ECLI:NL:RBNNE:2025:998

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 januari 2025
Publicatiedatum
18 maart 2025
Zaaknummer
18-244656-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van drugstransporten en verkoop van hennep en amfetamine

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 14 januari 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van twee drugstransporten en het tezamen en in vereniging verkopen van hennep en amfetamine. De verdachte werd beschuldigd van het transporteren van hennep naar Duitsland en het voorhanden hebben van een grote hoeveelheid hennep. De rechtbank oordeelde dat het handelen van de verdachte de handel in verdovende middelen in stand houdt en dat hij mede verantwoordelijk is voor de nadelige effecten van deze handel op de samenleving. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 24 maanden op, met aftrek van de reeds ondergane voorlopige hechtenis. De rechtbank benadrukte de ontwrichtende invloed van de drugshandel op de samenleving en de noodzaak van lange, onvoorwaardelijke gevangenisstraffen voor dergelijke delicten. De verdachte werd vrijgesproken van enkele andere ten laste gelegde feiten, omdat de rechtbank niet voldoende bewijs achtte voor deze beschuldigingen.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/244656-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 14 januari 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 2 en 5 december 2024.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. F. Visser, advocaat te Utrecht. Het Openbaar Ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J. Houwink en mr. D. Roggen.
Het onderzoek ter terechtzitting is gesloten op 7 januari 2024. Verdachte en zijn raadsman zijn toen niet ter terechtzitting verschenen. Het Openbaar Ministerie is toen ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr.
L. Lübbers.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging ex. 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
1.
hij, in of omstreeks de periode van 11 april 2020 tot en met 5 mei 2020 te Leeuwarden en/of
Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft vervoerd en/of geleverd en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of aanwezig gehad een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, te weten (onder meer) (in totaal) 14,3 kilogram amfetamine(pasta), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij, in of omstreeks de periode van 31 maart 2020 tot en met 3 april 2020 te Leeuwarden en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland en/of Duitsland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland heeft/hebben gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 en 5 van de Opiumwet en/of vervoerd en/of geleverd en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of aanwezig gehad een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, te weten (onder meer) (in totaal) 4 kilo hennep, in elk geval een hoeveelheid van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij, in of omstreeks de periode van 8 april 2020 tot en met 11 april 2020 te Leeuwarden en/of
Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft vervoerd en/of geleverd en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of aanwezig gehad een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, te weten (onder meer) (in totaal) 9 kilo hennep, in elk geval een hoeveelheid van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij, op of omstreeks 19 september 2022 te Leeuwarden en/of Amsterdam en/of [plaats] , in elk geval in Nederland en/of Duitsland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft/hebben gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 en 5 van de Opiumwet en/of vervoerd en/of geleverd en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of aanwezig gehad een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, te weten (onder meer) (grote) hoeveelheden hennep, in elk geval een hoeveelheid van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5.
hij, in of omstreeks de periode van 27 juli 2022 tot en met 27 september 2022 te Leeuwarden en/of Drachten en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft bereid, bewerkt, verwerkt, vervoerd, geleverd, afgeleverd, vervaardigd en/of aanwezig gehad een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, te weten circa 95 liter van een middel bevattende MDMA, althans een (grote) hoeveelheid (gekristalliseerde) MDMA, bevattende MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, (een) middel(len) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
6.
hij, op of omstreeks 27 september 2022 te Leeuwarden en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, te weten (onder meer) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 99,10 kilogram hennep(toppen), in elk geval een hoeveelheid van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
7.
hij, in of omstreeks de periode van 2 september 2022 tot en met 27 september 2022 te Leeuwarden en/of Drachten en/of [plaats] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken en/of vervaardigen van MDMA, amfetamine en/of methamfetamine, (een) middel(len) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
  • een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen
  • zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen
  • voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen
voorhanden heeft gehad, waarvan hij/zij, verdachte en/of zijn/haar mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, door
- ( ( grote) hoeveelheden (ten minste 561 liter) BMK en/of (ten minste 260 liter) PMK en/of (ten minste 200 liter) methylamine, althans (grote) hoeveelheden precursoren voor de productie van harddrugs voorhanden te hebben en/of op te slaan
  • ( grote) hoeveelheden (ten minste 100 kilo) wijnsteen(zuur) en/of (ten minste 40 liter) formamide en/of (ten minste 2 kilo) BMK-glycidezuren en/of (ten minste 60 liter) mierenzuur en/of MAPA (methyl alfa- fenylacetoacetaat) en/of (ten minste 22 kilo) aluminiumsnippers en/of (ten minste 20 liter) methanol en/of dichloormethaan en/of (ten minste 60 liter) ethylacetaat, althans (grote) hoeveelheden pre-precursoren en/of bewerkingsmiddelen voor het produceren van harddrugs voorhanden te hebben en/of op te slaan
  • vaten en/of zakken en/of jerrycans met daarin (een deel van de)voornoemde stoffen te vervoeren en/of laten vervoeren naar de garagebox aan de [adres] .

