ECLI:NL:RBNNE:2025:928
Rechtbank Noord-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake Participatiewet door voorzieningenrechter
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een uitkering op grond van de Participatiewet (de PW). De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De aanvraag van verzoeker is door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veendam afgewezen met een besluit van 11 september 2024. Het college heeft bij het bestreden besluit van 5 november 2024 de afwijzing gehandhaafd. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en op 10 januari 2025 een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend.
De voorzieningenrechter legt uit dat iemand die een verzoek om voorlopige voorziening indient, griffierecht moet betalen. In dit geval bedraagt het griffierecht € 53,-. De griffier heeft verzoeker in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen twee weken na dagtekening van de aangetekende brief van 14 januari 2025. De brief is op 16 januari 2025 bezorgd, maar verzoeker heeft het griffierecht niet tijdig betaald en heeft geen verontschuldiging voor dit verzuim gegeven.
Daarom verklaart de voorzieningenrechter het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, wat betekent dat er geen inhoudelijke beoordeling van het verzoek plaatsvindt. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.W. de Jonge, in aanwezigheid van mr. S.I. Havinga, griffier, en is openbaar uitgesproken op 7 februari 2025.