ECLI:NL:RBNNE:2025:929

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 maart 2025
Publicatiedatum
13 maart 2025
Zaaknummer
18.187870.24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging zware mishandeling en mishandeling met recidive en verslavingsproblematiek

Op 13 maart 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Groningen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag en mishandeling. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 7 juni 2024, waarbij de verdachte met een mes een slachtoffer in het bovenbeen stak. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een aanmerkelijke kans op de dood, waardoor de verdachte werd vrijgesproken van poging doodslag. Echter, de rechtbank concludeerde dat de verdachte wel degelijk opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, wat leidde tot een veroordeling voor poging zware mishandeling. Daarnaast was er een eerdere veroordeling voor soortgelijke feiten, wat de recidive van de verdachte onderstreepte. De rechtbank hield rekening met de verslavingsproblematiek van de verdachte en haar verminderde toerekeningsvatbaarheid, wat resulteerde in een gevangenisstraf van 14 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor behandeling en toezicht door de reclassering. De rechtbank heeft ook een vordering na voorwaardelijke veroordeling toegewezen, gezien de verdachte zich niet aan de voorwaarden had gehouden van een eerdere veroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18.187870.24
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18.071538.24
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18.144546.23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 13 maart 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboorte datum] 1984 te [geboorte plaats] , wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 27 februari 2025.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E.P. Groot, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H. J. Mous.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
parketnummer 18.187870.24
zij op of omstreeks 7 juni 2024 te Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet
  • naar die [slachtoffer] is toegelopen en/of
  • die [slachtoffer] met een scherp en/of puntig voorwerp en/of een mes (met kracht) in zijn (boven)been althans in het lichaam heeft gestoken en/of
  • daarbij heeft gezegd: ”Je weet niet wie ik ben.” en/of woorden van soortgelijke aard en/of strekking terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 7 juni 2024 te Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet
  • naar die [slachtoffer] is toegelopen en/of
  • die [slachtoffer] met een scherp en/of puntig voorwerp en/of een mes (met kracht) in zijn (boven)been althans in het lichaam heeft gestoken en/of
  • daarbij heeft gezegd: ”Je weet niet wie ik ben.” en/of woorden van soortgelijke aard en/of strekking terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
parketnummer 18.071538.24
zij op of omstreeks 20 november 2023, te Groningen, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door (met kracht en/of hard) aan het haar/de haren van die [slachtoffer 2] te trekken.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder parketnummer 18.187870.24 primair ten laste gelegde gelet op de plek in het lichaam waar het slachtoffer met het mes is geraakt, namelijk in het bovenbeen.
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder parketnummer 18.187870.24 subsidiair ten laste gelegde en het onder parketnummer 18.071538.24 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte van het onder parketnummer 18.187870.24 primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Het subsidiair ten laste gelegde kan wel bewezen worden.
De raadsman heeft met betrekking tot het onder parketnummer 18.071538.24 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
parketnummer 18.187870.24
Uit de hierna opgenomen bewijsmiddelen volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte het slachtoffer heeft gestoken met een scherp voorwerp.
poging doodslag
De officier van justitie en de verdediging hebben zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde, een poging doodslag, niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. De rechtbank komt eveneens tot deze conclusie. Onder de gegeven omstandigheden is er bij het steken met een scherp voorwerp in het bovenbeen van het slachtoffer naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een aanmerkelijke kans op de dood. De rechtbank betrekt daarbij dat verdachte, gelet op de aangifte, een stekende beweging in de richting van het bovenbeen heeft gemaakt en het slachtoffer geraakt heeft 10 centimeter boven de knieschijf. Er zijn geen vitale lichaamsdelen geraakt, noch hadden die geraakt kunnen worden. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het primair ten laste gelegde.
poging zware mishandeling
Voor een bewezenverklaring van een poging tot zware mishandeling is vereist dat verdachte opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel heeft gehad. De rechtbank stelt voorop dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte vol opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer had.
De rechtbank stelt wel vast dat verdachte voorwaardelijk opzet had. In het bovenbeen zitten kwetsbare pezen en spieren. De kans op zwaar lichamelijk letsel is bij het steken met een scherp voorwerp in het bovenbeen dan ook aanmerkelijk. Door met kracht in het bovenbeen van aangever te steken heeft verdachte die kans ook bewust aanvaard.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 8 juni 2024, opgenomen op pagina 28 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2024151373 d.d. 24 juni 2024, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Pleegdatum: Tussen vrijdag 7 juni 2024 om 23:05 uur en zaterdag 8 juni 2024 om 00:01 uur.