2.Beoordeling van het bewijs

Standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie heeft veroordeling gevorderd voor alle ten laste gelegde feiten. Ten eerste is daartoe aangevoerd dat verdachte als gebruiker van het Encrochat-account [naam] kan worden aangemerkt.
Het Openbaar Ministerie heeft voorts ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde aangevoerd dat uit het Encrochat-berichtenverkeer blijkt dat verdachte de beschikking heeft gehad over 52 à 53 stuks snelle (amfetamine). Hoewel aan verdachte onder 1 ten laste is gelegd dat hij (tezamen en in vereniging met een ander) 14,3 kilogram amfetamine heeft verkocht, moet bij de lezing van de tenlastelegging worden uitgegaan van deze grotere partij amfetamine. Uit het berichtenverkeer blijkt dat [naam] (die in het strafdossier wordt geïdentificeerd als medeverdachte [medeverdachte 1] ) de beschikking heeft gehad over deze grotere partij, en dat hij verdachte op 11 april 2020 opdracht heeft gegeven voor de verkoop van de amfetamine. Uit het berichtenverkeer blijkt vervolgens dat verdachte meerdere contactpersonen heeft benaderd om van deze voorraad van ruim vijftig kilogram af te komen. Daarmee hebben zowel medeverdachte [medeverdachte 1] als verdachte beschikkingsmacht gehad over deze voorraad, zodat zij als medeplegers kunnen worden aangemerkt ter zake van het opzettelijk aanwezig hebben van deze grotere hoeveelheid amfetamine. Gelet op de aard en strekking van de berichten is er geen twijfel mogelijk dat deze berichten gaan over amfetamine.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft het Openbaar Ministerie aangevoerd dat uit het berichtenverkeer blijkt dat verdachte, in opdracht van medeverdachte [medeverdachte 1] , met de Encrochat-gebruiker [naam] hennep heeft uitgevoerd naar Duitsland. Er is sprake geweest van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, nu uit de berichten blijkt dat verdachte telkens voor, tijdens en na de ritten overlegt met medeverdachte [medeverdachte 1] , hem telkens op de hoogte houdt en rapporteert als hij bij de afnemer is.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde heeft het Openbaar Ministerie aangevoerd dat uit het berichtenverkeer is gebleken dat verdachte in opdracht van medeverdachte [medeverdachte 1] negen kilogram hennep heeft verkocht. Gelet op de afgesproken hoeveelheden, bijpassende hennepprijzen, de fotos van hennep en de uitgeschreven verslagen van verdachte aan medeverdachte [medeverdachte 1] over datgene wat is verkocht, kan worden vastgesteld dat verdachte, tezamen en in vereniging met medeverdachte [medeverdachte 1] , negen kilogram hennep heeft verkocht, heeft vervoerd en voorhanden heeft gehad.
Het Openbaar Ministerie heeft ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde aangevoerd dat uit data van bakens en telecomgegevens is gebleken dat door verdachte zeer regelmatig naar Duitsland is gereden,
telkens naar hetzelfde adres in [plaats] . Er werd telkens dezelfde route afgelegd, die bovendien overeenkomt met de route die verdachte in april 2020 heeft afgelegd voor het transport van hennep. Hieruit blijkt dat sprake is geweest van een bestendige handel in hennep. Dit maakt dat buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat daadwerkelijk sprake is geweest van het vervoeren en buiten de landsgrenzen brengen van hennep. Dit wordt bevestigd door opgenomen vertrouwelijke communicatie (OVC) waaruit blijkt dat verdachte op 19 september 2022, samen met medeverdachte [medeverdachte
2] , in de auto is gestapt. Verdachte heeft toen gezegd: Mooie zes rooien deal. In de woning van verdachte is een notitie aangetroffen, die betrekking lijkt te hebben op het henneptransport van 19 september 2022, en in ieder geval een bekrachtiging is dat verdachte in hennep handelde. Dit maakt dat het ten laste gelegde medeplegen van het uitvoeren van hennep kan worden bewezen.
