ECLI:NL:RBNNE:2025:980

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 maart 2025
Publicatiedatum
17 maart 2025
Zaaknummer
18-249149-24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met geweld, mishandeling en bedreiging met vuurwapen

Op 17 maart 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal met geweld, mishandeling, bedreiging met een vuurwapen en wederrechtelijke vrijheidsberoving. De feiten vonden plaats op 1 augustus 2024 in Drachten, waar de verdachte samen met een medeverdachte een woningoverval pleegde. Tijdens deze overval werd het slachtoffer, [slachtoffer 1], met geweld bedreigd en mishandeld, en werd er een elektrische fiets, een mes en een jerrycan met vloeistof weggenomen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachte zich schuldig hadden gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, met uitzondering van enkele andere beschuldigingen die niet bewezen konden worden. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vier jaar op, waarvan negen maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden gericht op reclassering en behandeling van verslavingsproblematiek. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1], voor zowel materiële als immateriële schade. De rechtbank verklaarde de vordering van [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk, omdat het feit niet bewezen was.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18.249149.24
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18.304326.24
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 17 maart 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 3 maart 2025.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. S.G.H. Langeweg, advocaat te Koog aan de Zaan. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Mous.
Tenlastelegging
Aan verdachte is, na aanvulling en wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
parketnummer 18.249149.24
1.
hij op of omstreeks 1 augustus 2024 te Drachten, gemeente Smallingerland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een portemonnee en/of een geldbedrag en/of een (elektrische) fiets
en/of een mes en/of een jerrycan met daarin een vloeistof en/of horloges en/of een scheerapparaat en/of parfums,
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- die [slachtoffer 1] (meermaals) (met vuist) en gedurende enige tijd tegen
het hoofd, althans het lichaam, te slaan en/of kopstoten te geven, waardoor [slachtoffer 1] ten val is gekomen en/of
- die [slachtoffer 1] een vuurwapen, althans een voorwerp gelijkend op
een vuurwapen, te tonen en/of (vervolgens) dit vuurwapen door te laden en/of
- die [slachtoffer 1] (meermaals) vast te pakken en/of een kant op te
sleuren en/of (vervolgens) voorgenoemde [slachtoffer 1] op de bank en/of (vervolgens) op een matras te gooien en/of hem (vervolgens) (meermaals) met vuist tegen het hoofd, althans het lichaam, te slaan en/of
- die [slachtoffer 1] een mes te tonen en/of vlak bij het gezicht van
voorgenoemde [slachtoffer 1] te houden en/of hem (vervolgens) wederom (meermaals) tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of kopstoten te geven en/of te schoppen en/of
- die [slachtoffer 1] op een stoel te plaatsen en/of met de handen op de
rug vast te binden;
2.
hij op of omstreeks 1 augustus 2024 te Drachten, gemeente Smallingerland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft en/of beroofd gehouden, door die [slachtoffer 1] op een stoel te plaatsen en/of met de handen op de rug vast te binden;
3.
hij op of omstreeks 1 augustus 2024 te Drachten, gemeente Smallingerland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door:
- die [slachtoffer 1] een vuurwapen, althans een voorwerp gelijkend op
een vuurwapen, te tonen en/of (vervolgens) dit vuurwapen door te laden en/of
- die [slachtoffer 1] een mes te tonen en/of vlak bij het gezicht van voorgenoemde [slachtoffer 1] te houden;
4.
hij op of omstreeks 1 augustus 2024 te Drachten, gemeente Smallingerland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door:
- die [slachtoffer 1] (meermaals) (met vuist) en gedurende enige tijd tegen het
hoofd, althans het lichaam, te slaan en/of kopstoten te geven, waardoor [slachtoffer 1] ten val is gekomen en/of
- die [slachtoffer 1] (meermaals) vast te pakken en/of een kant op te sleuren
en/of (vervolgens) voorgenoemde [slachtoffer 1] op de bank en/of (vervolgens) op een matras te gooien en/of hem (vervolgens) (meermaals) met vuist tegen het hoofd, althans het lichaam, te slaan en/of
- die [slachtoffer 1] op een stoel te plaatsen en/of met de handen op de rug vast te binden;
5.
