ECLI:NL:RBNNE:2025:906

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 maart 2025
Publicatiedatum
11 maart 2025
Zaaknummer
18-216633-24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens twee pogingen tot doodslag en mishandeling met gevangenisstraf

Op 11 maart 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Groningen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van twee pogingen tot doodslag en mishandeling. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 4 juli 2024, waarbij de verdachte, na een vechtpartij in een horecagelegenheid, meerdere keren op het hoofd van het slachtoffer heeft geschopt en geslagen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn beroep op noodweer, opzettelijk geweld heeft gebruikt, wat resulteerde in ernstig letsel bij het slachtoffer. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en getuigen beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op de dood van het slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden. Daarnaast zijn er vorderingen gedaan na voorwaardelijke veroordelingen die ook zijn toegewezen. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van 3.000 euro toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18.216633.24
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18.330222.23 vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 21.006675.18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 11 maart 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats] , thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 25 februari 2025.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. D.C. Vlielander, advocaat te Utrecht. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A.J. Kemkers.
Tenlastelegging
Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 4 juli 2024 te Groningen
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
die [slachtoffer] meermaals tegen het hoofd, althans tegen het lichaam, heeft geschopt en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 juli 2024 te Groningen
aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten neurologisch letsel, heeft toegebracht door die [slachtoffer] meermaals tegen het hoofd, althans tegen het lichaam, te schoppen en/of te slaan;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 juli 2024 te Groningen
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
die [slachtoffer] meermaals tegen het hoofd, althans tegen het lichaam, heeft geschopt en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 4 juli 2024 te Groningen
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
die [slachtoffer]
  • heeft geduwd, als gevolg waarvan hij ten val kwam, en/of
  • meermaals tegen het hoofd, althans tegen het lichaam, heeft geschopt en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 juli 2024 te Groningen
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
die [slachtoffer]
  • heeft geduwd, als gevolg waarvan hij ten val kwam, en/of
  • meermaals tegen het hoofd, althans tegen het lichaam, heeft geschopt en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 juli 2024 te Groningen [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer]
  • te duwen, als gevolg waarvan hij ten val kwam, en/of
  • meermaals tegen het hoofd, althans tegen het lichaam, te schoppen en/of te slaan;
3.
hij op of omstreeks 4 juli 2024 te Groningen
[slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] meermaals in het gezicht te slaan en/of te stompen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feiten 1 primair, 2 primair en 3.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1 primair, subsidiair en meer subsidiair, feit 2 primair en subsidiair en feit 3. Hij heeft daartoe in het algemeen aangevoerd dat de verklaring van verdachte zou kunnen kloppen en dient te worden gevolgd. Op de fotos van het letsel van verdachte is te zien dat hij steek-/snijdletsel had en dat zijn voet dik was. Dat laatste kan veroorzaakt zijn door het beeld dat op zijn voet is gevallen. De overige aanwezigen zouden hebben samengespannen en een leugenachtige verklaring hebben afgelegd. Niemand heeft verklaard over hoe het letsel van verdachte is ontstaan, terwijl de gedragingen van verdachte wel zouden zijn waargenomen. De anderen zouden al dagenlang wakker zijn geweest en drugs en alcohol hebben gebruikt.
In het bijzonder heeft de raadsman per feit het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van feit 1 kan alleen bewezen worden verklaard dat verdachte een kopstoot en een aantal klappen heeft gegeven, zoals verdachte heeft verklaard. Dat kan passen bij het letsel van [slachtoffer] dat uit het dossier volgt. Gelet op de gedragingen van verdachte kan voorwaardelijk opzet op de dood (feit 1 primair) niet worden bewezen. Ook de subsidiair ten laste gelegde opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel kan niet worden bewezen, omdat er primair onvoldoende medische stukken zijn om dit op te baseren en subsidiair de gedragingen van verdachte hier niet toe kunnen leiden. Ook kan het meer subsidiair niet worden bewezen, omdat de gedragingen geen aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel kunnen opleveren.