Het Openbaar Ministerie heeft ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde aangevoerd dat in een garagebox aan de [adres] te Leeuwarden 99,10 kilogram hennep is aangetroffen. Op basis van de bakendata en het feit dat zowel medeverdachte [medeverdachte 3] als verdachte over een sleutel van de garagebox beschikten, maar ook op basis van de bekennende verklaring van verdachte, kan worden vastgesteld dat zij deze partij hennep tezamen en in vereniging opzettelijk aanwezig hebben gehad.
Ten aanzien van het onder 5 en 7 ten laste gelegde heeft het Openbaar Ministerie aangevoerd dat verdachte als medepleger de in de garagebox aan de [adres] in Leeuwarden aangetroffen MDMA opzettelijk aanwezig heeft gehad. In de woning aan [adres] te Drachten zijn restanten gevonden van de productie van MDMA. De aangetroffen goederen in de garagebox in Leeuwarden bevatten stoffen met MDMA, productierestanten en diverse grondstoffen.
Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft, tijdens zijn verhoor bij de politie, erkend dat hij diverse goederen heeft opgehaald in [plaats] . Getuige [naam] heeft verklaard over een ontmoeting met verdachte [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte 3] en wijst verdachte aan als degene die het initiatief nam voor de productie van synthetische drugs. Gebleken is voorts dat medeverdachte [medeverdachte 3] op 3 september 2022, daags na de ontmoeting met verdachte en getuige [naam] , via de garagebox in Leeuwarden is doorgereden naar de locatie in Drachten. Op beide locaties zijn vervolgens de diverse productiegoederen aangetroffen. Zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte 3] hadden een sleutel van de garagebox aan de [adres] in Leeuwarden en hadden aldus toegang tot de garagebox. De verklaring van verdachte dat hij zich slechts heeft bezig gehouden met het vervoeren van hennep, wordt niet ondersteund door andere feiten en omstandigheden. Wel blijkt dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 3] nauw samenwerkten en dat zij, voorafgaand aan het aantreffen van de goederen, geruime tijd bezig waren met het verzamelen van productiegoederen en grondstoffen in de woning aan het [adres] in Drachten.
Verdachte heeft een verklaring afgelegd over zijn aanwezigheid in [plaats] , maar die verklaring is ongeloofwaardig. Niet alleen omdat getuige [naam] rechtstreeks verdachte aanwijst als betrokkene bij de productie van synthetische harddrugs, maar ook omdat de verklaring van verdachte haaks staat op de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 3] . Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft namelijk verklaard dat hij zowel in [plaats] als in Haarlem was om goederen op te halen voor het lab, niet om verdachte te helpen bij het afleveren van hennep.
Uit de observaties komt naar voren dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 3] intensief samenwerkten. Zij waren bezig met verregaande voorbereidingen van de productie van MDMA en/of amfetamine. Dit maakt dat zowel het onder 5 als het onder 7 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot de identificatie van het Encrochat-account Wetbeta gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, nu verdachte ter terechtzitting van 2 december 2024 heeft erkend dat hij de gebruiker is geweest van dit account.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte ter terechtzitting van 2 december 2024 heeft erkend dat hij twee kilogram van vermoedelijk amfetamine heeft verkocht. Verdachte heeft namelijk verklaard dat hij tweemaal een partij van één kilogram heeft verkocht. De stelling van de officier van justitie dat bij de lezing van de tenlastelegging moet worden uitgegaan van een grotere partij amfetamine van 52 tot à 53 kilogram wekt verbazing bij de verdediging, omdat uit de tenlastelegging blijkt dat de vervolging door het Openbaar Ministerie niet was gericht op het aanwezig hebben van deze grotere partij amfetamine, maar specifiek was gericht op het verkopen van twee partijen van elk één kilogram en een partij van 12,3 kilogram amfetamine. Deze hoeveelheid is namelijk expliciet ten laste gelegd, en correspondeert met de in het strafdossier geventileerde vermoedens van verbalisanten dat verdachte 14,3 kilogram amfetamine zou hebben verkocht. Gedurende de gehele strafprocedure is gebleken dat het Openbaar Ministerie heeft bedoeld verdachte voor deze hoeveelheid te vervolgen, en niet voor een grotere hoeveelheid. Dit maakt dat de rechtbank -in de visie van de verdediging- bij een eventuele bewezenverklaring moet uitgaan van de oorspronkelijke tenlastelegging, dus beperkt tot 14,3 kilogram.
De raadsman heeft aangevoerd dat het chatgesprek over 12.300 gram geen betrekking had op de mogelijke verkoop van amfetamine(pasta). Dit wordt bevestigd door latere berichten van de Encrochat- gebruiker [naam] , waaruit blijkt dat hij niet van de amfetamine af kon komen. De raadsman stelt dat verdachte reeds hierom moet worden vrijgesproken van de verkoop van 12,3 kilogram amfetamine(pasta).