Het was gisteravond, omstreeks 23.00 uur. Ik was bij het stadsstrand aan de [adres] in Groningen. Terwijl wij nog in discussie waren kwam [verdachte] naar mij toelopen. Ze stond eerst ongeveer vijf meter van mij vandaan. Ik zag dat zij gelijk naar mij uithaalde. Ik stond op dat moment. Bleek dat zij in één beweging met een mes in mijn linker bovenbeen stak. Zij deed dat met kracht want ik voelde het mes diep in mijn bovenbeen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 8 juni 2024, opgenomen op pagina 34 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige] :
Mijn vriend [slachtoffer] is gestoken door [verdachte] . Ik was 7 juni 2024, omstreeks 23.30 uur op het strandje aan de DOT in Groningen aan de [adres] . Ik zag dat [verdachte] op stond en [slachtoffer] een
(1) keer met een mes in zijn linker bovenbeen stak. Ik zag dat het begon te bloedden.
3. Een schriftelijk bescheid, te weten een rapport van GGD Groningen d.d. 8 juni 2024, opgesteld door dr.
J. Broer, forensisch arts KNMG, voor zover inhoudend:
Naam client: [slachtoffer] Voornaam [slachtoffer]
Geboortedatum [geboorte datum] -1995
Objectief: voorzijde rechter bovenbeen 10 cm boven knieschijf een gehechte rechtlijnig scherp begrensde snijwond. Twee hechtingen.
parketnummer 18.187870.24
De rechtbank is van oordeel dat op grond van na te noemen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van [slachtoffer 2] .
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 27 november 2023, opgenomen op pagina 5 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2023311029 d.d. 29 februari 2024, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] :
Ik ben medewerker van het [instelling] aan de [adres] te Groningen. Op maandag 20 november 2023, omstreeks 11:00 uur, was ik aan het werk. Ik zag dat, de
mij bekende, [verdachte] , binnen kwam. Op een gegeven moment zag ze kans om mij bij mijn haren te pakken en ik voelde dat ze hard aan mijn haren trok. Dit veroorzaakte meteen een scherpe pijn.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 13 februari 2024, opgenomen op pagina 8 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige] :
Op maandag 20 november 2023 was ik werkzaam aan de [adres] te Groningen. Hierop werd [verdachte] enorm kwaad en pakte [slachtoffer 2] bij haar haren en trok haar hoofd naar beneden. Hierbij verloor [slachtoffer 2] een pluk haar.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het onder parketnummer 18.187870.24 subsidiair en het onder parketnummer 18.071538.24 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
parketnummer 18.187870.24 subsidiair
zij op 7 juni 2024 te Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet
  • naar die [slachtoffer] is toegelopen en
  • die [slachtoffer] met een scherp en/of puntig voorwerp in zijn bovenbeen heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
parketnummer 18.071538.24
zij op 20 november 2023, te Groningen, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door hard aan het haar van die [slachtoffer 2] te trekken.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
parketnummer 18.187870.24 subsidiair
poging zware mishandeling
parketnummer 18.071538.24
mishandeling
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 369 dagen waarvan 90 dagen voorwaardelijk met aftrek van de dagen doorgebracht in voorarrest en een proeftijd voor de duur van 3 jaar.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat het inmiddels beter gaat met verdachte, maar het is van groot belang dat verdachte aansluitend aan de gevangenisstraf een klinische behandeling zal ondergaan.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de rapportages van de reclassering en het Pro Justitia rapport, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging zware mishandeling. In het bijzijn van anderen op een openbaar toegankelijke plek heeft verdachte met een scherp voorwerp in het been gestoken van aangever, die vervolgens naar het ziekenhuis is gebracht voor behandeling aan zijn verwonding. Daarmee heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Geweldsdelicten versterken bovendien gevoelens van onveiligheid in de maatschappij en kunnen bij slachtoffers langdurig angstgevoelens veroorzaken. Verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor haar handelen. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling van een hulpverlener. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Hulpverleners moeten hun werk kunnen doen, zonder met agressie geconfronteerd te worden.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Tijdens een lopende proeftijd is verdachte opnieuw de fout ingegaan.
