ECLI:NL:RBNNE:2025:931

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 maart 2025
Publicatiedatum
13 maart 2025
Zaaknummer
18.323578.24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor herhaaldelijke diefstal en verduistering met bijzondere voorwaarden

Op 13 maart 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die herhaaldelijk schuldig is bevonden aan diefstal en verduistering. De verdachte, geboren in 1983, heeft na een eerdere veroordeling opnieuw een reeks diefstallen gepleegd, kort nadat haar voorlopige hechtenis was geschorst. De rechtbank heeft een gevangenisstraf opgelegd van 288 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Bij de voorwaardelijke straf zijn bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht, ambulante behandeling, dagbesteding, en meewerken aan schuldhulpverlening. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere diefstallen, waarbij zij gebruik maakte van valse sleutels en pinpassen die niet aan haar toebehoorden. De rechtbank heeft de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken van enkele feiten wegens gebrek aan bewijs. De officier van justitie had veroordeling gevorderd voor alle ten laste gelegde feiten, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak van enkele feiten. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte zwaar laten meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18-323578-24
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18-313083-24
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18-293080-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 13 maart 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboorte datum] 1983 te [geboorte plaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 27 februari 2025.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.H. Veltkamp, advocaat te Groningen. Het Openbaar Ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Mous.

Tenlastelegging

Parketnummer 18-323578-24
Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1
zij in de periode van 2 oktober 2024 tot en met 3 oktober 2024 te Veendam,
  • een fiets,
  • een bankpas, en/of
  • een geldbedrag (in totaal 150,00),
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat geldbedrag onder haar bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door met de door haar weggenomen bankpas te pinnen;
2
zij op of omstreeks 27 september 2024 te Veendam, opzettelijk
  • een elektrische fiets,
  • een laptoptas, en/of
  • een portemonnee,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had,
immers had zij die elektrische fiets en/of laptoptas geleend, en/of heeft zij die portemonnee per ongeluk meegenomen of had zij die portemonnee onder zich nadat een ander deze vervreemd had en wilde zij deze teruggeven, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
3
zij op of omstreeks 5 oktober 2024 te Veendam,
  • een laptop,
  • een beeldscherm, en/of
  • shag,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4
zij in de periode van 4 oktober 2024 tot en met 7 oktober 2024 te Veendam,
  • een portemonnee met inhoud, waaronder een bankpas, en/of
  • een geldbedrag (in totaal 98,08),
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander
toebehoorde (n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat geldbedrag onder haar bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door met de door verdachte weggenomen bankpas te pinnen;
5
zij op of omstreeks 7 oktober 2024 te Veendam, een fiets (van het merk Altec Manta), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde (n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Parketnummer 18-313083-24
Aan verdachte is, na nadere omschrijving en mondelinge aanvulling van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1
zij op of omstreeks 21 september 2024 te Veendam
  • een portemonnee,
  • een pinpas, en/of
  • een rijbewijs,
in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
zij op of omstreeks 21 september 2024 te Veendam een geldbedrag (te weten 79,70), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen geldbedrag onder haar bereik heeft gebracht
door middel van een valse sleutel, door zonder toestemming te pinnen met de pinpas van die [slachtoffer 5] ;
3
zij op of omstreeks 22 september 2024 te Veendam, in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten [adres] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond,
- 20,-,
  • vijf tubes tandpasta,
  • een pet,
  • een fles ranja,
  • een paspoorthouder,
  • een portemonnee,
  • betaalpassen,
  • een identiteitskaart,
  • een rijbewijs, en/of
  • een OV-chipkaart,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goederen onder haar bereik heeft gebracht door middel van
braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel, door zonder toestemming de sleutel van de woning van die [slachtoffer 6] te gebruiken;
4
zij in de periode van 28 augustus 2024 tot en met 28 september 2024 te Veendam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
  • een tas (Ted Baker),
  • een tas (Michael Kors),
  • een jas,
  • een navigatiesysteem (TomTom)
  • een identiteitsbewijs,
  • een rijbewijs, en/of
  • een chauffeurspas,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 7] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5
zij op of omstreeks 28 september 2024 te Veendam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
  • een laptop, en/of
  • een telefoon,
in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 8] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
Parketnummer 18-323578-24
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feiten 1, 2, 3, 4 en 5, gelet op de aangifte, de bekennende verklaring van verdachte, het proces-verbaal van bevindingen waarin beschreven staat dat er meerdere weggenomen goederen zijn aangetroffen in de woning van verdachte en de beschrijving van de beelden waarop te zien is dat verdachte gebruik maakt van de weggenomen fiets en pinpas. Ten aanzien van de onder feit 1 ten laste gelegde diefstal van een fiets heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd vanwege het ontbreken van wettig bewijs.