Met betrekking tot de overige twee kilogram heeft verdachte erkend dat hij tweemaal een kilogram heeft afgeleverd, te weten op 17 april 2020 en op 4 mei 2020, waarvan hij in de veronderstelling verkeerde dat het amfetamine betrof, maar of het daadwerkelijk om amfetamine ging, wordt niet bevestigd in het berichtenverkeer. Zo zijn er geen reacties van afnemers waaruit blijkt dat de partijen zijn getest. Zonder een dergelijke bevestiging, zelfs bij een positieve indicatieve test, plegen rechters vrij te spreken. Voorts heeft de raadsman betoogd dat ten aanzien van de kilo die verdachte op 4 mei 2020 zou hebben afgeleverd, op basis van het berichtenverkeer niet kan worden vastgesteld dat verdachte deze kilo daadwerkelijk heeft afgeleverd, nu er geen enkele terugkoppeling heeft plaatsgevonden.
Subsidiair heeft de raadsman ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat dat verdachte beschikkingsmacht heeft gehad over de grotere partij van 52 à 53 kilogram amfetamine, zodat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte deze partij amfetamine opzettelijk aanwezig heeft gehad. Ook blijkt niet uit het berichtenverkeer dat er daadwerkelijk een deal zou zijn gesloten over deze partij amfetamine.
Ten aanzien van het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Voorts heeft de raadsman, ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde, aangevoerd dat verdachte mogelijk tegen zijn bijrijder heeft gezegd: Mooie zesrooiendeal maar dat dit niet bewijst dat deze opmerking ziet op winst uit de verkoop van hennep. Uit het dossier blijkt verder niet dat op 19 september
2022 daadwerkelijk hennep naar Duitsland is vervoerd. Er zijn meerdere scenarios denkbaar die passen bij de onderzoeksbevindingen. Het strafdossier bevat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte betrokken is geweest bij de verkoop, uitvoer, vervoer, het (af)leveren of het aanwezig hebben van hennep.
Ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, maar hij heeft opgemerkt dat de aangetroffen hennep CBD-hennep betrof.
Ten aanzien van het onder 5 en 7 ten laste gelegde wordt aan verdachte het opzettelijk aanwezig hebben van een hoeveelheid materiaal bevattende MDMA verweten. Er zijn geen DNA- of dactyloscopische sporen van verdachte aangetroffen op één van de in de tenlastelegging genoemde goederen. Daarnaast bevat het strafdossier geen verklaringen die duiden op enige betrokkenheid van verdachte bij de goederen die zijn aangetroffen in de woning aan [adres] te Drachten, of in de garagebox aan de [adres] te Leeuwarden.
Getuige [naam] heeft een voor verdachte belastende verklaring afgelegd, maar deze verklaring moet als ongeloofwaardig terzijde worden geschoven. Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij spullen naar de garagebox aan de [adres] heeft gebracht, maar heeft stellig verklaard dat verdachte niet betrokken is geweest bij de synthetische drugs. Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft daarnaast verklaard dat hij via een Alcatel-telefoontje contact heeft gehad met de personen die betrokken waren geweest bij de locaties in Drachten en Leeuwarden. In deze telefoon stonden slechts drie contacten, waarbij er geen aanwijzingen zijn dat verdachte één van die drie contacten was.
Ook overigens is er in het strafdossier geen telecommunicatie met verdachte aangetroffen met betrekking tot de in de tenlastelegging genoemde goederen. Een gedeelte van de vertrouwelijke communicatie (OVC- gesprekken) lijkt deels verkeerd te zijn geverbaliseerd. Daarnaast kan uit de gesprekken niet worden afgeleid dat werd gesproken over de productie of het aanwezig hebben van harddrugs. Zo werd er gesproken over kweek, lampen en we doen maar een beetje takken, hetgeen eerder duidt op betrokkenheid bij hennepkweek. De OVC-gesprekken zijn daarom juist ontlastend met betrekking tot de vermeende betrokkenheid bij de productie van harddrugs.
Uit de observaties blijkt ten slotte dat verdachte op 2 september 2022 naar Leeuwarden is gereden, om een proefstuk (CBD-)hennep op te halen. Verdachte is later die dag naar het huis van medeverdachte [medeverdachte 3] gereden. Het observatieteam zag dat medeverdachte [medeverdachte 3] een blauwe zak in de auto van verdachte heeft gelegd. Vervolgens is verdachte in de richting van Nieuwegein gereden om daar deze zak, die gevuld was met hennep, te verkopen. Door file was verdachte echter te laat, waardoor de aspirant-koper al was vertrokken. Verdachte heeft toen contact opgenomen met medeverdachte [medeverdachte 3] , om te vragen of hij nog in het Westen was, zodat hij de zak met hennep aan hem kon afgeven.
