ECLI:NL:RBNNE:2025:990

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 maart 2025
Publicatiedatum
18 maart 2025
Zaaknummer
18-249148-24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met geweld, mishandeling, bedreiging en vrijheidsberoving

Op 17 maart 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 1 augustus 2024 samen met een medeverdachte een woningoverval heeft gepleegd in Drachten. De verdachte is beschuldigd van diefstal met geweld, mishandeling, bedreiging met een wapen en wederrechtelijke vrijheidsberoving. Tijdens de overval heeft de verdachte het slachtoffer, [slachtoffer], meerdere keren geslagen en bedreigd met een mes en een vuurwapen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met de medeverdachte het slachtoffer heeft vastgebonden en gedwongen om goederen af te geven, waaronder een elektrische fiets en een jerrycan met vloeistof. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de feiten 1 tot en met 4, maar heeft hem vrijgesproken van feit 5, dat betrekking had op het voorhanden hebben van een wapen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaar, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en opname in een zorginstelling. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer, die bestaat uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18.249148.24
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 17 maart 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 3 maart 2025.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B. Klunder, advocaat te Amsterdam. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Mous.
Tenlastelegging
Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 1 augustus 2024 te Drachten, gemeente Smallingerland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een portemonnee en/of een geldbedrag en/of een (elektrische) fiets
en/of een mes en/of een jerrycan met daarin een vloeistof en/of horloges en/of een scheerapparaat en/of parfums,
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- die [slachtoffer] (meermaals) (met vuist) en gedurende enige tijd tegen
het hoofd, althans het lichaam, te slaan en/of kopstoten te geven, waardoor [slachtoffer] ten val is gekomen en/of
- die [slachtoffer] een vuurwapen, althans een voorwerp gelijkend op
een vuurwapen, te tonen en/of (vervolgens) dit vuurwapen door te laden en/of
- die [slachtoffer] (meermaals) vast te pakken en/of een kant op te
sleuren en/of (vervolgens) voorgenoemde [slachtoffer] op de bank en/of (vervolgens) op een matras te gooien en/of hem (vervolgens) (meermaals) met vuist tegen het hoofd, althans het lichaam, te slaan en/of
- die [slachtoffer] een mes te tonen en/of vlak bij het gezicht van
voorgenoemde [slachtoffer] te houden en/of hem (vervolgens) wederom (meermaals) tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of kopstoten te geven en/of te schoppen en/of
- die [slachtoffer] op een stoel te plaatsen en/of met de handen op de rug vast te binden;
2.
hij op of omstreeks 1 augustus 2024 te Drachten, gemeente Smallingerland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft en/of beroofd gehouden, door die [slachtoffer] op een stoel te plaatsen en/of met de handen op de rug vast te binden;
3.
hij op of omstreeks 1 augustus 2024 te Drachten, gemeente Smallingerland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door:
- die [slachtoffer] een vuurwapen, althans een voorwerp gelijkend op
een vuurwapen, te tonen en/of (vervolgens) dit vuurwapen door te laden en/of
- die [slachtoffer] een mes te tonen en/of vlak bij het gezicht van voorgenoemde [slachtoffer] te houden;
4.
hij op of omstreeks 1 augustus 2024 te Drachten, gemeente Smallingerland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft mishandeld door:
- die [slachtoffer] (meermaals) (met vuist) en gedurende enige tijd tegen het
hoofd, althans het lichaam, te slaan en/of kopstoten te geven, waardoor [slachtoffer] ten val is gekomen en/of
- die [slachtoffer] (meermaals) vast te pakken en/of een kant op te sleuren
en/of (vervolgens) voorgenoemde [slachtoffer] op de bank en/of (vervolgens) op een matras te gooien en/of hem (vervolgens) (meermaals) met vuist tegen het hoofd, althans het lichaam, te slaan en/of
- die [slachtoffer] op een stoel te plaatsen en/of met de handen op de rug vast te binden;
5.