Parketnummer 18-313083-24
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feiten 1, 2, 3, 4 en 5, gelet op de aangifte, de bekennende verklaring van verdachte en het proces-verbaal waarin de beelden worden beschreven waarop te zien is dat verdachte heeft gepind met de gestolen pinpas. Ten aanzien van feit 5 heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte heeft verklaard dat zij met medeverdachte had afgesproken om met hem mee te gaan met het doel goederen uit autos mee te nemen om hier gezamenlijk van te kunnen profiteren, waardoor de diefstal in vereniging is gepleegd.
Standpunt van de verdediging
Parketnummer 18-323578-24
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte partieel moet worden vrijgesproken van feiten 1, 2 en 3. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de fiets van haar zoon heeft gestolen, aangezien zij deze zelf heeft aangeschaft en met medeweten van haar zoon regelmatig gebruikt. Wat betreft de weggenomen elektrische fiets, laptop en shag, voert zij aan dat deze goederen door een ander zijn meegenomen. Aangezien het dossier geen wettig bewijs bevat dat verdachte deze goederen heeft weggenomen en medeplegen niet ten laste is gelegd, moet vrijspraak voor deze diefstallen volgen.
Met betrekking tot het overige ten laste gelegde heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat deze feiten bewezen kunnen worden.
Parketnummer 18-313083-24
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder feit 5 ten laste gelegde. Zij voert aan dat verdachte weliswaar aanwezig was tijdens de diefstal, maar dat een ander de feitelijke wegnemingshandeling heeft verricht. Omdat medeplegen niet ten laste is gelegd en verdachte de goederen pas na de diefstal in bezit heeft gekregen, zou er mogelijk sprake kunnen zijn van heling. Dit betekent dat vrijspraak voor de ten laste gelegde diefstal dient te volgen.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de overige ten laste gelegde feiten op het standpunt gesteld dat deze feiten bewezen kunnen worden.
Het oordeel van de rechtbankParketnummer 18-323578-241
Partiële vrijspraak
Met betrekking tot feiten 1 en 3 overweegt de rechtbank dat het dossier geen wettig en overtuigend bewijs bevat waaruit blijkt dat verdachte de onder feit 1 ten laste gelegde diefstal van een fiets en de onder feit 3 ten laste gelegde diefstal van een laptop en shag heeft gepleegd.
Wat betreft de fiets van haar zoon heeft verdachte verklaard dat zij deze zelf heeft aangeschaft, regelmatig met medeweten van haar zoon heeft gebruikt en dat haar zoon daarnaast nog een andere fiets heeft die hij gebruikt. Van het wegnemen van een fiets is daarom geen sprake.
Verdachte ontkent daarnaast betrokken te zijn geweest bij het wegnemen van de laptop en shag, en deze goederen zijn niet in haar woning aangetroffen.
De rechtbank zal verdachte daarom partieel vrijspreken van de onder feit 1 ten laste gelegde diefstal van een fiets en onder feit 3 ten laste gelegde diefstal van een laptop en shag.