Ten aanzien van feit 2 kan bewezen worden dat verdachte twee klappen heeft gegeven en niet heeft geschopt. Het letsel van aangever kan mede verklaard worden door het beeld dat tegen zijn hoofd is gekomen. De twee klappen kunnen niet leiden tot het bewijs van voorwaardelijk opzet op de dood (feit 2 primair), dan wel op zwaar lichamelijk letsel (feit 2 subsidiair). Ook het letsel duidt hier niet op en er is
verder geen onderzoek gedaan naar wat de kracht van het geweld zou zijn geweest. Ten aanzien van feit 2 meer subsidiair heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van feit 3 dient de verklaring van [slachtoffer] te worden uitgesloten van het bewijs, nu deze verklaring onbetrouwbaar moet worden geacht, gelet op de warrige en onnavolgbare verklaringen die zij bij de rechter-commissaris heeft afgelegd.
Oordeel van de rechtbank
Inleiding
In de ochtend van 4 juli 2024 kreeg de politie een melding van een vechtpartij in [bedrijf] in Groningen. Toen politieagenten ter plaatse gingen, troffen zij in de [bedrijf] een chaotische situatie aan. Bij vier van de vijf aanwezigen was sprake van letsel, waarvan een man, te weten slachtoffer [slachtoffer] , buiten bewustzijn was. Ook verdachte had letsel. Over (de aanleiding van) het incident zijn uiteenlopende verklaringen afgelegd.
Uiteindelijk is verdachte door de politie aangehouden en zijn aan hem drie feiten ten laste gelegd. De rechtbank acht alle feiten bewezen en zal hierna per feit de bewijsmiddelen en de bewijsmotivering geven.
Feit 1 (slachtoffer [slachtoffer] )
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 25 februari 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb [slachtoffer] een kopstoot gegeven en ik heb twee keer met mijn vuist tegen zijn hoofd geslagen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 8 oktober 2024, opgenomen op pagina 105 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2024177761 d.d. 14 november 2024, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
V: Ik wil je vandaag horen over wat er in [bedrijf] is gebeurd, 4 juli 2024.
V: Ik heb begrepen dat jij [naam] , [verdachte] , en twee vrouwen in de [bedrijf] waren op de bewuste dag. Klopt dat?
A: Ja.
A: [verdachte] gaf mij een vuistslag. Hij raakte mij op mijn mond. Ik ben daardoor een tand kwijt. Hij gaf mij daarna een kopstoot en toen kreeg ik een black-out.
V: Bedoel je daarmee dat je buiten bewustzijn bent geraakt? A: Ja.
A: Ik heb nu last van mijn evenwicht, ik kan niet snel praten, ik ben vergeetachtig en ik kan niet fietsen. Ik ben gehecht op mijn hoofd, aan twee kanten.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 5 juli 2024, opgenomen op pagina 13 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
A: Op 4 juli 2024 was ik in [bedrijf] in Groningen. [slachtoffer] en [verdachte] kregen ruzie. Eerst werd er geduwd en aan elkaar getrokken. Daarna lagen ze beide op de grond. [slachtoffer] bleef op de grond liggen. [verdachte] stond op en begon [slachtoffer] tegen zijn hoofd te schoppen.
V: Hoe heet [slachtoffer] verder? A: Hij heet [slachtoffer] .
V: En [verdachte] ? Hoe heet hij verder?
A: Hij heet [verdachte] , maar ze noemen hem altijd [verdachte] . V: Waar kwamen die trappen?
A: Op het hoofd van [slachtoffer] . Die lag al bewusteloos. Hij bleef maar doorgaan. V: Hoe vaak trapte [verdachte] , [slachtoffer] ?
A: Zeker wel zes keer.
V: Hoe trapte [verdachte] ?
A: Net alsof je tegen een voetbal trapte. V: Echt met kracht? Of zacht?