hij op of omstreeks 1 augustus 2024 te Drachten, gemeente Smallingerland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen van categorie I, onder 7°
van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk voorwerpen die voor wat betreft hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertonen met vuurwapens voorhanden heeft gehad.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1, 2, 3, 4 en 5. Met betrekking tot feit 1 heeft de officier van justitie aangevoerd dat de diefstal van een jerrycan, een mes en een fiets met geweld bewezen kan worden op grond van de aangifte, de camerabeelden, het forensisch onderzoek en de verklaringen van de verdachten. Er is sprake van een eendaadse samenloop met de feiten 2, 3 en 4. Dat de verdachten ook een portemonnee, scheerapparaat, horloges en parfums hebben weggenomen vindt geen steun in een ander bewijsmiddel dan de verklaring van aangever. Weliswaar is er geen aanleiding om de aangever niet betrouwbaar te achten, het gebrek aan enige steun staat bewezenverklaring in zoverre in de weg.
Ten aanzien van feit 5 heeft de officier van justitie aangevoerd dat dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Standpunt van de verdediging
Met betrekking tot feit 1 heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat het feit bewezen kan worden verklaard. Dat geldt wat haar betreft niet voor alle goederen die zouden zijn weggenomen. Vrijspraak zou moeten volgen voor het wegnemen van een portemonnee en/of een geldbedrag, horloges, een scheerapparaat en parfums. Voor wat betreft feit 2 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat vrijspraak moet volgen. De enige feitelijke handeling die in de tenlastelegging staat omschreven is het vastbinden van aangever op een stoel. Voor zover daarvan sprake is geweest, is dat zo halfslachtig geweest dat niet gezegd kan worden dat dat heeft bijgedragen aan de vrijheidsbeneming. Nu de vrijheidsberoving niet op een andere manier feitelijk is uitgewerkt, is deze te summier en kan een bewezenverklaring voor dit feit niet volgen.
Ten aanzien van de feiten 3 en 4 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat er bij een bewezenverklaring van feit 1 sprake is van een meerdaadse samenloop.
De raadsvrouw heeft zich met betrekking tot feit 5 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Feit 5.
Vooropgesteld moet worden dat de officier van justitie ter zitting heeft gespecificeerd dat het verwijt dat verdachte hier wordt gemaakt een speelgoedwapen betreft dat onder [medeverdachte] in beslag is genomen.
De rechtbank acht feit 5 niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende. Op 16 augustus 2024 heeft er een doorzoeking plaatsgevonden in de woning van [medeverdachte] , de vriendin van medeverdachte [verdachte] . In de woning is een speelgoed vuurwapen aangetroffen1en inbeslaggenomen onder [medeverdachte]2. Op grond van de voorhanden zijnde stukken kan niet worden vastgesteld of het
voorwerp een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie is dan wel een voorwerp dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, noch dat verdachte dit wapen voorhanden heeft gehad.
Feit 1 tot en met 4.
Bewijsoverweging feit 1
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich tezamen met de medeverdachte heeft schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld van een jerrycan met een vloeistof, een mes en een elektrische fiets. Dat zij daarnaast ook een portemonnee, een geldbedrag, een scheermes, horloges en parfums zouden hebben weggenomen acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte daarvan wordt vrijgesproken.
Bewijsoverweging feit 2
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat vrijspraak moet volgen. De rechtbank komt tot een andere feitenvaststelling dan de raadsvrouw en is van oordeel dat bewezen kan worden dat aangever op een keukenstoel is gezet en met de handen op de rug is vastgebonden. Daarmee is de wederrechtelijke vrijheidsberoving gegeven. Het verweer wordt dan ook verworpen.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte ter zitting van 3 maart 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik ben op 1 augustus 2024 samen met de medeverdachte [medeverdachte] naar de woning van aangever [slachtoffer] gegaan. Ik heb [slachtoffer] een paar klappen gegeven. Ik heb tegen zijn hoofd geslagen. In de woning hebben we [slachtoffer] op een stoel gezet. Toen heb ik hem nog wel een paar keer geslagen. Ik ben op het dak geklommen om al zijn GHB mee te nemen. Ik heb een jerrycan meegenomen. Deze jerrycan is bij mij thuis gevonden.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 3 augustus 2024, opgenomen op pagina 56 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer SUMM-IT NN1R024073 d.d. 7 oktober 2024, inhoudend als verklaring van verdachte:
V: [slachtoffer] had ook een vuurwapen bij zich? A: Ja, dat is die van mij.
