ECLI:NL:RBNNE:2025:959

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 maart 2025
Publicatiedatum
14 maart 2025
Zaaknummer
18-303489-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot doodslag en zware mishandeling van verbalisanten door verdachte

Op 14 maart 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag en zware mishandeling op twee verbalisanten. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle tenlasteleggingen wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. De zaak was ontstaan na een incident op 3 augustus 2013 in Heerenveen, waarbij de verdachte met een auto op de verbalisanten zou zijn ingereden. Tijdens de zitting op 28 februari 2025 werd duidelijk dat er cruciale vragen waren over de gang van zaken, die niet beantwoord konden worden. De rechtbank concludeerde dat er geen aanmerkelijke kans op de dood of zwaar letsel was geweest, en dat de verklaringen van de verbalisanten niet voldoende waren om tot een veroordeling te komen. De rechtbank oordeelde dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging, maar dat de bewijsvoering niet voldeed aan de eisen voor een veroordeling. De verdachte werd vrijgesproken van zowel feit 1 als feit 2, en de rechtbank benadrukte dat er geen bewijs was dat de verdachte opzettelijk had geprobeerd de verbalisanten te doden of zwaar letsel toe te brengen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18-303489-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 14 maart 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1977 te [geboorteplaats] , zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 28 februari 2025. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A. Petrescu, advocaat te Amsterdam.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. Lübbers.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij, op of omstreeks 3 augustus 2013 te Heerenveen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] (brigadier van de politie eenheid Noord-Nederland) opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (telkens),
  • met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto rijdend met een hoge snelheid (ongeveer 40 tot 50 kilometer per uur), althans met enige snelheid, is ingereden op een politieauto met daarin voornoemde [slachtoffer] en/of [slachtoffer] en/of
  • ( vervolgens) met hoge snelheid in de richting van voornoemde [slachtoffer] is gereden, welke [slachtoffer] op een afstand van drie tot vier meter stond, althans op geringe afstand van de personenauto en/of (vervolgens) die [slachtoffer] is weggesprongen om een aanrijding met de personenauto van verdachte te voorkomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 3 augustus 2013 te Heerenveen, [slachtoffer] (brigadier van de politie eenheid Noord- Nederland) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend door:
  • met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto rijdend met een hoge snelheid (ongeveer 40 tot 50 kilometer per uur), althans met enige snelheid, in te rijden op een politieauto met daarin voornoemde [slachtoffer] en [slachtoffer] en/of
  • ( vervolgens) met hoge snelheid rijdt in de richting van voornoemde [slachtoffer] , welke [slachtoffer]
op een afstand van drie tot vier meter stond, althans op geringe afstand van de
personenauto en/of (vervolgens) die [slachtoffer] is weggesprongen om een aanrijding met de personenauto van verdachte te voorkomen;
2
hij, op of omstreeks 3 augustus 2013 te Heerenveen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] (hoofdagent van de politie eenheid Noord-Nederland), opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (telkens),
  • met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto rijdend met een hoge snelheid (ongeveer 40 tot 50 kilometer per uur), althans met enige snelheid, is ingereden op een politieauto met daarin voornoemde [slachtoffer] en [slachtoffer] en/of
  • ( vervolgens) gas heeft gegeven met zijn klemgereden personenauto, waarbij voornoemde [slachtoffer] op anderhalve meter afstand voor deze personenauto stond, althans op geringe afstand, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 3 augustus 2013 te Heerenveen [slachtoffer] (hoofdagent van de politie
eenheid Noord-Nederland) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend door:
  • met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto rijdend met een hoge snelheid (ongeveer 40 tot 50 kilometer per uur), althans met enige snelheid, in te rijden op een politieauto met daarin voornoemde [slachtoffer] en [slachtoffer] en/of
  • ( vervolgens) gas geeft met zijn klemgereden personenauto, waarbij voornoemde [slachtoffer] op anderhalve meter afstand voor deze personenauto stond, althans op geringe afstand.