hij op of omstreeks 1 augustus 2024 te Drachten, gemeente Smallingerland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk voorwerpen die voor wat betreft hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertonen met vuurwapens voorhanden heeft gehad.
parketnummer 18.304236.24
1.
hij op of omstreeks 17 juli 2023 te [adres] , in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten een schuur behorende bij de woning aan de [adres] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond,
een fiets, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel;
2.
hij op of omstreeks 17 juli 2023 te [adres] , in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten de voortuin behorende bij de woning aan de [adres] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een fiets, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
parketnummer 18.249149.24
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1, 2, 3, 4 en 5. Met betrekking tot feit 1 heeft de officier van justitie aangevoerd dat de diefstal met geweld van een jerrycan, een mes en een fiets bewezen kan worden op grond van de aangifte, de camerabeelden, het forensisch onderzoek en de verklaringen van de verdachten. Er is sprake van een eendaadse samenloop met de feiten 2, 3 en 4. Dat de verdachten ook een portemonnee, scheerapparaat, horloges en parfums hebben weggenomen vindt geen steun in een ander bewijsmiddel dan de verklaring van aangever. Weliswaar is er geen aanleiding om de aangever niet betrouwbaar te achten, het gebrek aan enige steun staat bewezenverklaring in zoverre in de weg.
Ten aanzien van feit 5 heeft de officier van justitie aangevoerd dat dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
parketnummer 18.304236.24
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd van de feiten 1 en 2 op grond van de opgegeven signalementen van de persoon die is waargenomen en op beelden is te zien, welke goed bij verdachte passen.
Standpunt van de verdediging
parketnummer 18.249149.24
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 2 gelet op de ontkenning van verdachte en de verklaring van aangever dat hij niet echt vastgebonden was.
Met betrekking tot feit 1 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de diefstal van de jerrycan en elektrische fiets wettig en overtuigend bewezen kan worden. Het toegepaste geweld moet los van de diefstal beoordeeld worden. De verdachten wilden verhaal halen bij aangever en ter plekke hebben ze de jerrycan en de fiets meegenomen. Aldus ontbreekt het oogmerk tot de diefstal met geweld en kan de verdachte slechts worden veroordeeld wegens diefstal.
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de feiten 3, 4 en 5.
parketnummer 18.304236.24
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de feiten 1 en 2 omdat met onvoldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat hij de persoon is die op de beelden is te zien.
Oordeel van de rechtbank
parketnummer 18.304326.24
De rechtbank acht de feiten 1 en 2 niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe dat het dossier aanwijzingen bevat dat verdachte betrokken is geweest bij de feiten. Er is onder meer verklaard over een persoon met blauw haar en verdachte had in die periode blauw haar. Echter is het naar het oordeel van de rechtbank niet buiten redelijke twijfel vast te stellen dat het verdachte is geweest die de fietsen heeft gestolen. Het dossier bevat te veel ongerijmdheden ten aanzien van op welke tijd en op welke plaats de verdachte op een bepaalde fiets te zien zou zijn geweest. Ook in de omschrijvingen van de persoon in de gele regenjas constateert de rechtbank verschillen, zoals dat het een man zou betreffen en op andere beelden een vrouw bij wie er lang blond haar onder de capuchon te zien was.
parketnummer 18.249149.24
Feit 5.
Vooropgesteld moet worden dat de officier van justitie ter zitting heeft gespecificeerd dat het verwijt dat verdachte hier wordt gemaakt een speelgoedwapen betreft dat onder [naam] in beslag is genomen.
De rechtbank acht feit 5 niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende. Op 16 augustus 2024 heeft er een doorzoeking plaatsgevonden in de woning van [naam] , de vriendin van medeverdachte [medeverdachte] . In de woning is een speelgoed vuurwapen aangetroffen1en inbeslaggenomen onder [naam]2. Op grond van de voorhanden zijnde stukken kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden vastgesteld of het voorwerp een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie is dan wel een voorwerp dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, noch dat verdachte dit wapen voorhanden heeft gehad.