A: Nee, hard, met kracht. Trapte drie keer, stopte, weer drie keer trappen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 juli 2024, opgenomen op pagina 119 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 4 juli 2024 kwam ik ter plaatse in [bedrijf] in Groningen. Ik klom op de bar en ik zag dat er een manspersoon op de grond lag. Ik zag dat de man veel bloed aan zijn hoofd had en dat er rond zijn hoofd bloed op de grond lag. Samen met collega [naam] trok ik het slachtoffer ongeveer tien centimeter van de bar af. Ik zag dat er op de plek waar zijn hoofd voor het verplaatsen lag, een plas bloed lag. Ik zag dat collega [naam] het hoofd van het slachtoffer pakte en ik zag dat er bloed uit zijn mond kwam. Het slachtoffer heeft tot aan het vervoer naar het ziekenhuis niet gereageerd op aanspreken.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 juli 2024, opgenomen op pagina 127 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op 4 juli hoorden wij een melding van een vechtpartij bij [bedrijf] gevestigd in Groningen. Wij kwam ter plaatse. Wij zijn over de bar geklommen richting het slachtoffer. Dit bleek later te zijn [slachtoffer] . Wij zagen dat [slachtoffer] op zijn rug en evenredig aan de bar lag. Wij zagen voornamelijk dik drapperig bloed rondom zijn hoofd. Wij zagen dat er bloed uit zijn neus en uit een gat op de linker achterkant van zijn hoofd kwam.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 juli 2024, opgenomen op pagina 41 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op 5 juli 2024 begaven wij ons in het ziekenhuis UMCG te Groningen. Wij waren hier om te kijken of wij in gesprek konden gaan met [slachtoffer] . Ons werd bij de balie verteld dat dhr. [slachtoffer] op de IC lag. Op de afdeling werden wij opgevangen door een arts van de IC. Deze gaf aan dat [slachtoffer] wel bij kennis was, maar nog niet helemaal bij. Wij zagen dat [slachtoffer] in een ziekenhuisbed lag en hij werd door de arts wakker gemaakt. We zagen dat hij erg versuft was. Wij spraken hem aan, maar het lukte hem niet om ons antwoord te geven.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 juli 2024, opgenomen op pagina 42 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op 8 juli hebben wij [slachtoffer] bezocht en hebben we hem kort kunnen spreken. [slachtoffer] maakte een vermoeide en versufte indruk op ons. [slachtoffer] verklaarde pijn aan zijn hoofd te hebben en wreef daarbij over de rechterzijde van zijn hoofd. Daarnaast was te zien dat hij een aantal hechtingen op zijn neus en een verwonding aan zijn lip had. Het ziekenhuispersoneel vertelde ons in algemene termen dat [slachtoffer] neurologisch letsel aan zijn hoofd heeft opgelopen. Het neurologisch letsel ten aanzien van
[slachtoffer] werd door hen geduid als een hersenschudding.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat verdachte niet alleen heeft geslagen tegen het hoofd en een kopstoot heeft gegeven, maar ook dat hij het slachtoffer [slachtoffer] meermalen tegen het hoofd heeft geschopt.
Verdachte heeft ontkend dat hij [slachtoffer] heeft geschopt. De rechtbank constateert dat verdachte niet consistent heeft verklaard over hetgeen tussen hem en [slachtoffer] is voorgevallen. Zo heeft hij eerst ontkend zelf geweld te hebben gebruikt en heeft hij verklaard dat hij door [slachtoffer] met een fles is geslagen. In een latere verklaring van verdachte zou [slachtoffer] eerst een beeld naar verdachte hebben gegooid, waarna [slachtoffer] verdachte met een fles zou hebben geslagen. [slachtoffer] zou hem hebben proberen te steken met de kapotte fles. In pogingen om de fles af te pakken zou verdachte [slachtoffer] een kopstoot hebben gegeven en hem hebben geslagen in het gezicht. Toen de politie binnenkwam, zou [slachtoffer] hebben gedaan alsof hij bewusteloos was en zou verdachte de fles hebben afgepakt. Ter terechtzitting heeft verdachte een vergelijkbare verklaring afgelegd.