Ontvankelijkheid van de officier van justitie

Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de waarheidsvinding is geschaad doordat de verklaringen van de verbalisanten [slachtoffer] en [slachtoffer] in strijd met de waarheid zijn afgelegd. Daarnaast dient het onderzoek van de Rijksrecherche beschouwd te worden als inadequaat, onvolledig en niet onpartijdig. Ook is er bewust tijdgerekt om bewijsstukken kwijt te maken. Gelet hierop is er sprake van een grove en doelbewuste veronachtzaming van de belangen van verdachte.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat zij in weerwil van hetgeen de raadsvrouw heeft aangevoerd wel ontvankelijk is in de vervolging van verdachte. Zij heeft daartoe aangevoerd dat er een onafhankelijke officier van justitie op een zaak van de Rijksrecherche is gezet. Voorts is het zo dat het onderzoek van de Rijksrecherche een separaat onderzoek is, waarvan de bevindingen in beginsel geen onderdeel uitmaken van het strafdossier van verdachte. Dat deze later alsnog aan het dossier is toegevoegd maakt niet dat het Openbaar Ministerie de zaak daarmee bewust heeft gefrustreerd. Ook is er niet sprake van het liegen door verbalisanten en evenmin van het bewust tijdrekken om onderdelen van het dossier kwijt te maken. Bovendien is onterecht door de verdediging aangevoerd dat er geen Europees Arrestatiebevel (hierna: EAB) is uitgevaardigd. Het EAB is reeds in het begin van 2014 uitgezet en het was in 2020, na de DNA-hit in Denemarken, al duidelijk dat verdachte vastzat in het buitenland. Dat de naam van verdachte op het moment van het uitgaan van de EAB niet overeenkwam met de naam in het uitgezette EAB, doet daar niet aan af. Gelet op het voorgaande dient het verweer van de raadsvrouw afgewezen te worden.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat volgens vaste rechtspraak van niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie slechts sprake kan zijn in uitzonderlijke gevallen, namelijk als het verzuim daarin bestaat dat met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren een ernstige inbreuk hebben gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming en dat verdachte als een gevolg daarvan in ernstige mate in zijn rechtens te respecteren belangen is geschaad, zoals het recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak (het zogenaamde Zwolsman-criterium).
De rechtbank verwijst naar haar eerdere beslissing van 28 maart 2024 op de pro forma zitting, waarin is geoordeeld dat niet vastgesteld kan worden dat er doelbewust in strijd met de waarheid door de verbalisanten is verklaard ten tijde van het opsporingsonderzoek, of dat de belangen van verdachte op grove wijze doelbewust zijn geschaad. Ter aanvulling merkt de rechtbank op dat zij door hetgeen ter zitting van 28 februari 2025 door de verdediging hierover is aangevoerd niet tot andersluidende inzichten is gekomen, nu het aangevoerde (voor het overgrote deel) overeenkwam met hetgeen al op 28 maart 2024 is aangevoerd. De rechtbank blijft ook in deze samenstelling van oordeel dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging van verdachte en verwerpt derhalve het ontvankelijkheidsverweer.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
Feit 2
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor feit 2, aangezien verdachte niet is ingereden met de auto op verbalisant [slachtoffer] . Daarmee is er geen sprake van een poging doodslag of poging toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Van een bedreiging, het subsidiair tenlastegelegde, is evenmin sprake aangezien er in de gedragingen van verdachte geen bedreiging met enig misdrijf tegen verbalisant [slachtoffer] kan worden gezien, nu er geen reële mogelijkheid was dat verbalisant [slachtoffer] geraakt had kunnen worden door de auto.
Feit 1
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feit 1 primair tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest. Zij heeft daartoe, middels een schriftelijk requisitoir, overgelegd ter zitting, het volgende aangevoerd.
Uit de verklaringen van verbalisanten [slachtoffer] en [slachtoffer] blijkt dat verdachte met de auto (Alfa Romeo) eerst is gebotst tegen de dienstauto, waarna hij met veel gas achteruit is gereden en daarna met veel gas in de richting van [slachtoffer] is gereden. Zij dachten dat verdachte zich koste wat het kost aan de situatie wilde onttrekken en dat hij daarbij het risico nam om [slachtoffer] omver te rijden. De verklaringen van de verbalisanten worden ondersteund door het sporenonderzoek, aangezien er bandensporen op de weg zijn ontstaan toen verdachte met forse snelheid achteruit reed. Gelet op de plaats waar de hulzen zijn aangetroffen moeten de verbalisanten hebben geschoten toen de Alfa Romeo niet meer tegen de dienstauto stond. De verklaringen van de verbalisanten worden ook ondersteund door de objectieve gegevens van de meldkamergesprekken, het schotbaanonderzoek en het schotrestenonderzoek.