Feit 1 tot en met 4.
bewijsoverweging
De rechtbank is van oordeel dat verdachte en zijn medeverdachte zich schuldig hebben gemaakt aan diefstal waarbij geweld is gebruikt en aangever is bedreigd met geweld.
De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Volgens vaste jurisprudentie is het oogmerk als bedoeld in artikel 312 Sr ook aanwezig indien het handelen van de verdachte naar hij moet hebben beseft, als noodzakelijk en dus door hem gewild gevolg met zich bracht dat de diefstal werd voorbereid of vergemakkelijkt of dat het bezit van het gestolene werd verzekerd.
Uit de verklaring van aangever [slachtoffer 1] en de camerabeelden volgt dat de verdachten direct bij binnenkomst in de tuin geweld tegen hem hebben gebruikt. Aangever werd gedwongen de deur van zijn woning te openen en ze zijn met zn drieën de woning in gegaan. Direct na binnenkomst in de woning pakt de medeverdachte een jerrycan die binnen op de grond staat vast en neemt deze mee verder de woning in en even later pakt verdachte ook een jerrycan vlak achter de deur vandaan en neemt deze mee de woning in. De verdachte en de medeverdachte komen afwisselend van elkaar naar buiten om vervolgens via een container op het dak bij de bijkeuken te klimmen op zoek naar weg te nemen goederen. Intussen wordt aangever in de woning verder mishandeld en op een stoel geplaatst en vastgebonden.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachten de volgende goederen van aangever hebben meegenomen: een mes, een jerrycan met een vloeistof en een elektrische fiets.
Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van deze gedragingen van de verdachte en zijn medeverdachte, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte en zijn medeverdachte naar de woning van aangever zijn gekomen met het oogmerk goederen van hem weg te nemen en dat het op aangever uitgeoefende geweld ten dienste van die diefstal heeft gestaan. Of verdachten daarnaast andere redenen hadden om aangever geweld aan te doen, kan in het midden blijven. Die omstandigheid maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. Voor de fiets en het mes geldt in het bijzonder dat het op aangever toegepaste geweld als noodzakelijk gevolg heeft gehad dat deze goederen konden worden weggenomen en meegenomen.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich tezamen met de medeverdachte heeft schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld van een jerrycan met een vloeistof, een mes en een elektrische fiets. Dat zij daarnaast ook een portemonnee, een geldbedrag, een scheermes, horloges en parfums zouden hebben weggenomen acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte daarvan wordt vrijgesproken.
Met betrekking tot de wederrechtelijke vrijheidsbeneming overweegt de rechtbank het volgende. Aangever heeft verklaard dat hij op een stoel is neergezet waarna de verdachten hem met een touw hebben vastgebonden. De politie heeft in de woonkamer aan en bij de stoel een touw aangetroffen. Nu de verklaring van aangever in voldoende mate wordt ondersteund, is het feit wettig en overtuigend bewezen. Dat aangever zichzelf uiteindelijk heeft kunnen bevrijden doet niets af aan de intentie van de verdachten om aangever niet weg te laten gaan. Aangever is daadwerkelijk ook enige tijd van zijn vrijheid beroofd
gehouden geweest.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte ter zitting van 3 maart 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik ben op 1 augustus 2024 samen met medeverdachte [medeverdachte] naar de woning van aangever [slachtoffer 1] gegaan. Ik had een nepwapen meegenomen. Ik had een mes bij me. Ik had het mes al in mijn hand toen ik de tuin binnenkwam. Het nepwapen heb ik gepakt om mee te dreigen. Ik heb [slachtoffer 1] in de woning geslagen en het zou kunnen dat ik hem in de tuin ook heb geslagen. Ik heb [slachtoffer 1] vastgehouden. Ik ben op het dakje geklommen om drugs af te pakken. Ik heb de elektrische fiets van [slachtoffer 1] meegenomen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 2 augustus 2024, opgenomen op pagina 109 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer SUMM-IT NN1R024073 d.d. 7 oktober 2024, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik ben via de achterzijde van mijn woning mijn tuin ingegaan. Terwijl ik bezig was hoorde ik dat het hek van mijn schutting openging. Vervolgens had ik eigenlijk meteen een klap te pakken. Ik werd geslagen op mijn hoofd met vuisten. Ik voelde pijn ten gevolge van deze klappen en stoten.