Dat verdachte zich bezighield met de handel in hennep, heeft hij erkend. De bevindingen van de verbalisanten passen ook bij betrokkenheid bij de handel in hennep. De communicatie tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 3] , maar ook de observaties, hadden slechts betrekking op hennep. Voor een bewezenverklaring van het opzettelijk vervoeren en aanwezig hebben van harddrugs is vereist dat verdachte een zekere mate van wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid en het vervoer van de goederen, en dat hij ook een zekere mate van beschikkingsmacht heeft gehad over die goederen. Hoewel verdachte toegang had tot de garagebox aan de [adres] te Leeuwarden, is niet gebleken dat hij wetenschap had van de aanwezigheid van MDMA in de garagebox. Zelfs wanneer hij er bekend mee geraakt zou zijn, betekent dit nog niet zonder meer dat hij de goederen opzettelijk aanwezig heeft gehad, nu de garagebox aan medeverdachte [medeverdachte 3] toebehoorde. Hetzelfde geldt voor de goederen die zijn aangetroffen aan [adres] te Drachten. Om die reden moet verdachte worden vrijgesproken van het
onder 5 ten laste gelegde. In het verlengde hiervan moet verdachte ook van het onder 7 ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Oordeel van de rechtbank
2.1.
Inleidende opmerkingen
Vanuit het strafrechtelijk onderzoek 26Lemont is een dataset verstrekt aan het onderzoeksteam Fust. De dataset bestond uit Encrochat-berichten van de gebruikers en de verschillende tegengebruikers in de periode van maart 2020 tot en met juni 2020. Het onderzoek naar deze dataset heeft geleid tot zes zaakdossiers, waaruit onder meer verdachte [verdachte] , medeverdachte [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] naar voren kwamen.
De zaken tegen de verdachten in het onderzoek Fust zijn op 10 januari 2023 en 28 maart 2023 ter terechtzitting behandeld. Op 11 april 2023 heeft de rechtbank een beslissing genomen op de onderzoekswensen van de verdediging. De Hoge Raad heeft bij arrest van 13 juli 2023 antwoord gegeven op prejudiciële vragen, die ook relevant waren voor de onderhavige strafzaak. De rechtbank heeft de verdediging en het openbaar ministerie de gelegenheid gegeven om naar aanleiding van deze prejudiciële beslissing nadere onderzoekswensen in te dienen. Van deze gelegenheid heeft de verdediging geen gebruik gemaakt.
Het dossier van het onderzoek Fust bevat een grote hoeveelheid chats. Deze chats werden uitgewisseld via encrypted telefoons met Encrochat-accounts, telkens met een door de gebruiker al dan niet zelfgekozen naam. In onderhavige zaak komt het voor de bewijsvoering in belangrijke mate aan op de inhoud van deze ter beschikking gekomen cryptocommunicatie. De vraag die daarom allereerst moet worden beantwoord, is of de verdachte te identificeren is als de gebruiker van het aan hem toegeschreven account.
2.2.
Identificatie van het Encrochat-account [naam]1
Uit het onderzoek dat is gedaan naar de verstrekte Encrochat-datasets is gebleken dat verdachte de gebruiker is geweest van het Encrochat-account Wetbeta.2 Verdachte heeft ter terechtzitting van 2 december 2024 erkend dat hij de gebruiker is geweest van het Encrochat-account Wetbeta.
De rechtbank is daarom van oordeel dat de Encrochat-berichten die zijn verzonden door het account Wetbeta aan verdachte kunnen worden toegeschreven.
2.3.
Bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 2 december 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 september 2022, opgenomen op pagina 669 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant.
Bewijsoverwegingen
Op basis van de inhoud van het Encrochat-berichtenverkeer stelt de rechtbank vast dat verdachte, die in de ten laste gelegde periode gebruik maakte van het Encrochat-account Wetbeta, snelle te koop
heeft aangeboden. In dit verband wordt de term “speed” in de volksmond gebruikt om amfetamine aan te duiden. Het Nederlandse woord “snelle”, dat in de chats wordt gebruikt, is naar het oordeel van de rechtbank aan te duiden als verhullend Nederlands taalgebruik voor de Engelse term “speed”.