De rechtbank acht die verklaring van verdachte niet geloofwaardig, met uitzondering van het slaan en het geven van een kopstoot, zoals ook wordt bevestigd door [slachtoffer] zelf. Meerdere elementen uit de verklaring van verdachte komen niet terug in de andere verklaringen of onderzoeksbevindingen. Zo hebben geen van de andere aanwezigen verklaard over het gooien van een beeld of het slaan met een fles. Voorts is verdachte niet aangetroffen in de buurt van [slachtoffer] toen de politie het pand binnenkwam en heeft de politie geen kapotte fles aangetroffen die verdachte zou hebben afgepakt, maar enkel scherven.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte door de vastgestelde gedragingen voorwaardelijk opzet had op de dood. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig als de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden. Verbalisanten troffen het slachtoffer [slachtoffer] aan toen hij al veel bloed had verloren. Er kwam bloed uit meerdere plekken van het hoofd en het slachtoffer was niet aanspreekbaar. Het slachtoffer is daarna naar het ziekenhuis vervoerd en hij heeft op de intensive care gelegen. Door ziekenhuispersoneel werd verteld dat het slachtoffer een hersenschudding had. Uit de verklaring van het slachtoffer is gebleken dat hij enkele maanden later nog steeds last had van het opgelopen letsel. Gelet op het letsel, de verklaringen ten aanzien van de gedragingen van verdachte en in het bijzonder de verklaring van getuige [slachtoffer] dat verdachte met kracht heeft geschopt tegen het hoofd van het slachtoffer, een kwetsbaar deel van het lichaam, alsof hij tegen een voetbal trapte, acht de rechtbank de kans aanmerkelijk dat verdachte door het door verdachte toegepaste geweld zou kunnen komen te overlijden. De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer op de dood gericht te zijn dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op het betreffende gevolg bewust heeft aanvaard. Van contra-indicaties is de rechtbank niet gebleken. Het onder 1 primair tenlastegelegde is in zoverre wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2 (slachtoffer [slachtoffer] )
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 25 februari 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb [naam] twee keer met mijn vuist in zijn gezicht geslagen. [naam] is de eigenaar van de [bedrijf] . Ik word wel [verdachte] genoemd.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 5 juli 2024, opgenomen op pagina 13 e.v. van voornoemd dossier, inclusief fotobijlagen, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
A: Ik ben op 4 juli 2024 zwaar mishandeld in [bedrijf] in Groningen. Ik heb veel klappen op mijn hoofd gehad. De persoon die mij mishandeld heeft heet [verdachte] . [] [verdachte] duwde mij omver. Ik heb maar één been. Ik viel. [verdachte] schopte mij ook.
V: En [verdachte] ? Hoe heet hij verder?
A: Hij heet [verdachte] , maar ze noemen hem altijd [verdachte] .
A: Ik kreeg direct die duw. Ik viel op mijn kont. Hij begon gelijk te trappen tegen mijn hoofd. V: Hoe vaak?
A: Ik dacht drie of vier keer. A: Gympen had hij aan.
V: Hoe trapte [verdachte] ? A: Schoppend.
V: Hoe trapte hij? Je vertelde dat hij [slachtoffer] trapte alsof het een voetbal was, hoe ging dat bij jou? A: Zelfde.
V: Hoe ging dat trappen? Zacht of hard? Hoe moet ik het omschrijven? A: Hard.
V: Hoe voelde dat voor jou?
A: Ik zag bliksem. Kets, wit he. V: Voelde je pijn?
A: Ja, adrenaline in mijn hoofd. Het moest een zware trap zijn. Daardoor zag ik dat er nog eentje kwam en daarna nog eentje.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor door de rechter- commissaris in deze rechtbank d.d. 7 augustus 2024, los bijgevoegd bij voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [naam] :
Heb je gezien dat er tegen het hoofd geschopt werd van [naam] ? Ja, [verdachte] gaf [naam] trappen en klappen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 juli 2024, opgenomen op pagina 116 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 4 juli 2024 ontvingen een collega en ik een melding om te gaan naar het [adres] alwaar bij [bedrijf] een vechtpartij gaande zou zijn. Vervolgens kwamen wij ter plaatse. Ik zag aan het einde van de bar een man op de grond zitten. Ik zag dat deze man één been had. Ik zag dat deze man bloed in zijn gezicht had. Ik vroeg aan de man met één been of hij [slachtoffer] was. De man bevestigde mij dit.