V: Wij zien op de camerabeelden dat [slachtoffer] dit vuurwapen als eerste bij zich heeft. Hoe is dat dan gegaan?
V: Ja, klopt. We hebben dat een paar keer overgegeven.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 2 augustus 2024, opgenomen op pagina 109 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Ik ben via de achterzijde van mijn woning mijn tuin ingegaan. Terwijl ik bezig was hoorde ik dat het hek van mijn schutting openging. Vervolgens had ik eigenlijk meteen een klap te pakken. Ik werd geslagen op
mijn hoofd met vuisten. Ik voelde pijn ten gevolge van deze klappen en stoten. V: Kreeg je meteen een klap?
A: Ja, die ene man gaf mij een klap op de linkerkant van mijn gezicht, dit was een vuistslag. Ik hoorde dat een van de mannen de andere man: " [verdachte] ” noemde. Nadat die ene man mij sloeg begon ook deze [verdachte] mij te slaan. Ook dit ging met vuisten en met kracht. Dit deed pijn. Ze sleurden mij mee naar binnen, de woning in. Ik werd vervolgens eerst op de bank neergezet. Terwijl ik op de bank zat kreeg ik nog steeds klappen op mijn hoofd. Ik zag op een gegeven moment ineens dat een van de mannen een mes had. Dit was niet [verdachte] maar die andere man. Ik kreeg vervolgens weer klappen van de mannen. Dit deed enorm veel pijn. Ik zag op een gegeven moment dat dat mes heel dicht bij mijn gezicht was. Hij dreigde echt met dat mes. Ik zag vervolgens dat een van de mannen in een tas aan het rommelen was die ze hadden meegenomen. Ik zag dat hier een touw uitkwam en dat ze een stuk van dit touw afsneden. Ik werd vastgepakt en op een stoel gezet in de keuken. De mannen deden mijn armen naar achteren, achter de rugleuning van de stoel en wilden vervolgens met het touw mijn armen aan elkaar vastbinden. Uiteindelijk hadden ze mijn handen achter mijn rug vastgebonden.
V: Wat is er weggenomen?
A: een elektrische fiets
V: Waar is het mes gebleven dat de man in zijn handen had?
A: Dat is hier achtergelaten. En ze hebben van mij een mes meegenomen. Dit hing in de keuken. Dit is een zwart mes met ook een zwart snijvlak. Het is van het merk Berlingerhaus. Het is een groot mes. Een van de mannen heeft mij hiermee bedreigd toen ik in de keuken op de stoel zat.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 augustus 2024, opgenomen op pagina 165 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op donderdag 1 augustus 2024 omstreeks 21 40 uur heeft er in de woning en in de tuin van de woning aan de [adres] een woningoverval plaatsgevonden. De beelden op deze SD-kaart heb ik beschreven van tijdstip 01-08-2024 21.21.55 uur tot 01-08-2024 22.14.48 uur.
Ik zie dat NN2 NN1 vastpakt. Ik zie dat er nog een derde persoon, NN3, de tuin in komt via de schuttingdeur.
Ik zie dat NN2 het voorwerp gelijkend op een mes op NN1, ter hoogte van zijn hoofd, richt. Ik zie dat NN2 met zijn rechterhand een vuist maakt en hiermee uithaalt naar NN1.
Ik zie dat NN3 een tweede keer met zijn rechterarm uithaalt naar NN1.
Ik zie dat NN2 een beweging maakt gelijkend op het doorladen van een vuurwapen.
Ik zie dat het voorwerp in de linkerhand van NN (de rechtbank begrijpt: 2) een voorwerp gelijkend op een vuurwapen is.
