ECLI:NL:RBNNE:2025:965

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 maart 2025
Publicatiedatum
17 maart 2025
Zaaknummer
23-3523 en 23-3524
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bpm-zaken en de rol van WLTP-waarden in belastingaanslagen

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, worden de beroepen van [naam] B.V. tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst behandeld. De rechtbank beoordeelt de naheffingsaanslagen in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) die aan eiseres zijn opgelegd voor de belastingjaren 2021. De inspecteur had twee naheffingsaanslagen opgelegd, waarbij hij de CO2-uitstoot van de voertuigen baseerde op de gegevens uit het kentekenregister van de RDW. Eiseres betwistte de hoogte van deze aanslagen en stelde dat de CO2-waarden op de Duitse en Bulgaarse kentekenbewijzen leidend zouden moeten zijn. De rechtbank oordeelt echter dat de gegevens uit het kentekenregister leidend zijn en dat eiseres de onjuistheid van deze gegevens bij de RDW moet aanvechten. De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd en verklaart de beroepen ongegrond. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: LEE 23/3523 en 23/3524
uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 18 maart 2025 in de zaken tussen

[naam] B.V., uit [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: drs. A. de Hoogd),
en
de inspecteur van de Belastingdienst / Centrale administratieve processen / Team Auto/BPM, de inspecteur
(gemachtigde: [naam medewerker Belastingdienst] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiseres tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 28 juni 2023.
1.1.
De inspecteur heeft aan eiseres voor belastingjaar 2021 twee naheffingsaanslagen in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) opgelegd.
1.2.
De inspecteur heeft de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard. De inspecteur heeft daarbij de naheffingsaanslagen gehandhaafd.
1.3.
De inspecteur heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft de beroepen op 4 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en namens de inspecteur [naam] , bijgestaan door [naam] .

Feiten

Zaaknummer 23/3523
2.1.
Eiseres heeft op 16 april 2021 aangifte Bpm gedaan voor een Ford Mustang
(auto I). Eiseres is daarbij uitgegaan van een CO2-uitstoot van 230 gr/km.
2.2.
Op 4 mei 2021 heeft eiseres de conform de aangifte verschuldigde Bpm van € 16.871 voldaan.
2.3.
De datum eerste toelating (DET) van auto I is 3 december 2020.
2.4.
Volgens het kentekenregister van de Dienst Wegverkeer (RDW) is de CO2-uitstoot van auto I 230 gr/km op basis van de NEDC-methode en 259 gr/km op basis van de WLTP-methode.
2.5.
Op 24 december 2021 heeft de inspecteur (na eerdere kennisgeving en mededeling) een naheffingsaanslag Bpm opgelegd van € 5.648. De inspecteur is daarbij uitgegaan van een CO2-uitstoot van 259 gr/km.
2.6.
In het dossier bevindt zich een kopie van een Duits toelatingsbewijs waarop bij rubriek V.7 staat vermeld: ‘
230’.
Zaaknummer 23/3524
3.1.
Eiseres heeft op 15 april 2021 aangifte Bpm gedaan voor een Ford Explorer
(auto II). Eiseres is daarbij uitgegaan van een CO2-uitstoot van 171 gr/km.
3.2.
Op 25 mei 2021 heeft eiseres de conform de aangifte verschuldigde Bpm van € 11.222 voldaan.
3.3.
De DET van auto II is 1 januari 2021.
3.4.
Volgens het kentekenregister van de RDW is de CO2-uitstoot van auto II 171 gr/km op basis van de NEDC-methode en 332 gr/km op basis van de WLTP-methode.
3.5.
Op 31 december 2021 heeft de inspecteur (na eerdere kennisgeving en mededeling) een naheffingsaanslag Bpm opgelegd van € 69.336. De inspecteur is daarbij uitgegaan van een CO2-uitstoot van 332 gr/km.
3.6.
In het dossier bevindt zich een kopie van een Bulgaars toelatingsbewijs waarop bij rubriek V.7 staat vermeld: ‘
171’.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt de vraag of de naheffingsaanslagen terecht en niet tot te hoge bedragen zijn opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
5. De rechtbank is van oordeel dat de naheffingsaanslagen terecht en niet tot te hoge bedragen zijn opgelegd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Is de inspecteur uitgegaan van de juiste gegevens met betrekking tot de CO2-uitstoot?
5.1.
Eiseres heeft bij het doen van aangifte aansluiting gezocht bij de waarden zoals deze staan vermeld op de toelatingsbewijzen van beide auto’s. Voor auto I staat in het daarbij behorende toelatingsbewijs volgens eiseres een CO2-uitstoot van 230 vermeld
(zie 2.6.). Voor auto II staat in het daarbij behorende toelatingsbewijs een CO2-uitstoot van 171 vermeld (zie 3.6.). Volgens eiseres kan het niet anders dan dat deze vermelde waarden wel de CO2-uitstootwaarden zijn geweest op basis van de WLTP-methode. Eiseres wijst er in dat verband op dat de DET van beide auto’s van ná 1 september 2018 is en op dat moment was het al verplicht om de CO2-uitstoot te vermelden op basis van de WLTP-methode. Alhoewel de inspecteur is uitgegaan van de gegevens uit het kentekenregister, kunnen de in het kentekenregister vermelde WLTP-waarden volgens eiseres niet werkelijk de WLTP-waarden zijn geweest.
5.2.
De inspecteur is van mening dat de gegevens zoals vermeld in het kentekenregister van de RDW juist zijn en dat hij bovendien gehouden is om die gegevens te volgen bij de berekening van de Bpm. De inspecteur heeft ter zitting verklaard kort voor de zitting nog te hebben gecontroleerd of de gegevens in het kentekenregister inmiddels zijn gewijzigd, maar dat dit niet het geval was.
5.3.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 volgt dat de CO2-uitstoot van een auto in beginsel wordt vastgesteld op een bij ministeriële regeling voorgeschreven wijze. [1] Uit de Uitvoeringsregeling op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen volgt dat de vaststelling van de CO2-uitstoot onder meer volgt uit het kentekenregister. [2] In het geval van eiseres vermeldt het kentekenregister een CO2-uitstoot van respectievelijk 259 gr/km (23/3523) en 332 gr/km (23/3524) op basis van de WLTP-methode. De rechtbank volgt de inspecteur in zijn stelling dat hij gehouden is om van de gegevens in het kentekenregister uit te gaan. Als die gegevens volgens eiseres onjuist zijn, dan is de RDW het aangewezen loket om dit aan de orde te stellen.
5.4.
De inspecteur heeft de naheffingsaanslagen berekend aan de hand van de Bpm-tabel en uitgaande van de in het kentekenregister vermelde CO2-uitstoot op basis van de WLTP-methode. De naheffingsaanslagen zijn naar het oordeel van de rechtbank niet te hoog vastgesteld. De beroepen van eiseres slagen niet.

Conclusie en gevolgen

6. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat de naheffingsaanslagen in stand blijven. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Praamstra, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Jongsma-van Helden, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 18 maart 2025.
w.g. griffier
w.g. rechter

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Locatie Arnhem, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 9 lid 13 Wet Bpm.
2.Artikel 6a lid 1 UR Bpm.