Bewezenverklaring
De verdachte heeft bekend dat zij de onder feiten 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd, zoals hierna blijkt uit de bewezenverklaring. Door of namens haar is niet om vrijspraak van deze feiten bepleit. De rechtbank volstaat, op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering (verder: Sv), daarom met een opgave van de bewijsmiddelen zonder de inhoud ervan weer te geven.
Feit 1
De aangifte van [slachtoffer]2 en de bekennende verklaring van verdachte.3
Feit 2
De aangifte van [slachtoffer 2]4 en de bekennende verklaring van verdachte.5
Feit 3
De aangifte van [slachtoffer 2]6 en de bekennende verklaring van verdachte7.
Feit 4
De aangifte van [slachtoffer 3]8 en de bekennende verklaring van verdachte9.
Feit 5
De aangifte van [slachtoffer 4]10 en de bekennende verklaring van verdachte11.
Parketnummer 18-313083-2412
De verdachte heeft bekend dat zij de onder feiten 1, 2, 3, en 4 ten laste gelegde feiten heeft gepleegd, zoals hierna blijkt uit de bewezenverklaring. Door of namens haar is niet om vrijspraak van deze feiten bepleit. De rechtbank volstaat, op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Sv, daarom met een opgave van de bewijsmiddelen zonder de inhoud ervan weer te geven.
Feit 1
De aangifte van [slachtoffer]13 en de bekennende verklaring van verdachte.14
Feit 2
De aangifte van [slachtoffer]15, de beschrijving van de camerabeelden16 en de bekennende verklaring van verdachte.17
Feit 3
De aangifte van [slachtoffer 6]18 en de bekennende verklaring van verdachte19.
Feit 4
De aangifte van [slachtoffer 7]20 en de bekennende verklaring van verdachte21.
Ten aanzien van feit 5
De rechtbank stelt op grond van het dossier en hetgeen ter zitting is besproken de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 28 september 2024 heeft aangever [slachtoffer 8] zijn auto geparkeerd aan de [adres] te Veendam. In de auto liggen de laptop en werktelefoon van aangever.22 Getuige [getuige] ziet een man en een vrouw bij de auto staan. De vrouw doet de deur van de auto open en pakt hier een grijze laptop uit. Getuige [getuige] heeft daarop aangebeld bij de buren. De buurman heeft vervolgens de vrouw vastgehouden tot de politie haar heeft meegenomen.23 Verdachte heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat zij een telefoon uit de auto heeft gehaald.24 Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat medeverdachte wel eens bij haar thuis kwam en dat hij haar had verteld dat hij vaker spullen uit openstaande autos haalde. Verdachte had afgesproken met medeverdachte dat zij met hem mee zou gaan op zoek naar niet afgesloten autos. Het was de bedoeling dat er goederen gestolen zouden worden en van de opbrengst zouden zij samen gaan gebruiken.25
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Voor bewezenverklaring van medeplegen is niet vereist dat iedere betrokkene een specifieke handeling heeft verricht.
Uit de bewijsmiddelen blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat zowel verdachte als haar medeverdachte een actieve rol hebben gespeeld in het feitencomplex. Voorafgaand aan de diefstal gaf medeverdachte aan dat hij eerder goederen uit openstaande autos had gehaald en vroeg hij aan verdachte of zij mee wilde. Samen fietsten zij langs een auto, waarbij medeverdachte controleerde of deze ontgrendeld was. Verdachte nam vervolgens de laptop uit de auto en hield deze vast. Ook de iPhone werd door verdachte weggenomen. Het gezamenlijke doel was om de goederen te verkopen en van de opbrengst verdovende middelen te kopen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan de wijze waarop verdachte betrokken is geweest bij de diefstal worden aangemerkt als een bewuste en nauwe samenwerking met de medeverdachte. Haar bijdrage aan het feit is daarmee van voldoende gewicht om van medeplegen te kunnen spreken.