Verdachte is welbewust op [slachtoffer] ingereden. De kans dat hij hierdoor het leven zou laten volgt uit het feit dat hij op drie à vier meter voor de Alfa Romeo stond en dat verdachte op dat moment fors optrok. Het risico op het met het voertuig raken van vitale lichaamsdelen was aanmerkelijk met eveneens een aanmerkelijke kans op de dood. Dat verdachte deze aanmerkelijke kans op de dood heeft aanvaard is gelet op het geheel van gedragingen en het feit dat hij koste was het kost wilde ontkomen evident aanwezig. Dit betekent dat poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Standpunt van de verdediging
Feit 2
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 2, gelet op het ontbreken van een kans dat verdachte daadwerkelijk op verbalisant [slachtoffer] in had kunnen rijden. Er was bovendien totaal geen dreiging richting hem.
Feit 1
De raadsvrouw heeft primair betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1. Zij heeft daartoe, middels een digitaal overgelegde pleitnota, aangevoerd dat er geen kans aanwezig was dat verdachte [slachtoffer] zou raken met de auto. Voorwaardelijk opzet op het intreden van de dood of zwaar lichamelijk letsel kan niet bewezen worden. Bovendien worden de verklaringen van verdachte en getuige [naam] bevestigd door onafhankelijke getuigen.
De raadsvrouw heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat het inrijden van verdachte op [slachtoffer] enkel en alleen is gebeurd omdat hij in zijn arm werd geschoten, waardoor hij onwel is geworden en de controle over het stuur is verloren. Dit scenario dient eveneens tot een vrijspraak van dit feit te leiden.
Mocht de rechtbank tot een veroordeling komen heeft de raadsvrouw zich meer subsidiair op het standpunt gesteld dat moet worden volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest.
Tot slot heeft de raadsvrouw betoogd dat rekening gehouden dient te worden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, de handelswijze van de verbalisanten (het meermalen schieten) en de schade die is toegebracht aan verdachte.

Oordeel van de rechtbank

Feit 2
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 2. Uit het dossier kan niet afgeleid worden dat verdachte met een auto heeft ingereden op verbalisant [slachtoffer] , noch dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan een bedreiging.
Feit 1
De rechtbank is met de raadsvrouw van oordeel dat feit 1 niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hierbij het volgende.
Inleiding
Op 3 augustus 2013 omstreeks 4:30 uur trok een zwarte Alfa Romeo op het industrieterrein in Heerenveen de aandacht van verbalisanten [slachtoffer] en [slachtoffer] . Zij willen de bestuurder en inzittenden controleren op grond van de Wegenverkeerswet en er ontstaat een achtervolging op het moment dat de Alfa Romeo er met hoge snelheid vandoor gaat. De verbalisanten weten uiteindelijk één van de toegangswegen van het industrieterrein te blokkeren, waarna er een botsing plaatsvindt met de Alfa Romeo.
Verklaringen verbalisanten [slachtoffer] en [slachtoffer]
Verbalisant [slachtoffer] heeft verklaard dat hij de bestuurder van de dienstauto was en dat hij na de botsing is uitgestapt en in de richting van de bijrijderzijde van de Alfa Romeo is gelopen. Op dat moment reed verdachte agressief achteruit en stuurde hij de rechtervoorzijde van de auto in de richting van [slachtoffer] . Er was veel motorlawaai te horen. [slachtoffer] week uit en stapte weg naar links om te voorkomen dat hij onder de auto zou belanden. Vervolgens stond hij min of meer recht voor de auto, op een afstand van twee à drie meter. Hij hoorde dat verdachte wederom agressief gas gaf en zag dat de Alfa Romeo recht op hem afkwam. Op dat moment kon hij niks anders dan zijn vuurwapen pakken en schieten. Tijdens het schieten week hij naar links uit om te voorkomen dat de auto hem aanreed. Achteraf is gebleken dat hij negen keer heeft geschoten.