V: Kreeg je meteen een klap?
A: Ja, die ene man gaf mij een klap op de linkerkant van mijn gezicht, dit was een vuistslag. Ik hoorde dat een van de mannen de andere man: " [naam] ” noemde. Nadat die ene man mij sloeg begon ook deze [naam] mij te slaan. Ook dit ging met vuisten en met kracht. Dit deed pijn. Ze sleurden mij mee naar binnen, de woning in. Ik werd vervolgens eerst op de bank neergezet. Terwijl ik op de bank zat kreeg ik nog steeds klappen op mijn hoofd. Ik zag op een gegeven moment ineens dat een van de mannen een mes had. Dit was niet [naam] maar die andere man. Ik kreeg vervolgens weer klappen van de mannen.
Dit deed enorm veel pijn. Ik zag op een gegeven moment dat dat mes heel dicht bij mijn gezicht was. Hij dreigde echt met dat mes. Ik zag vervolgens dat een van de mannen in een tas aan het rommelen was die ze hadden meegenomen. Ik zag dat hier een touw uitkwam en dat ze een stuk van dit touw afsneden. Ik werd vastgepakt en op een stoel gezet in de keuken. De mannen deden mijn armen naar achteren, achter de rugleuning van de stoel en wilden vervolgens met het touw mijn armen aan elkaar vastbinden.
Uiteindelijk hadden ze mijn handen achter mijn rug vastgebonden.
V: Wat is er weggenomen?
A: een elektrische fiets
V: Waar is het mes gebleven dat de man in zijn handen had?
A: Dat is hier achtergelaten. En ze hebben van mij een mes meegenomen. Dit hing in de keuken. Dit is een zwart mes met ook een zwart snijvlak. Het is van het merk Berlingerhaus. Het is een groot mes. Een van de mannen heeft mij hiermee bedreigd toen ik in de keuken op de stoel zat.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 augustus 2024, opgenomen op pagina 165 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op donderdag 1 augustus 2024 omstreeks 21 40 uur heeft er in de woning en in de tuin van de woning aan de [adres] te Drachten een woningoverval plaatsgevonden. De beelden op deze SD-kaart heb ik beschreven van tijdstip 01-08-2024 21.21.55 uur tot 01-08-2024 22.14.48 uur.
Ik zie dat NN2. NN1 vastpakt. Ik zie dat er nog een derde persoon, NN3, de tuin in komt via de schuttingdeur.
Ik zie dat NN2 het voorwerp gelijkend op een mes op NN1, ter hoogte van zijn hoofd, richt. Ik zie dat NN2 met zijn rechterhand een vuist maakt en hiermee uithaalt naar NN1.
Ik zie dat NN3 een tweede keer met zijn rechterarm uithaalt naar NN1.
Ik zie dat NN2 een beweging maakt gelijkend op het doorladen van een vuurwapen.
Ik zie dat het voorwerp in de linkerhand van NN (de rechtbank begrijpt:2) een voorwerp gelijkend op een vuurwapen is.
Ik zie dat NN3 een voorwerp gelijkend op een vuurwapen op de zwarte container legt.
Ik zie dat NN3 een voorwerp gelijkend op een vuurwapen op de doek op de container neerlegt.
4. De eigen waarneming van de rechtbank ter terechtzitting van de hiervoor deels beschreven camerabeelden, inhoudende:
Direct na binnenkomst in de woning pakt de medeverdachte een jerrycan die binnen op de grond staat vast en neemt deze mee verder de woning in en even later pakt verdachte ook een jerrycan vlak achter de deur vandaan en neemt deze mee de woning in.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict d.d. 8 augustus 2024, opgenomen op pagina 203 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op donderdag 1 augustus 2024 om 22:00 uur kwam ik, naar aanleiding van een overval in woning, voor forensisch onderzoek aan op de locatie [adres]
Drachten.