Concluderend acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat tussen verdachte en medeverdachte van een dusdanige nauwe en bewuste samenwerking sprake is geweest, dat kan worden bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan diefstal tezamen en in vereniging gepleegd.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht feiten 1, 2, 3, 4 en 5 onder parketnummer 18-323578-24 en feiten 1, 2, 3, 4 en 5 onder parketnummer 18-313083-24 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
Parketnummer 18-323578-24
1
zij in de periode van 2 oktober 2024 tot en met 3 oktober 2024 te Veendam,
  • een bankpas, en
  • een geldbedrag in totaal 150,00,
die geheel aan [slachtoffer] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat geldbedrag onder haar bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door met de door haar weggenomen bankpas te pinnen;
2
zij op 27 september 2024 te Veendam, opzettelijk
  • een elektrische fiets,
  • een laptoptas, en
  • een portemonnee,
geheel toebehorende aan [slachtoffer 2] , e, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had,
immers had zij die elektrische fiets en laptoptas geleend, en heeft zij die portemonnee per ongeluk meegenomen en wilde zij deze teruggeven, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
3
zij op 5 oktober 2024 te Veendam,
- een beeldscherm
die geheel aan [slachtoffer 2]
toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4
zij in de periode van 4 oktober 2024 tot en met 7 oktober 2024 te Veendam,
  • een portemonnee met inhoud, waaronder een bankpas, en
  • een geldbedrag in totaal 98,08,
die geheel aan [slachtoffer 3]
toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat geldbedrag onder haar bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door met de door verdachte weggenomen bankpas te pinnen;
5
zij op 7 oktober 2024 te Veendam, een fiets van het merk Altec Mantadie geheel aan [slachtoffer 4] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Parketnummer 18-313083-24
1
zij omstreeks 21 september 2024 te Veendam
  • een portemonnee,
  • een pinpas, en
  • een rijbewijs,
in elk geval enig goed,
die geheel aan [slachtoffer 5] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
zij op 21 september 2024 te Veendam een geldbedrag te weten 79,70 dat geheel aan [slachtoffer 5] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen geldbedrag onder haar bereik heeft gebracht
door middel van een valse sleutel, door zonder toestemming te pinnen met de pinpas van die [slachtoffer 5] ;
3
zij op 22 september 2024 te Veendam, in een woning, te weten [adres] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond,
- 20,-,
  • vijf tubes tandpasta,
  • een pet,
  • een fles ranja,
  • een paspoorthouder,
  • een portemonnee,
  • betaalpassen,
  • een identiteitskaart,
  • een rijbewijs en
  • een OV-chipkaart,
die geheel of ten dele aan [slachtoffer 6] toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door zonder toestemming de sleutel van de woning van die [slachtoffer 6] te gebruiken;
4
zij in de periode van 28 augustus 2024 tot en met 28 september 2024 te Veendam, tezamen en in vereniging met een ander
  • een tas (Ted Baker),
  • een tas (Michael Kors),
  • een jas,
  • een navigatiesysteem (TomTom)
  • een identiteitsbewijs,
  • een rijbewijs, en
  • een chauffeurspas,
die geheel aan [slachtoffer 7] en [slachtoffer 7] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5
zij op 28 september 2024 te Veendam, tezamen en in vereniging met een ander
  • een laptop, en
  • een telefoon,
die geheel aan [slachtoffer 8] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Parketnummer 18-323578-24
diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
verduistering;
diefstal;
diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
diefstal.
Parketnummer 18-313083-24
diefstal;
diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
diefstal in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt;
4. diefstal door twee of meer verenigde personen;
5. diefstal door twee of meer verenigde personen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feiten 1, 2, 3, 4 en 5 onder parketnummer 18-323578-24 en feiten 1, 2, 3, 4 en 5 onder parketnummer 18-313083-24 wordt
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 108 dagen en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 3 jaren met de voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, gelijk aan de eis van officier van justitie, gepleit voor een gevangenisstraf gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met de voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
Oordeel van de rechtbank
Algemeen
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de rapportages van de reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich herhaaldelijk schuldig gemaakt aan diefstal en verduistering van goederen, waarbij zij onder meer gebruik heeft gemaakt van pinpassen die niet aan haar toebehoorden. Voor deze feiten heeft zij in voorlopige hechtenis verbleven. Kort nadat deze voorlopige hechtenis werd geschorst, heeft zij opnieuw een reeks diefstallen gepleegd, deels in vereniging. Bovendien heeft zij deze feiten begaan terwijl zij nog in de proeftijd liep van een eerdere veroordeling. Dit laat zien dat eerdere sancties haar niet hebben weerhouden van nieuw strafbaar gedrag. De rechtbank rekent haar dit zwaar aan.