Ik zie dat NN3 een voorwerp gelijkend op een vuurwapen op de zwarte container legt.
Ik zie dat NN3 een voorwerp gelijkend op een vuurwapen op de doek op de container neerlegt.
5. De eigen waarneming van de rechtbank ter terechtzitting van de hiervoor deels beschreven camerabeelden, inhoudende:
Direct na binnenkomst in de woning pakt de verdachte een jerrycan die binnen op de grond staat vast en neemt deze mee verder de woning in en even later pakt medeverdachte ook een jerrycan vlak achter de deur vandaan en neemt deze mee de woning in.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict d.d. 8 augustus 2024, opgenomen op pagina 203 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op donderdag 1 augustus 2024 om 22:00 uur kwam ik, naar aanleiding van een overval in woning, voor forensisch onderzoek aan op de locatie [adres]
.
Ik zag dat er op een tafel, vlakbij de achterdeur, een zwarte rugzak lag (foto 3). Ik heb de inhoud van deze rugzak onderzocht. Ik zag de volgende inhoud: telefoon, touw,
speaker, reflecterend hesje en een zaklamp.
Woonkamer
Ik zag dat er tussen de kast en de bijzettafel een stuk rood touw op de vloer liggen. Ik zag dat er aan een stoel, die naast de eethoektafel stond, waaraan een stuk soortgelijk rood touw aan vast zat. Ik zag dat dit touw aan deze stoel was vastgeknoopt. De bewoner/slachtoffer gaf aan dat dit niet zijn rode touw was. Op de vloer naast de
hierboven genoemde stoel en onder de eethoektafel lag een riem. Het
slachtoffer verklaarde dat het zijn riem was en dat de daders deze hadden gebruikt om zijn benen aan de stoel vast te maken.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, d.d. 3 augustus 2024, opgenomen op pagina 254 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op vrijdag 2 augustus 2024 was ik in de woning gelegen aan de [adres] . Op dit adres staat verdachte [verdachte] ingeschreven en waren verdachten [verdachte] en [medeverdachte] buiten heterdaad aangehouden. Tijdens de doorzoeking werd er onder andere een fietssleutel, jerrycan gevuld met vloeistof en een mes aangetroffen.
In de woning werd een mes van het merk Belingerhaus aangetroffen. Het mes kwam overeen met het mes wat bij aangever [slachtoffer] was weggenomen. De fietssleutel komt overeen met de weggenomen fietssleutel van aangever [slachtoffer] . Op de beelden, welke afkomstig zijn van de camera van aangever [slachtoffer] en zicht heeft op de achtertuin, schuttingdeur en achterdeur van de woning van aangever [slachtoffer] , is te zien dat verdachte [verdachte] een kleine jerrycan meeneemt. Tijdens de doorzoeking is er een soortgelijke jerrycan aangetroffen, welke qua formaat en etiket overeenkomt met de jerrycan uit de woning van aangever [slachtoffer] .
Bewezenverklaring
De rechtbank acht de feiten 1, 2, 3 en 4 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 1 augustus 2024 te Drachten tezamen en in vereniging met een ander,
- een elektrische fiets en een mes en een jerrycan met daarin een vloeistof die geheel aan [slachtoffer] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door:
  • die [slachtoffer] meermaals (met vuist) tegen het hoofd te slaan en
  • die [slachtoffer] een vuurwapen, althans een voorwerp gelijkend op een vuurwapen, te tonen en dit door te laden en
  • die [slachtoffer] meermaals vast te pakken en een kant op te sleuren en vervolgens voorgenoemde [slachtoffer] op de bank te gooien en hem vervolgens meermaals met de vuist tegen het hoofd te slaan en
  • die [slachtoffer] een mes te tonen en vlak bij het gezicht van voorgenoemde [slachtoffer] te houden en
  • die [slachtoffer] op een stoel te plaatsen en met de handen op de rug vast te binden;
2.
hij op 1 augustus 2024 te Drachten, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft en beroofd gehouden, door die [slachtoffer] op een stoel te plaatsen en met de handen op de rug vast te binden;
3.