Ik zag dat er op een tafel, vlakbij de achterdeur, een zwarte rugzak lag (foto 3). Ik heb de inhoud van deze rugzak onderzocht. Ik zag de volgende inhoud: telefoon, touw,
speaker, reflecterend hesje en een zaklamp.
Woonkamer
Ik zag dat er tussen de kast en de bijzettafel een stuk rood touw op de vloer liggen. Ik zag dat er aan een stoel, die naast de eethoektafel stond, waaraan een stuk soortgelijk rood touw aan vast zat. Ik zag dat dit touw aan deze stoel was vastgeknoopt. De bewoner/slachtoffer gaf aan dat dit niet zijn rode touw was. Op de vloer naast de
hierboven genoemde stoel en onder de eethoektafel lag een riem. Het
slachtoffer verklaarde dat het zijn riem was en dat de daders deze hadden gebruikt om zijn benen aan de stoel vast te maken.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, d.d. 3 augustus 2024, opgenomen op pagina 254 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op vrijdag 2 augustus 2024 was ik in de woning gelegen aan de [adres] te [adres] . Op dit adres staat verdachte [medeverdachte] ingeschreven en waren verdachten [medeverdachte] en [verdachte] buiten heterdaad aangehouden. Tijdens de doorzoeking werd er onder andere een fietssleutel, jerrycan gevuld met vloeistof en een mes aangetroffen.
In de woning werd een mes van het merk Belingerhaus aangetroffen. Het mes kwam overeen met het mes wat bij aangever [slachtoffer 1] was weggenomen. De fietssleutel komt overeen met de weggenomen fietssleutel van aangever [slachtoffer 1] . Op de beelden, welke afkomstig zijn van de camera van aangever [slachtoffer 1] en zicht heeft op de achtertuin, schuttingdeur en achterdeur van de woning van aangever [slachtoffer 1] , is te zien dat verdachte [medeverdachte] een kleine jerrycan meeneemt. Tijdens
de doorzoeking is er een soortgelijke jerrycan aangetroffen, welke qua formaat en etiket overeenkomt met de jerrycan uit de woning van aangever [slachtoffer 1] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feiten 1, 2, 3 en 4 van parketnummer 18.249149.24 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
parketnummer 18.249149.24
1.
hij op 1 augustus 2024 te Drachten tezamen en in vereniging met een ander,
- een elektrische fiets en een mes en een jerrycan met daarin een vloeistof die geheel aan [slachtoffer 1] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door:
  • die [slachtoffer 1] meermaals (met vuist) tegen het hoofd te slaan en
  • die [slachtoffer 1] een vuurwapen, althans een voorwerp gelijkend op een vuurwapen, te tonen en dit door te laden en
  • die [slachtoffer 1] meermaals vast te pakken en een kant op te sleuren en vervolgens voorgenoemde [slachtoffer 1] op de bank te gooien en hem vervolgens meermaals met de vuist tegen het hoofd te slaan en
  • die [slachtoffer 1] een mes te tonen en vlak bij het gezicht van voorgenoemde [slachtoffer 1] te houden en
  • die [slachtoffer 1] op een stoel te plaatsen en met de handen op de rug vast te binden;
2.
hij op 1 augustus 2024 te Drachten, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft en beroofd gehouden, door die [slachtoffer 1] op een stoel te plaatsen en met de handen op de rug vast te binden;
3.
hij op 1 augustus 2024 te Drachten, tezamen en in vereniging met een ander, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door:
  • die [slachtoffer 1] een vuurwapen, althans een voorwerp gelijkend op een vuurwapen te tonen en dit door te laden en
  • die [slachtoffer 1] een mes te tonen en vlak bij het gezicht van voorgenoemde [slachtoffer 1] te houden;
4.