Door haar handelen heeft verdachte niet alleen materiële schade en overlast veroorzaakt voor de direct betrokkenen, maar ook blijk gegeven van een structureel gebrek aan respect voor andermans eigendommen en de rechtsorde in het algemeen. Ondanks eerdere confrontaties met justitie, heeft zij zich wederom schuldig gemaakt aan strafbare feiten. Dit duidt op een zorgwekkend patroon van recidive en een afwezigheid van gedragsverandering, waarbij haar handelen kennelijk voornamelijk werd ingegeven door haar verslaving en de daarmee gepaard gaande behoefte aan financiële middelen.
Persoon van dader
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport van Reclassering Nederland van 23 januari 2025. De deskundige concludeert onder meer dat bij verdachte sprake is van forse verslavingsproblematiek en dat zij geregeld terugvalt in drugsgebruik. Hierbij speelt ook haar negatief sociaal netwerk een rol. Er is regelmatig contact met verslavingszorg en verdachte heeft meerdere trajecten en klinische opnames doorlopen. Desondanks is het verdachte niet gelukt om abstinent te blijven. De deskundige merkt de zoon van verdachte aan als beschermende factor; hij is haar motivatie om een drugsvrij leven te willen leiden.
Verdachte wordt ongeveer drie jaar begeleid door de reclassering en dit verloopt moeizaam. Verdachte conformeert zich moeizaam aan afspraken, met name wanneer zij terugvalt in drugsgebruik. Een eerder opgelegd behandeltraject is hierdoor gestagneerd. Verdachte bagatelliseerde haar gebruik en had een dreigende houding ten opzichte van de behandelaren toen zij instanties wilden inlichten over haar drugsgebruik ten behoeve van de veiligheid van haar minderjarige zoon. De behandeling is daarop negatief beëindigd en verdachte is aangemeld bij VNN voor een tweede kans. Dit traject bevond zich nog in de startende fase.
Er is sprake van enige stabiliteit op het gebied van zelfstandige huisvesting en bewindvoering.
De reclassering acht de kans op herhaling hoog en het risico op letsel wordt daarbij ingeschat als laag. Omdat het reclasseringstoezicht moeizaam verloopt, schat de deskundige het risico op onttrekking aan de voorwaarden in als hoog.
Bij het opleggen van een straf adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met de bijzondere voorwaarden: meldplicht, ambulante behandeling, middelencontrole, meewerken aan schuldhulpverlening, dagbesteding en zich houden aan de afspraken en aanwijzingen van jeugdzorg.
Op te leggen straf
De rechtbank is van oordeel dat oplegging van een vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat de aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde door afdoening met een lichtere strafmodaliteit dan een gevangenisstraf miskend zouden worden.
De rechtbank is van oordeel dat, alles overwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstaf voor de duur van 108 dagen en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen passend en geboden is, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht Gelet op de aard en ernst van de bewezenverklaarde en de persoon van verdachte, stelt de rechtbank de proeftijd op 3 jaren en verbindt aan de voorwaardelijke straf de door de reclassering geadviseerde voorwaarden. Daarnaast legt de rechtbank aan verdachte een taakstraf op voor de duur van 80 uren. De rechtbank acht oplegging van de taakstraf naast de gevangenisstraf nodig, gelet op de hoeveelheid vermogensdelicten die verdachte heeft gepleegd en het feit dat verdachte meteen na schorsing van de voorlopige hechtenis de fout in is gegaan.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[slachtoffer 2] , tot een bedrag van 3.762,21 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[slachtoffer 3] , tot een bedrag van 256,11 ter vergoeding van materiële schade en 500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[slachtoffer 4] , tot een bedrag van 106,60 ter zake van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
[slachtoffer 2]
De officier van justitie acht de vordering voldoende onderbouwt en heeft de volledige toewijzing gevorderd.
