een onderzoek in te stellen naar klachten tegen advocaten. De opinie van de deken betreft een aspect van de tuchtrechtspraak en is dus niet te beschouwen als een bestuurlijke aangelegenheid. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit terecht was genomen en dat de motivering voldoende was.
Eiser voerde ook aan dat hij niet in de gelegenheid was gesteld om te worden gehoord, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet nodig was omdat het bezwaar kennelijk ongegrond was. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.