5. Een schriftelijk bescheid, te weten de opgevraagde medische informatie door [naam] , forensisch arts GGD Groningen, d.d. 3 oktober 2024, opgenomen op pagina 29 van voornoemd dossier, inhoudend:
Betreft: [slachtoffer]
Ik heb over bovengenoemde persoon medische informatie opgevraagd bij de behandelend arts van het UMCG. Dit heeft het volgende opgeleverd:
Betrokkene werd daar op 4 juli jl. gezien naar aanleiding van een geweldsincident. Bij onderzoek bleek sprake van de volgende letsels:
Trauma van het hoofd.
Uitgebreide buiten de benige schedel gelegen zwelling van de weke delen, voorzijde links rechts en rondom de oogkassen bloeduitstortingen. Open wond aan de voorzijde van het hoofd, gehecht.
Tand door de lip.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat verdachte niet alleen heeft geslagen tegen het hoofd, maar ook dat hij het slachtoffer [slachtoffer] meermalen tegen het hoofd heeft geschopt. Zowel het slachtoffer als getuige [naam] hebben dit al vanaf de eerste confrontatie met de politie verklaard.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij naar huis wilde gaan en dat hij de afstandsbediening wilde pakken om het rolluik van de [bedrijf] omhoog te doen. Deze afstandsbediening wilde het slachtoffer [slachtoffer] niet aan verdachte geven, waarna het slachtoffer verdachte met een mes zou in zijn rug hebben gestoken. Daarna zou getuige [slachtoffer] een beeld naar hem toe hebben gegooid. Dat beeld raakte vervolgens het hoofd van het slachtoffer [slachtoffer] en kwam op de voet van verdachte.
Verdachte zou geen geweld hebben toegepast ten aanzien van het slachtoffer [slachtoffer] . Ter terechtzitting heeft verdachte deze gang van zaken herhaald, maar hij heeft bekend dat hij het slachtoffer wel twee keer in zijn gezicht heeft geslagen nadat hij in zijn rug was gestoken. Verdachte zou dit hebben verzwegen bij de politie omdat hij snel naar huis wilde gaan.
De rechtbank acht ook deze verklaring van verdachte niet geloofwaardig, met uitzondering van het slaan, zoals ook wordt bevestigd door het slachtoffer en getuige [naam] . Verdachte heeft wisselende verklaringen afgelegd, terwijl de overige aanwezigen wel steeds een consistente verklaring hebben afgelegd. Daarnaast komen meerdere elementen uit de verklaringen van verdachte niet terug in de andere (getuigen)verklaringen of onderzoeksbevindingen en hebben de andere getuigen een heel ander scenario beschreven dan verdachte. Verdachte zegt dat het slachtoffer is begonnen met het toepassen van het geweld, maar alle andere aanwezigen hebben verklaard dat verdachte eerst in gevecht is geraakt met getuige [slachtoffer] , waarna verdachte zich keerde tegen het slachtoffer [slachtoffer] . Geen van de getuigen spreekt over het (steken met het) mes en over het gooien van het beeld. Verder is er geen mes aangetroffen waarmee verdachte gestoken zou zijn. De messen die wel zijn aangetroffen, bevatten geen sporen van bloed. Voorts acht de rechtbank het opmerkelijk dat uit het dossier blijkt dat getuige [naam] de [bedrijf] uit kan lopen als het geweld al gaande is, zonder dat zij een afstandsbediening nodig zou hebben, terwijl verdachte heeft verklaard dat het gevecht is begonnen naar aanleiding van het niet geven van de afstandsbediening.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte door de vastgestelde gedragingen voorwaardelijk opzet had op de dood. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig als de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden. Gelet op (de fotos en beschrijving van) het letsel, de verklaringen ten aanzien van de gedragingen van verdachte en in het bijzonder de verklaring van het slachtoffer dat verdachte met kracht heeft geschopt tegen zijn hoofd, een kwetsbaar deel van het lichaam, alsof hij tegen een voetbal trapte, acht de rechtbank de kans aanmerkelijk dat het slachtoffer
door het door verdachte toegepaste geweld zou kunnen komen te overlijden. De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer op de dood gericht te zijn dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op het betreffende gevolg bewust heeft aanvaard. Van contra-indicaties is de rechtbank niet gebleken. Het onder 2 primair tenlastegelegde is in zoverre wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3 (slachtoffer [slachtoffer] )
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
De door verdachte ter zitting van 25 februari 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend: Ik word wel [verdachte] genoemd. Ik heb 10 gouden tanden.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 4 juli 2024, opgenomen op pagina 55 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
O: We gaan je vragen stellen over een incident wat vanmorgen in Groningen heeft plaatsgevonden, namelijk bij de [bedrijf] .