hij op 1 augustus 2024 te Drachten, tezamen en in vereniging met een ander, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door:
  • die [slachtoffer 1] meermaals (met vuist) tegen het hoofd te slaan en
  • die [slachtoffer 1] meermaals vast te pakken en een kant op te sleuren en vervolgens voorgenoemde [slachtoffer 1] op de bank te gooien en hem vervolgens meermaals met vuist tegen het hoofd te slaan en
  • die [slachtoffer 1] op een stoel te plaatsen en met de handen op de rug vast te binden.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
De eendaadse samenloop van:
Diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden;
Medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Medeplegen van mishandeling.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar waarvan 6 maanden voorwaardelijk met aftrek van de dagen doorgebracht in voorarrest en een proeftijd van 3 jaar. Aan het voorwaardelijk deel van de straf dienen te worden verbonden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht bij een strafoplegging rekening te houden met de persoon van verdachte. Verdachte is gemotiveerd voor een behandeling. De raadsvrouw heeft verzocht een groot deel van de straf
voorwaardelijk op te leggen. Met betrekking tot het geadviseerde drugs- en alcoholverbod heeft de verdediging verzocht dit te wijzigen in het meewerken aan een middelencontrole zodat verdachte bij een terugval niet direct de voorwaarde heeft overtreden.
Indien de rechtbank beslist tot een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan het voorarrest, is verzocht de voorlopige hechtenis te schorsen. Zij stelt zich op het standpunt dat de grond voor voorlopige hechtenis, de geschokte rechtsorde vanwege de verdenking van een 12-jaars feit, niet langer aanwezig is.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de rapportages van Tactus Verslavingszorg, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 1 augustus 2024 samen met een ander op klaarlichte dag een brutale woningoverval gepleegd. De verdachten hebben direct fors geweld gebruikt tegen het slachtoffer. Er is daarnaast ook nog eens gedreigd met een mes en met een vuurwapen, althans een voorwerp dat daar sprekende gelijkenis mee vertoont. De overval heeft ongeveer 25 minuten geduurd. In dit tijdsbestek hebben de verdachten het slachtoffer meegenomen zijn woning in en in zijn woning wederom mishandeld en hem op een stoel vastgebonden met een touw. Er zijn spullen van aangever weggenomen. Met het plegen van de bewezen verklaarde feiten heeft verdachte er blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor de persoonlijke integriteit, gezondheid, veiligheid en eigendommen van anderen. Het voorval vond plaats in de tuin en in de woning van het slachtoffer, een plek die bij uitstek een veilige omgeving hoort te zijn. Het is voor hem beangstigend geweest om in eigen woning op deze gewelddadige wijze te worden overvallen. Ook al zou aangever zich verwijtbaar hebben gedragen ten opzichte van de vriendin van de medeverdachte, dan vormt dat nog geen enkele rechtvaardiging voor het handelen van verdachte en de medeverdachte.
Dergelijke feiten veroorzaken ook in de samenleving gevoelens van onveiligheid en onrust.
In de adviesrapportages van Tactus Verslavingszorg, opgemaakt op 24 december 2024 en 30 januari 2025, staat onder meer opgenomen dat verdachte een kwetsbaar en belast verleden heeft. Er is sprake van verslavingsproblematiek en onbehandelde trauma gerelateerde problematiek. De psychische problematiek en de verslaving lijken elkaar in stand te houden. Behandeling zou zich op beide moeten richten. Gelet op de motivatie van verdachte, het feit dat hij hulpvragen kan formuleren, in detentie abstinent weet te blijven en de methadon fors heeft afgebouwd, wordt behandeling binnen een ambulant kader als mogelijk beschouwd. Indien dit onvoldoende blijkt te zijn, is een langdurige klinische opname met aandacht voor de onderliggende problematiek geïndiceerd. Positief is dat er sprake lijkt te zijn van enig zelfinzicht en dat verdachte verantwoordelijkheid neemt voor een deel van feiten. Verdachte heeft al lange tijd een relatie met zijn huidige vriendin en staat onder beschermingsbewind. Bij een veroordeling wordt een (deels) voorwaardelijke straf geadviseerd met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een gedragsinterventie middelengebruik, een ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een drugsverbod, een alcoholverbod en dagbesteding.
Ten aanzien van de hoogte van de op te leggen straf zal de rechtbank rekening houden met de omstandigheid dat sprake is van eendaadse samenloop van de feiten 1, 2, 3 en 4. Er is sprake van een zodanig samenhangend, zich op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex, terwijl de geschonden
regels beogen personen en goederen te beschermen, dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt.