hij op 1 augustus 2024 te Drachten, tezamen en in vereniging met een ander, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door:
  • die [slachtoffer] een vuurwapen, althans een voorwerp gelijkend op een vuurwapen te tonen en dit door te laden en
  • die [slachtoffer] een mes te tonen en vlak bij het gezicht van voorgenoemde [slachtoffer] te houden;
4.
hij op 1 augustus 2024 te Drachten, tezamen en in vereniging met een ander, [slachtoffer] heeft mishandeld door:
  • die [slachtoffer] meermaals (met vuist) tegen het hoofd te slaan en
  • die [slachtoffer] meermaals vast te pakken en een kant op te sleuren en vervolgens voorgenoemde [slachtoffer] op de bank te gooien en hem vervolgens meermaals met vuist tegen het hoofd te slaan en
  • die [slachtoffer] op een stoel te plaatsen en met de handen op de rug vast te binden.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
De eendaadse samenloop van:
Diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden;
Medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Medeplegen van mishandeling.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar waarvan 9 maanden voorwaardelijk met aftrek van de dagen doorgebracht in voorarrest en een proeftijd van 3 jaar. Aan het voorwaardelijk deel van de straf dienen te worden verbonden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht bij een strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en te volstaan met een (forse) voorwaardelijke gevangenisstraf met eventueel aanvullend een werkstraf. Verdachte is verslaafd aan verdovende middelen en wil hiervoor klinisch worden opgenomen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van
Verslavingszorg Noord-Nederland, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 1 augustus 2024 samen met een ander op klaarlichte dag een brutale woningoverval gepleegd. De verdachten hebben direct fors geweld gebruikt tegen het slachtoffer. Er is daarnaast ook nog eens gedreigd met een mes en met een vuurwapen, althans een voorwerp dat daar sprekende gelijkenis mee vertoont. De overval heeft ongeveer 25 minuten geduurd. In dit tijdsbestek hebben de verdachten het slachtoffer meegenomen zijn woning in en in zijn woning wederom mishandeld en hem op een stoel vastgebonden met een touw. Er zijn spullen van aangever weggenomen. Met het plegen van de bewezen verklaarde feiten heeft verdachte er blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor de persoonlijke integriteit, gezondheid, veiligheid en eigendommen van anderen. Het voorval vond plaats in de tuin en in de woning van het slachtoffer, een plek die bij uitstek een veilige omgeving hoort te zijn. Het is voor hem beangstigend geweest om in eigen woning op deze gewelddadige wijze te worden overvallen. Ook al zou het slachtoffer zich verwijtbaar hebben gedragen ten opzichte van de vriendin van verdachte, dan vormt dat nog geen enkele rechtvaardiging voor het handelen van verdachte en de medeverdachte. Dergelijke feiten veroorzaken ook in de samenleving gevoelens van onveiligheid en onrust.
In de adviesrapportages van Verslavingszorg Nederland, onder meer opgemaakt op 12 en 25 februari 2025, staat onder meer dat bij verdachte sprake is van verslavingsproblematiek. Tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis is verdachte klinisch opgenomen geweest, maar dit is misgegaan wegens meerdere overtredingen. Desondanks is verdachte gemotiveerd het klinische traject verder te volgen. De reclassering acht een klinisch traject nog steeds nodig om het recidiverisico te verminderen. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, opname in een zorginstelling, een ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een drugsverbod, een alcoholverbod en ambulante begeleiding.
Ten aanzien van de hoogte van de op te leggen straf zal de rechtbank rekening houden met de omstandigheid dat sprake is van eendaadse samenloop van de feiten 1, 2, 3 en 4. Er is sprake van een zodanig samenhangend, zich op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex, terwijl de geschonden regels beogen personen en goederen te beschermen, dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt.