Voorts blijkt uit dit berichtenverkeer dat er over olie wordt gesproken. Naar het oordeel van de rechtbank is het een feit van algemene bekendheid dat bij de productie van amfetamine gebruik wordt gemaakt van daarvoor bestemde olie. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat het berichtenverkeer plaatsvindt via Encrochat, een berichtendienst die veelal gebruikt werd in het kader van de handel in verdovende middelen. Daarnaast heeft verdachte ter terechtzitting van 2 december 2024 verklaard dat hij tweemaal één kilogram amfetamine heeft verkocht. Gelet op deze omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, kan naar het oordeel van de rechtbank buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat de berichten betrekking hebben op amfetamine. Dat de partijen amfetamine niet zijn getest, doet daaraan naar het oordeel van de rechtbank niets af.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat, hoewel aan verdachte ten is gelegd dat hij
14,3 kilogram amfetamine heeft verkocht, bij de lezing van de tenlastelegging moet worden uitgegaan van de grotere partij amfetamine van 52 à 53 kilogram. Naar het oordeel van de rechtbank is gedurende de gehele procedure de uitdrukkelijke bedoeling van de steller van de tenlastelegging geweest om aan verdachte ten laste te leggen dat hij 14,3 kilogram heeft verkocht en aanwezig heeft gehad. De rechtbank acht zich gebonden aan deze tenlastelegging en is van oordeel dat de grondslag van de tenlastelegging zou worden verlaten wanneer het meerdere bewezen zou worden geacht.
Hoewel uit het strafdossier een grotere hoeveelheid naar voren komt, zal de rechtbank daarom uitgaan van de ten laste gelegde 14,3 kilogram.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij tweemaal één kilogram amfetamine heeft verkocht, maar dat de overige berichten zagen op de handel in hennep. Naar het oordeel van de rechtbank kan deze verklaring van verdachte op basis van het Encrochat-berichtenverkeer niet als onaannemelijk terzijde worden geschoven. Dat maakt dat de rechtbank alleen het medeplegen van het verkopen van twee kilogram bewezen acht, en verdachte voor het overige zal vrijspreken.
2.4.
Bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 2 december 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 oktober 2022, opgenomen op pagina 575 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant.
2.5.
Bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
De rechtbank acht het onder 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 2 december 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 september 2022, opgenomen op pagina 511 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant.
2.6.
Vrijspraak van het onder 4 ten laste gelegde
Op basis van het strafdossier en datgene wat ter terechtzitting is besproken stelt de rechtbank vast dat verdachte stelselmatig is geobserveerd door middel van een peilbaken. Uit de peilbakengegevens blijkt dat de auto van verdachte, een Volvo voorzien van kenteken [nummer] , in de zomer van 2022 op regelmatige basis naar [plaats] rijdt. Op 11 augustus 2022 werd deze Volvo overgeschreven naar een autobedrijf. Daarnaast is een peilbaken geplaatst onder een BMW, voorzien van het kenteken [nummer] . Deze auto stond vanaf 12 augustus 2022 geregistreerd op naam van de schoonvader van verdachte. Uit de peilbakengegevens blijkt dat de auto meermalen stopt bij de woning van medeverdachte [medeverdachte 3] en meermalen stopt bij een coffeeshop. Op 19 september 2022 is de auto gestopt in [plaats] .
De voornoemde BMW was daarnaast voorzien van een technisch hulpmiddel voor het opnemen van vertrouwelijke communicatie. Uit de OVC-gegevens blijkt dat er op 19 september 2022 twee personen in de auto zaten. Eén stem werd herkend als de stem van verdachte, de andere stem werd herkend als de stem van medeverdachte [medeverdachte 2] . Verdachte heeft gezegd dat hij een mooie zes rooiendeal heeft gesloten.
De rechtbank is van oordeel dat het strafdossier, naast de zes rooiendeal, geen directe aanknopingspunten bevat dat verdachte op 19 september 2022 hennep naar Duitsland heeft vervoerd. Dat het opgenomen gesprek over hennep ging, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden vastgesteld. Hoewel de peilbakengegevens en de OVC-gegevens de veronderstelling rechtvaardigen dat verdachte zich op dat moment in een milieu begaf waarin werd gehandeld in hennep, kan naar het oordeel van de rechtbank niet buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat verdachte op 19 september 2022 hennep naar Duitsland heeft vervoerd.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 4 ten laste gelegde.
2.7.
Bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde
De rechtbank acht het onder 6 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 2 december 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen hok [adres] Leeuwarden
d.d. 28 september 2022, opgenomen op pagina 987 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant.
2.8.