V: Heeft de man met de gouden tanden jou geslagen? A: Ja, hij sloeg me op mijn oog.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 5 juli 2024, opgenomen op pagina 13 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
A: Op 4 juli 2024 was ik in [bedrijf] in Groningen. V: Waren er nog andere mensen aanwezig?
A: Ja, een meisje. [naam] heet ze geloof ik. A: [verdachte] gaf haar een paar klappen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 10 oktober 2024, opgenomen op pagina 113 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
[verdachte] had het meisje keihard met zijn vuisten gedaan. Ze zat onder het bloed.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 juli 2024, opgenomen op pagina 116 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op 4 juli 2024 kregen wij het verzoek om te gaan naar [bedrijf] te Groningen. Ter plaatse zag ik een vrouw, naar later bleek [slachtoffer] . Wij zijn vervolgens naar [slachtoffer] gelopen. Wij zagen dat [slachtoffer] helemaal onder het bloed zat. Wij zagen dat er bloedstolsels op haar broek zat en dat het gezicht en handen van [slachtoffer] onder het bloed zat. Wij zagen dat [slachtoffer] een verdikking en blauwe verkleuring op linkeroogkas had. Wij zagen dat [slachtoffer] een bloedneus had.
Verdachte heeft het feit ontkend. Op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank echter bewezen dat verdachte het slachtoffer [slachtoffer] heeft mishandeld door haar meerdere malen in het gezicht te slaan. De rechtbank stelt vast dat van de twee vrouwelijke aanwezigen in de [bedrijf] alleen slachtoffer [slachtoffer] letsel had. De getuigenverklaring over het meisje zien daarom op haar. Hoewel de
rechtbank erkent dat de verklaringen van het slachtoffer [slachtoffer] veel onduidelijkheden en details bevatten die vragen oproepen, acht de rechtbank haar verklaring op dit specifieke onderdeel wel betrouwbaar nu deze bevestigd wordt door getuigenverklaringen en het door verbalisanten waargenomen letsel.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feiten 1 primair, 2 primair en 3 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 4 juli 2024 te Groningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer] meermaals tegen het hoofd heeft geschopt en geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 4 juli 2024 te Groningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer]
  • heeft geduwd, als gevolg waarvan hij ten val kwam, en
  • meermaals tegen het hoofd heeft geschopt en geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 4 juli 2024 te Groningen [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] meermaals in het gezicht te slaan.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
poging tot doodslag
poging tot doodslag
mishandeling
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte strafbaar is.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat ten aanzien van feiten 1 en 2 sprake is van noodweer, dan wel noodweerexces, als bedoeld in artikel 41 van het Wetboek van Strafrecht, waardoor verdachte niet strafbaar is. Hij heeft hiertoe in het bijzonder het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van feit 1 heeft verdachte verklaard dat [slachtoffer] een beeld heeft gegooid in de richting van verdachte, dat op zijn voet is terecht gekomen, en dat hij verdachte vervolgens heeft gesneden met een kapotte whiskyfles. Dat is een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding waartegen verdachte zich mocht verdedigen. Omdat het geweld van [slachtoffer] bleef voortduren en zijn verdediging beperkt bleef tot verweer met zijn hoofd en handen, was de verdediging geboden en noodzakelijk. Verdachte heeft een dikke voet en steek-/snijdletsel, wat bij zijn verklaring past. Subsidiair was sprake van een hevige gemoedsbeweging, het steken met een mes, en heeft verdachte wellicht te vaak geslagen toen [slachtoffer] op de grond lag, maar was dit wel gerechtvaardigd.