Verbalisant [slachtoffer] heeft verklaard dat hij na de botsing is uitgestapt en dat hij aan de rechterkant van de voorportier van de dienstauto is gaan staan. Zijn collega [slachtoffer] liep naar de bijrijdersportier van de Alfa Romeo. Het toerental ging omhoog en er werd veel gas door verdachte gegeven, maar de auto kwam niet vooruit. Vervolgens reed verdachte met vol vermogen en veel agressie achteruit. [slachtoffer]
liep in de richting van de Alfa Romeo, waarna de auto opeens met veel vermogen weer vooruit reed. Op dat moment zag hij dat [slachtoffer] ongeveer drie meter voor de Alfa Romeo stond. [slachtoffer] zag zich genoodzaakt om zijn vuurwapen te trekken en te schieten, met het doel om de bestuurder te stoppen en te voorkomen dat [slachtoffer] onder de Alfa Romeo belandde. Achteraf is gebleken dat hij vier keer heeft geschoten.
Verklaringen inzittenden Alfa Romeo
Verdachte heeft verklaard dat hij de bestuurder is geweest van de Alfa Romeo en dat er een botsing is ontstaan met de dienstauto van de verbalisanten. Toen de verbalisanten uitstapten begonnen zij direct met schieten op de Alfa Romeo. Verdachte hield zijn arm voor zijn hoofd en werd geraakt door een kogel. Vervolgens schakelde hij de auto in de achteruitversnelling en reed hij achteruit om aan de situatie te ontkomen. Hij zag dat er een verbalisant rechtsvoor de Alfa Romeo op de stoep stond (vanuit zijn oogpunt), op een afstand van drie of vier meter van de Alfa Romeo. Uit paniek is hij gaan rijden. De verbalisant stond niet voor de auto zodat hij niet op hem is ingereden.
Uit de verklaring van getuige [naam] blijkt dat hij als bijrijder in de Alfa Romeo zat, op de passagiersstoel. Op het moment dat verdachte achteruit reed, stapten de verbalisanten uit de dienstauto en begonnen zij direct te schieten op de Alfa Romeo. Door beide verbalisanten is geschoten waarbij [naam] in zijn rechterbeen is geraakt. Verdachte is rechts langs de dienstauto gereden (aan de bestuurderszijde) en vervolgens vooruit gereden.
Overige getuigenverklaringen
Getuige [naam] heeft verklaard dat hij op 3 augustus 2013 omstreeks 4:45 uur wakker werd door het geluid van vier of vijf schoten. Hij keek uit het raam en hoorde een auto met piepende banden wegrijden.
Uit de verklaring van getuige [naam] blijkt dat hij in dezelfde nacht omstreeks 4:40 uur wakker werd van het geluid van piepende banden. Hij hoorde een auto met piepende banden rondrijden en hoorde twee schoten en kort daarop nog eens vier schoten. Hij hoorde en zag vervolgens een auto wegrijden.
Sporenonderzoek
Uit sporenonderzoek aan het wegdek is gebleken dat niet vastgesteld kon worden wat de snelheid is geweest van de Alfa Romeo, aangezien er geen sporen op de plaats delict zijn achtergebleven van het moment dat de auto is weggereden. De bandensporen die op het wegdek zijn aangetroffen zijn ontstaan toen de Alfa Romeo achteruitreed. Ook kon de exacte plaats op de weg en de afstand van de verbalisanten ten opzichte van de Alfa Romeo aan de hand van de aangetroffen hulzen niet worden bepaald. Wel is op basis van sporenonderzoek vastgesteld dat er inschotopeningen zichtbaar waren in de Alfa Romeo en dat hieruit meerdere schootsbanen konden worden vastgesteld.
Schotrestenonderzoek
Door middel van een schotrestenonderzoek is een inschatting gemaakt wat de afstand is geweest tussen het vuurwapen en de inschoten. Hieruit volgt ten aanzien van acht inschoten dat het waarschijnlijker is dat de schootsafstand groter is geweest dan 75 centimeter, dan wanneer de schootsafstand kleiner is geweest dan 75 centimeter. Van twee inschoten, welke zich bevonden op het rechter voorspatscherm van de Alfa Romeo, is het waarschijnlijker dat de schootsafstand tussen de 25 en 75 centimeter was, dan wanneer de schootsafstand kleiner dan 25 centimeter of groter dan 75 centimeter was. Mede gelet op de overige
verklaringen in het dossier stelt de rechtbank allereerst vast dat [slachtoffer] deze inschotopeningen moet hebben veroorzaakt (gezien zijn verklaring dat hij naar links is uitgestapt) en dat de afstand tussen hem en de rechtervoorzijde van de Alfa Romeo op enig moment zeer klein moet zijn geweest.