Vrijspraak van het onder 5 en 7 ten laste gelegde
Aan verdachte is -in het kort- ten laste gelegd dat hij, tezamen en in vereniging met een ander, MDMA aanwezig heeft gehad en diverse goederen voorhanden heeft gehad die kunnen dienen tot het produceren van synthetische harddrugs. De verdenking ziet op de goederen die zijn aangetroffen aan de [adres] te Leeuwarden.
Op basis van het strafdossier en datgene wat ter terechtzitting is besproken, stelt de rechtbank vast dat op 27 september 2022 in een garagebox aan de [adres] te Leeuwarden een aantal jerrycans zijn aangetroffen met daarin productieafval van MDMA, grondstoffen voor de productie van MDMA en/of (meth)amfetamine en gekristalliseerde MDMA. Bij de garagebox stond een aanhangwagen, waarin eveneens diverse jerrycans met vloeistoffen werden aangetroffen.
Uit observaties is gebleken dat verdachte meermalen bij de garagebox is geweest. Verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat hij, na overleg met medeverdachte [medeverdachte 3] , een grote hoeveelheid hennep had opgeslagen in de garagebox. Hij had, nu hij zelf over een sleutel beschikte, daarnaast ook zelfstandige toegang tot de garagebox. De rechtbank is van oordeel dat het strafdossier,
afgezien van bovengenoemde omstandigheden, geen directe aanknopingspunten bevat die erop wijzen dat verdachte als medepleger betrokken is geweest bij het aanwezig hebben van deze aangetroffen goederen.
Voor een bewezenverklaring van het opzettelijk aanwezig hebben van de ten laste gelegde goederen is vereist dat verdachte een zekere mate van wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de goederen, en dat hij ook een zekere mate van beschikkingsmacht heeft gehad over die goederen. Dat verdachte toegang had tot de garagebox aan de [adres] te Leeuwarden, betekent nog niet dat hij wetenschap had van de aanwezigheid van MDMA en aan de productie daar van gelieerde goederen in de garagebox. In de dagen kort voorafgaand aan het aantreffen van de goederen is verdachte namelijk niet meer bij de garagebox gesignaleerd.
Daarnaast is er in het strafdossier geen telecommunicatie met verdachte aangetroffen met betrekking tot de ten laste gelegde goederen, en kan naar het oordeel van de rechtbank op basis van de observaties niet worden vastgesteld dat verdachte wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de goederen. De verklaring van getuige [naam] vormt weliswaar een aanwijzing dat verdachte zich mogelijk bezighield met de productie van synthetische harddrugs, maar deze verklaring is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende concreet om onomstotelijk vast te stellen dat verdachte wetenschap heeft gehad van de op 27 september 2022 aangetroffen goederen bij de garagebox aan de [adres] te Leeuwarden.
Verdachte heeft verklaard dat hij in richting van Nieuwegein was gereden om daar een zak, die gevuld was met hennep, te verkopen. Door file was verdachte echter te laat, waardoor de aspirant-koper al was vertrokken. Verdachte heeft toen contact opgenomen met medeverdachte [medeverdachte 3] , om te vragen of hij nog in het Westen was, zodat hij de zak met hennep aan hem kon afgeven. Naar het oordeel kan deze verklaring van verdachte op basis van de in het strafdossier voorhanden zijnde gegevens niet als geheel onaannemelijk terzijde worden geschoven.
Gelet op het bovenstaande kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden vastgesteld dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de aangetroffen goederen, voor zover die goederen betrekking hadden op de productie van synthetische harddrugs. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 5 en 7 ten laste gelegde.

3.Bewezenverklaring

De rechtbank acht het wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij, in de periode van 11 april 2020 tot en met 5 mei 2020 te Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk heeft verkocht een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, te weten 2 kilogram amfetamine;
2.
hij, in de periode van 31 maart 2020 tot en met 3 april 2020 te Leeuwarden en Duitsland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland hebben gebracht, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, te weten
4 kilo hennep;
3.
hij, in de periode van 8 april 2020 tot en met 11 april 2020 te Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk heeft vervoerd en, geleverd en verkocht, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, te weten 9 kilo hennep;
6.
hij, op 27 september 2022 te Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, te weten een hoeveelheid van in totaal 99,10 kilogram hennep(toppen).
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
6. opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

5.Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

6.Strafmotivering

Vordering van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte, een jonge man met een belaste jeugd, het roer heeft omgegooid na de schorsing van de voorlopige hechtenis. Verdachte heeft een huis en een nette baan, en wil zich verder gaan ontwikkelen. Hij doet er alles aan om een gewone toekomst tegemoet te gaan.