De rechtbank heeft verder in aanmerking genomen dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor vermogensmisdrijven en overtredingen van de Wet wapens en munitie.
De rechtbank is, alles afwegend, van oordeel dat een forse onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat de aard en de ernst van de delicten door een lichtere strafrechtelijke afdoening miskend zou worden. Aan het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden verbinden die de reclassering heeft geadviseerd. De rechtbank acht -in aanmerking nemend dat de rechtbank tot bewezenverklaring van minder feiten komt dan de officier van justitie- een gevangenisstraf van 4 jaar waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met de geadviseerde bijzondere voorwaarden passend en geboden.
Met betrekking tot het drugs- en alcoholverbod is de rechtbank van oordeel dat de reclassering een verbod nodig acht om verdachte van zijn middelenverslaving af te helpen en daarmee het recidiverisico te beperken. De rechtbank zal daarom deze bijzondere voorwaarden overnemen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank wijst het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis af nu er naar het oordeel van de rechtbank de gronden voor de voorlopige hechtenis nog onverkort gelden.
Benadeelde partij
De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[slachtoffer 1] tot een bedrag van 312,54 ter vergoeding van materiële schade en 5.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[slachtoffer 2] , tot een bedrag van 370,88 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gevorderd, telkens te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de materiële schade op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] . Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsvrouw verzocht het bedrag aanzienlijk te matigen.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft de raadsvrouw zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de airtaghouders niet zijn opgenomen in de aangifte en de opgenomen vrije uren zijn niet onderbouwd. Deze posten zijn niet toewijsbaar. Met betrekking tot de gevorderde airtags en accu oplader heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
benadeelde partij [slachtoffer 1] (parketnummer 18.249149.24)
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 tot en met 4 bewezenverklaarde. De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door de verdediging is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 1 augustus 2024. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden. De rechtbank is van oordeel dat het gevorderde bedrag, te weten 5.000,- billijk is en zal dit bedrag toewijzen. De rechtbank heeft hierbij meegewogen dat de feiten zich hebben afgespeeld in de woning van de benadeelde partij, gepleegd door twee verdachten waarbij zij onder meer hebben gedreigd met een vuurwapen en de benadeelde partij ook letsel heeft opgelopen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte de strafbare feiten samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
benadeelde partij [slachtoffer 2] (parketnummer 18.304236.24)
De rechtbank acht het feit niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 55, 282, 285, 300, 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder parketnummer 18.304326.24 onder 1 en 2 en onder parketnummer 18.249149.24 onder 5 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder parketnummer 18.249149.24 onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, 9 maanden,niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaar, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarde(n):
- Veroordeelde meldt zich op afspraken met Tactus Reclassering Flevoland te Almere, hierna: de
reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak;
- Veroordeelde neemt actief deel aan de gedragsinterventie leefstijltraining of een andere
gedragsinterventie die gericht is op verslaving en middelengebruik. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
- Veroordeelde laat zich behandelen door Inforsa Forensisch Ambulante Zorg (FAZ) of een soortgelijke
zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo snel als mogelijk. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Indien door de zorgverlener noodzakelijk geacht, werkt veroordeelde mee aan de afname van diagnostiek. Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal veroordeelde zich, vrijwillig, of na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling;
- Veroordeelde verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen
door de reclassering. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- Veroordeelde gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met
urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
- Veroordeelde gebruikt geen alcohol, en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest)
om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
- Veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of
vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 1] , parketnummer 18.249149.24
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer 1] te betalen:
  • het bedrag van 5.312,54 (zegge: vijfduizend driehonderdtwaalf euro en vierenvijftig eurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 augustus 2024 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat te betalen een bedrag van 5.312,54 (zegge: vijfduizend driehonderdtwaalf euro en vierenvijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 312,54 aan materiële schade en 5.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 61 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 2] , parketnummer 18.304326.24
Verklaart de vordering van [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Spooren, voorzitter, mr. N.A. Vlietstra en mr. A. Dantuma- Hieronymus, rechters, bijgestaan door W. van Goor, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 maart 2025.
mrs. M.M. Spooren en A. Dantuma-Hieronymus zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1. Pagina 259 van het procesdossier
2 Pagina 317