Vrijspraak
De rechtbank merkt allereerst op dat de getuigenverklaringen van de omwonenden [naam] en [naam] summier zijn. Immers, zij hebben enkel verklaard dat zij schoten en het geluid van piepende banden hebben gehoord en dat zij een auto hebben zien rijden. Echter, de rechtbank kan daarmee niet vaststellen of de getuigen verklaren over de tenlastegelegde gedraging, namelijk het moment van het ten laste gelegde inrijden op [slachtoffer] .
Ten tweede ontbreekt er in het dossier cruciale informatie waaruit vastgesteld kan worden wat de exacte positie is geweest van verbalisant [slachtoffer] op het moment dat verdachte naar voren reed met de Alfa Romeo. Forensisch onderzoek heeft hier (ook) geen uitsluitsel over kunnen geven, aangezien niet is gebleken wat de positie van [slachtoffer] is geweest in relatie tot de schotinslagen in de Alfa Romeo. Aan de hand van de aangetroffen hulzen kan ook niet geconcludeerd worden waar de verbalisanten precies hebben gestaan toen zij op de Alfa Romeo schoten. Er kan enkel vastgesteld worden dat [slachtoffer] op enig moment op zeer korte afstand van de rechtervoorzijde (het rechter spatscherm) van de Alfa Romeo moet hebben gestaan, getuige de resultaten van het schotrestenonderzoek. Echter, niet kan worden vastgesteld of de Alfa Romeo op het moment van het ontstaan van deze inschotopeningen stilstond, voor- of achteruit reed. De voor de bewijsvraag fundamentele vraag wat de positie van [slachtoffer] is geweest in relatie tot de inschotopeningen blijft daarmee onduidelijk.
Voor het scenario dat [slachtoffer] recht voor de Alfa Romeo moet hebben gestaan bevat het dossier geen aanvullende bewijsmiddelen, nu uit sporenonderzoek aan de Alfa Romeo is gebleken dat er geen schootsbaan is vastgesteld die erop zou kunnen wijzen dat [slachtoffer] aan de voorzijde van de Alfa Romeo moet hebben gestaan toen hij op de auto schoot. Daar komt bij dat een substantieel deel van de afgevuurde kogels door [slachtoffer] in de zij- en achterkant van de Alfa Romeo is terechtgekomen (twee kogels in het rechter voorportier en vier kogels in de rechter achterzijde).
De rechtbank merkt in dit verband nog op dat [slachtoffer] in zijn aangifte en bij de rechter-commissaris verklaart dat hij naar links kon uitstappen. Dat was kennelijk voldoende om naast de (voorbijrijdende) auto te komen en uit die verklaring valt niet af te leiden dat hij op korte afstand voor de auto stond.
Ook is uit onderzoek niet gebleken wat de snelheid van de Alfa Romeo was bij het wegrijden. De bandensporen die daar iets over zouden kunnen zeggen zijn van het achteruit rijden en dus daarvoor niet bruikbaar. Informatie over de snelheid is onmisbaar bij het beantwoorden van de vraag of er een aanmerkelijke kans is geweest dat verbalisant [slachtoffer] (dodelijk) zou worden geraakt met het voertuig.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat het dossier cruciale vragen oproept die niet (meer) beantwoord kunnen worden. Dit alles maakt het voor de rechtbank niet mogelijk vast te stellen wat de gang van zaken is geweest en of er een aanmerkelijke kans op de dood of zwaar letsel is geweest. Deze conclusie brengt mee dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder feit 1 primair en subsidiair tenlastegelegde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 en 2 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. H.C.L. Vreugdenhil en mr. C. Krijger, rechters, bijgestaan door mr. S.J. Boersma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 maart 2025.
Mr. M. Brinksma en mr. C. Krijger zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.