Daarnaast heeft de raadsman verzocht om rekening te houden met de omstandigheid dat de hennep die ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde is aangetroffen CBD-hennep betrof. CBD-hennep is niet alleen in waarde, maar ook in de effecten voor de volksgezondheid, niet te vergelijken met THC-houdende hennep. De inbreuk op de rechtsorde is daarmee veel kleiner. Vervolgens heeft de raadsman aangevoerd dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM is geschonden.
De raadsman heeft, gelet daarop, verzocht aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen van langere duur dan de reeds ondergane voorlopige hechtenis. In dit verband wijst de raadsman op de mogelijkheid om het maximum van 240 uren taakstraf per bewezen verklaard feit op te leggen.
Verdachte is bereid om een forse taakstraf uit te voeren, om te voorkomen dat hij opnieuw in detentie zou geraken.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de rapportages van de reclassering en het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van twee drugstransporten, en het tezamen en in vereniging verkopen van hennep en amfetamine. Er is hennep naar Duitsland getransporteerd.
Daarnaast had verdachte een grote hoeveelheid hennep voorhanden.
Door het handelen van verdachte wordt de handel in verdovende middelen in stand gehouden en kan hij mede verantwoordelijk worden gehouden voor de nadelige effecten die door de handel in en het gebruik van verdovende middelen worden veroorzaakt. De handel in verdovende middelen heeft een bijzonder ontwrichtende invloed op de samenleving. Er gaat veel geld in om, waardoor de financiële belangen van daders vaak groot zijn. Om die belangen te beschermen wordt (extreem) geweld niet geschuwd. Van de georganiseerde drugshandel gaat bovendien in toenemende mate een ondermijnend en corrumperend effect uit. Deze vormen van corruptie tasten het onderlinge vertrouwen binnen de samenleving in hoge mate aan en ondermijnen daarmee onze democratische rechtsstaat. Het is naar het oordeel van de rechtbank dan ook passend dat voor de handel in verdovende middelen lange, onvoorwaardelijke gevangenisstraffen worden opgelegd.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte in de laatste vijf jaren niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op het reclasseringsrapport van 14 maart 2024, waaruit blijkt dat verdachte na de schorsing van de voorlopige hechtenis is gaan werken, een regeling heeft getroffen voor zijn schulden en een huurwoning heeft. Verdachte heeft inzet getoond om, ondanks zijn belaste geschiedenis, zijn leven een positieve wending te geven.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank echter ook gelet op de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten, de omstandigheid dat verdachte zich gedurende een langere periode heeft beziggehouden met de handel in verdovende middelen en de hoeveelheden waarin gehandeld is, niet kan worden volstaan met een taakstraf in combinatie met een deels voorwaardelijke straf, zoals door de verdediging bepleit.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de straf daarnaast uitdrukkelijk rekening met de overschrijding van de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6 van het EVRM. Hoewel de verdediging heeft ingestemd met het afwachten van een prejudiciële procedure en diverse onderzoekswensen heeft ingediend, kan niet worden gezegd dat de overschrijding in belangrijke mate het gevolg is van het handelen van de verdediging.
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de reeds ondergane voorlopige hechtenis, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank acht de inbeslaggenomen Apple iPhones, vermeld onder goednummer PL0100-2022089639- 1531556 en PL0100-2022089639-G1531557, niet vatbaar voor verbeurdverklaring nu het geen voorwerp betreft met behulp van welke de feiten zijn begaan of voorbereid. De rechtbank zal ten aanzien van deze goederen de teruggave gelasten.
De rechtbank acht de inbeslaggenomen voorgedraaide joint, vermeld onder goednummer PL0100- 2022089639-1531902, vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu zij bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane feiten zijn aangetroffen en zij kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke feiten terwijl het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet of het algemeen belang.
8
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Uitspraak
De rechtbank
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 5 en 7 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3, 4 en 6 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast teruggavede in beslag genomen Apple iPhone, vermeld onder goednummer PL0100- 2022089639-1531556 en de Apple iPhone, PL0100-2022089639-G1531557.
Verklaart onttrokken aan het verkeerde in beslag genomen joint, vermeld onder goednummer PL0100-2022089639-1531902.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M.L. Wolters, voorzitter, mr. W.S. Sikkema en
mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door mr. D.H. Röben, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 januari 2025.
mr. E.P. van Sloten is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1. De genoemde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm op ambtseed en door daartoe bevoegde
opsporingsambtenaren opgemaakt; de genoemde pagina's bevinden zich in het doorgenummerde proces- verbaal met OPS-dossiernummer NNRAA21030, gesloten op 14 februari 2023.
2 Pagina 43.