In het adviesrapport van 5 december 2024, opgemaakt door B. Heemskerk, reclasseringswerker bij Verslavingszorg Noord-Nederland, staat onder meer opgenomen dat verdachte een zwervend bestaan leidt en er sprake is van verslavingsproblematiek. Verdachte loopt reeds onder reclasseringstoezicht met bijzondere voorwaarden, maar deze blijken ontoereikend. Zonder klinische behandeling ziet de reclassering geen mogelijkheden om met interventies de kans op recidive te beïnvloeden. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met daaraan verbonden een aantal bijzondere voorwaarden waaronder opname in een zorginstelling.
Ter zitting heeft de verdachte toegelicht dat zij instemt met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering en dat zij gemotiveerd is om een klinische behandeling te ondergaan.
Door GZ-psycholoog M. de Klerk is in een Pro Justitia rapport van 18 november 2024 opgenomen dat bij verdachte sprake is van een stoornis in het gebruik van alcohol en cocaïne en een borderline persoonlijkheidsstoornis. Deze stoornissen waren eveneens aanwezig tijdens het plegen van de bewezenverklaarde feiten. In zijn algemeenheid kan gesteld dat verdachte door zowel haar borderline persoonlijkheidsstoornis als haar stoornis in gebruik van cocaïne en alcohol grote moeite heeft met het reguleren van haar emoties. Door haar gebrekkige impulscontrole en emotieregulatieproblematiek, gaat ze snel zonder veel nadenken of zicht op de gevolgen op langere termijn over op agressief gedrag. Ook wordt ze geleid door haar stemmingswisselingen en wordt haar reeds geringe impulscontrole nog minder als zij onder invloed is van drugs en of alcohol. Haar alcohol- en drugsgebruik hebben een versterkende werking op de reeds aanwezige emotieregulatieproblematiek, voortkomend uit haar persoonlijkheidsproblematiek. Er wordt dan ook geadviseerd de feiten in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank kan zich met deze conclusie verenigen en neemt deze over en concludeert met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte dat het bewezen verklaarde aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en aftrek van de dagen doorgebracht in voorarrest, passend en geboden. Aan het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf worden verbonden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Dit houdt onder meer in dat verdachte aansluitend aan de gevangenisstraf zal worden opgenomen in een zorginstelling ten behoeve van een klinische behandeling. De rechtbank zal geen algemene verplichting tot het innemen van niet nader bepaalde medicatie als bijzondere voorwaarde opnemen, omdat naar het oordeel van de rechtbank dit te weinig specifiek is om in het kader van een bijzondere voorwaarde aan verdachte te kunnen opleggen.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk vonnis van 5 september 2023 van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Groningen, is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een gevangenisstraf van 5 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd drie jaren. De proeftijd is ingegaan op 19 september 2023.
Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 13 augustus 2024 en ter zitting van 27 februari 2025 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
De rechtbank constateert dat veroordeelde het bewezen verklaarde feit heeft begaan voor het einde van de proeftijd zodat de vordering wordt toegewezen. De rechtbank heeft geen aanleiding om aan te nemen dat toewijzing van de vordering de klinische behandeling in de weg zal zitten, nu er nog geen concrete opnamedatum bekend is.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 57, 300, 302 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte het onder parketnummer 18.187870.24 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder parketnummer 18.187870.24 subsidiair en het onder parketnummer 18.071538.24 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 3 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaar, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
-
Veroordeelde meldt zich op binnen 3 dagen na het ingaan van de proeftijd bij VNN Reclassering op het adres [adres] te Groningen. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- Veroordeelde laat zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die
verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
- Veroordeelde laat zich behandelen door een zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De
behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- Veroordeelde verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen
door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor haar heeft opgesteld;
- Veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of
vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
- Veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te
beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan de duur van de aan verdachte onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 18.144546.23:
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen van 5 september 2023, te weten: gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Nieuwenhuis, voorzitter, mr. J.V. Nolta en mr. S.R. Huisman rechters, bijgestaan door mr. E.A. Gaastra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 maart 2025.
Mrs. Huisman en Gaastra zijn buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.