[slachtoffer 3]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering ten aanzien van de materiële schade toewijsbaar is. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de officier van justitie gevorderd dat de benadeelde partij in zijn vordering niet ontvankelijk dient te worden verklaard, aangezien de vordering niet onderbouwd is.
[slachtoffer 4]
De officier van justitie acht de vordering voldoende onderbouwt en heeft de volledige toewijzing gevorderd.
Standpunt van de verdediging
[slachtoffer 2]
Gelet op de door haar bepleite vrijspraak, heeft de raadsvrouw primair betoogd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering. Subsidiair heeft zij aangevoerd dat de vordering moet worden gematigd, nu hierin de aanschafwaardes zijn opgenomen zonder rekening te houden met afschrijvingspercentages.
[slachtoffer 3]
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering ten aanzien van de materiële schade voldoende onderbouwd en toewijsbaar is. Gelet op het ontbreken van een onderbouwing dient de benadeelde partij ten aanzien van de immateriële schade in zijn vordering niet ontvankelijk te worden verklaard.
[slachtoffer 4]
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in haar vordering niet ontvankelijk dient te worden verklaard omdat de vordering onvoldoende onderbouwd is. De benadeelde partij stelt dat zij een halve vrije dag heeft moeten opnemen vanwege de diefstal van de fiets van haar zoon. Uit de vordering blijkt echter niet waarom zij een halve dag vrij heeft moeten nemen.
Oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 2]
De rechtbank is dan oordeel dat, mede in het licht van de gemotiveerde betwisting, de benadeelde partij onvoldoende heeft onderbouwd dat hij de gestelde materiële schade van de E-bike daadwerkelijk heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. Ten aanzien van de gevorderde schadevergoeding voor de laptop acht de rechtbank het feit waaruit de schade is ontstaan niet bewezen. De benadeelde partij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De rechtbank is voorts van oordeel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in zijn vordering met betrekking tot de E-bike oplader, aangezien de diefstal hiervan niet aan verdachte ten laste is gelegd.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde materiële schade heeft geleden ten aanzien van het weggenomen legitimatiebewijs en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18-323578-24 onder feit 2 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 27 september 2024. Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
[slachtoffer 3]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde materiële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18-323578-24 onder feit 4 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 7 oktober 2024. Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
Ten aanzien van de immateriële schade acht de rechtbank de vordering in het licht van de gemotiveerde betwisting onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij zal dan ook ten aanzien van de immateriële schade in zijn vordering niet ontvankelijk worden verklaard.
[slachtoffer 4]
De rechtbank is dan oordeel dat, mede in het licht van de gemotiveerde betwisting, de benadeelde partij onvoldoende heeft onderbouwd dat zij de gestelde materiële schade, in de vorm van gederfd inkomen, daadwerkelijk heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. Daarom zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk vonnis van 15 februari 2022 van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Noord- Nederland te Groningen is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 136 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. De proeftijd is ingegaan op 2 maart 2022. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen. De officier van justitie heeft bij vordering van 30 januari 2025 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de tenuitvoerlegging van de vordering na voorwaardelijke veroordeling op dit moment niet opportuun is. Daarom heeft hij gevorderd de proeftijd
met één jaar te verlengen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit de vordering tot tenuitvoerlegging en verlenging van de proeftijd af te wijzen. Zij heeft aangevoerd dat verlenging van de proeftijd geen meerwaarde heeft, aangezien verdachte opnieuw bijzondere voorwaarden opgelegd zal krijgen. Daarnaast heeft zij betoogd dat de veroordeling waarop de vordering betrekking heeft, ziet op andersoortige feiten dan de huidige verdenkingen.