De rechtbank heeft verder in aanmerking genomen dat verdachte de afgelopen vijf jaar niet onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De rechtbank is, alles afwegend, van oordeel dat een forse onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat de aard en de ernst van de delicten door een lichtere strafrechtelijke afdoening miskend zou worden. Aan het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden verbinden die de reclassering heeft geadviseerd. De rechtbank acht een gevangenisstraf van 4 jaar waarvan 9 maanden voorwaardelijk met de geadviseerde bijzondere voorwaarden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld
in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

Inbeslaggenomen goederen

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het in beslag genomen mes wordt onttrokken aan het verkeer. De inbeslaggenomen telefoon kan worden teruggegeven aan verdachte.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich met betrekking tot de in beslag genomen goederen gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een GSM, Zwart, merk Samsung moet worden teruggegeven aan verdachte nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.
De rechtbank acht de inbeslaggenomen (wapen)koffers (volgnummer 4), vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu bij de bewezenverklaarde feiten een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) is gebruikt en deze koffers van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
De rechtbank zal geen beslissing nemen over de voorwerpen genoemd op de beslaglijst onder nummer 5 tot en met 12. Daarvan heeft verdachte afstand gedaan en de officier van justitie heeft daarover al een beslissing genomen.
Benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 312,54 ter vergoeding van materiële schade en 5.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing van de vordering van de benadeelde partij gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de materiële schade. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsvrouw verzocht het bedrag te matigen tot een bedrag van 3.500,00.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 tot en met 4 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door de verdediging is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 1 augustus 2024. De rechtbank is van oordeel dat het gevorderde bedrag, te weten
5.000,- billijk is en zal dit bedrag toewijzen. De rechtbank heeft hierbij meegewogen dat de feiten zich hebben afgespeeld in de woning van de benadeelde partij, gepleegd door twee verdachten waarbij zij onder meer hebben gedreigd met een mes en een vuurwapen en de benadeelde partij ook letsel heeft opgelopen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte de strafbare feiten samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36c, 36d, 36f, 47, 55, 282, 285, 300, 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 5 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, 9 maanden,niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaar, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarde(n):
- Veroordeelde meldt zich binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd bij de reclassering van
Verslavingszorg Noord Nederland op het adres [adres] . Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met
de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- Veroordeelde laat zich ter behandeling opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële
instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start per eerstvolgend aanbod. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Indien nodig dient veroordeelde in het kader van overbruggingszorg medewerking te verlenen aan een klinische behandeling in een nader te bepalen soortgelijke zorginstelling. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
- Veroordeelde verblijft in een door de reclassering te bepalen instelling voor beschermd wonen of
maatschappelijke opvang, indien de reclassering nodig acht. Het verblijf start aansluitend op de klinische behandeling. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- Veroordeelde laat zich ambulant behandelen door een door de reclassering te bepalen zorgverlener. De
behandeling start aansluitend op de klinische behandeling. De ambulante behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- Veroordeelde laat zich begeleiden door een door de reclassering te bepalen zorgverlener. De begeleiding
start aansluitend op de klinische behandeling. De begeleiding duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de begeleiding;
- Veroordeelde gebruikt geen drugs zolang de reclassering nodig acht. Hij werkt mee aan controle op dit
verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
- Veroordeelde gebruikt geen alcohol, zolang de reclassering nodig acht. Hij werkt mee aan
urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer] , parketnummer 18.249149.24
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van 5.312,54 (zegge: vijfduizend driehonderdtwaalf euro en vierenvijftig eurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 augustus 2024 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 5.312,54 (zegge: vijfduizend driehonderdtwaalf euro en vierenvijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 312,54 aan materiële schade en 5.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 61 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Verklaart onttrokken aan het verkeerde in beslag genomen (wapen)koffers, opgenomen onder nummer 4 op de lijst inbeslaggenomen goederen.
Gelast de teruggaveaan verdachte van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven GSM, merk Samsung, kleur Zwart.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Spooren, voorzitter, mr. N.A. Vlietstra en mr. A. Dantuma- Hieronymus, rechters, bijgestaan door W. van Goor, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 maart 2025.
mrs. M.M. Spooren en A. Dantuma-Hieronymus zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1. Pagina 259 van het procesdossier
2 Pagina 317