Oordeel van de rechtbank
Nu veroordeelde de bewezenverklaarde feiten heeft begaan voor het einde van de proeftijd, kan de vordering in beginsel worden toegewezen. Gelet op hetgeen ter terechtzitting is behandeld, ziet de rechtbank aanleiding om te volstaan met verlenging van de proeftijd voor de duur van één jaar.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 47, 57, 310, 311 en 321 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder parketnummer 18-323578-24 onder feiten 1, 2, 3, 4 en 5 en onder parketnummer 18-
313083-24 onder feiten 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 288 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 180 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
drie jaren, de hierna te noemen voorwaarden
niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarde(n):
Veroordeelde meldt zich uiterlijk binnen twee dagen bij Reclassering Nederland op het adres [adres] . Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
Veroordeelde laat zich behandelen door VNN of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling;
Veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
Veroordeelde werkt indien nodig mee aan het aflossen van haar schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in haar financiën en schulden;
Veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Veroordeelde houdt zich aan de gemaakte afspraken met JB Noord ten behoeve van de begeleiding van haar zoon.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.

een taakstraf voor de duur van 80 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 40 dagen zal worden toegepast.
Heft op de geschorste bevelen tot voorlopige hechtenis in de zaken met parketnummers 18-323578-24 en
.
Ten aanzien van 18-323578-24 feit 2
Wijst de vordering van de
benadeelde partij [slachtoffer 2]toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan
[slachtoffer 2]te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 27 september 2024 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van
[slachtoffer 2]aan de Staat te betalen een bedrag van 90,00 (zegge:
negentig euro) aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 september 2024 tot de dag van algehele voldoening.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 1 dag kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van 18-323578-24 feit 4
Wijst de vordering van de
benadeelde partij [slachtoffer 3]toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte aan
[slachtoffer 3]te betalen:
  • het bedrag van 256,11 (zegge:
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 oktober 2024 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van
[slachtoffer 3]aan de Staat te betalen een bedrag van 256,11 (zegge:
tweehonderdzesenvijftig euro en elf cent) aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 oktober 2024 tot de dag van algehele voldoening.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 5 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van 18-323578-24 feit 5
Verklaart de
vordering van [slachtoffer 4]niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18.293080-21:

Verlengt de in het vonnis van de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen van 15 februari 2022 vastgestelde proeftijd met één jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Nieuwenhuis, voorzitter, mr. J.V. Nolta en mr. S.R. Huisman, rechters, bijgestaan door mr. E.A. Gaastra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 maart 2025.
Mr. S.R. Huisman en mr. E.A. Gaastra zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1. Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpaginas, zijn dit paginas uit het dossier van de politie
Eenheid Noord-Nederland met proces-verbaalnummer PL0100-2024274990, doorgenummerd 1 tot en met
148. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, opgemaakt proces-verbaal.
2 Pagina 62.
3 De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 27 februari 2025.
4 Pagina 50.
5 De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 27 februari 2025.
6 Pagina 50.
7 De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 27 februari 2025.
8 Pagina 41.
9 De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 27 februari 2025.
10 Pagina 36.
11 De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 27 februari 2025.
12 Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpaginas, zijn dit paginas uit het dossier van de politie
Eenheid Noord-Nederland met proces-verbaalnummer PL0100-2024265720, doorgenummerd 1 tot en met
109. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, opgemaakt proces-verbaal.
13 Pagina 9.
14 De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 27 februari 2025.
15 Pagina 9.
16 Pagina 15.
17 De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 27 februari 2025.
18 Pagina 47.
19 De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 27 februari 2025.
20 Pagina 43.
21 De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 27 februari 2025.
22 Paginas 20 en 21.
23 Pagina 27.
24 Proces-verbaal verhoor van verdachte bij de rechter-commissaris op 1 oktober 2024.
25 De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 27 februari 2025.