Ten aanzien van feit 2 heeft verdachte verklaard dat hij door [slachtoffer] is gestoken met een mes, een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding waartegen verdachte zich mocht verdedigen door het geven van twee klappen. Verdachte heeft een steekwond, die past bij zijn verklaring.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de feiten en omstandigheden die de raadsman aan het verweer ten grondslag heeft gelegd, niet aannemelijk geworden. De door de verdediging gegeven lezing van de gebeurtenissen vindt zijn weerlegging in de volgende feiten en omstandigheden.
Verdachte is de enige die stelt dat hij is aangevallen door [slachtoffer] dan wel [slachtoffer] . Andere getuigen hebben hierover niet verklaard, maar hebben een ander scenario geschetst en juist verklaard dat verdachte de aanvallende partij was. De verklaring van verdachte bevat elementen die niet worden bevestigd door getuigenverklaringen of overige onderzoeksbevindingen. De rechtbank verwijst voor die uiteenzetting naar de bewijsmotivering ten aanzien van feiten 1 en 2. Uit het dossier blijkt wel dat verdachte zelf ook steek-/snijdletsel heeft opgelopen, en mogelijk blijkt uit de foto op pagina 37 van het dossier dat de rechtervoet van verdachte gezwollen was. De rechtbank is echter van oordeel dat dit in het licht van de overige feiten en omstandigheden niet noodzakelijkerwijs steun biedt voor een noodweersituatie waarin verdachte zich heeft moeten verdedigen.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte de hem verweten gedragingen niet heeft verricht in een situatie waarin en op een tijdstip waarop voor hem de noodzaak bestond tot verdediging van eigen lijf tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, dan wel het onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor.
Het verweer wordt verworpen.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feiten 1 primair, 2 primair en 3 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van de reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee pogingen tot doodslag en een mishandeling in een [bedrijf] waar hij op dat moment met vier andere mensen aanwezig was. Hoewel de rechtbank uit het dossier niet heeft kunnen opmaken wat de aanleiding van het incident is geweest, waarbij verdachte zelf ook verwondingen heeft opgelopen, heeft verdachte een spoor van geweld achtergelaten. Hij heeft het slachtoffer [slachtoffer] geslagen, een kopstoot gegeven en hij heeft het hem (toen hij al op de grond lag) met kracht tegen het hoofd geschopt. Daardoor is hij buiten bewustzijn geraakt en moest hij worden opgenomen op de intensive care. Ook maanden later ondervindt hij nog steeds de gevolgen van het opgelopen letsel. Verdachte heeft het slachtoffer [slachtoffer] omver geduwd en daarna ook geslagen en met kracht tegen het hoofd geschopt. Verdachte heeft het derde slachtoffer, [slachtoffer] , meermalen in het gezicht geslagen. Verdachte heeft op deze manier ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de drie slachtoffers. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Gelet op de ernst van de feiten acht de rechtbank een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf gerechtvaardigd. Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij straffen die zijn opgelegd in vergelijkbare zaken. De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf voorts in aanmerking genomen dat verdachte geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor de feiten en alleen naar anderen heeft gewezen, dat hij eerder onherroepelijk is veroordeeld wegens een geweldsdelict en dat hij ten tijde van het plegen in twee proeftijden liep. In strafmatigende zin heeft de rechtbank rekening gehouden met het feit dat verdachte zelf ook verwondingen heeft opgelopen.
Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met het advies van de reclassering, waaruit kortgezegd volgt dat er geen bijzondere voorwaarden worden geadviseerd gelet op het feit dat verdachte geen
rechtmatige verblijfsvergunning meer heeft in Nederland.
De rechtbank acht alles afwegende een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

In beslag genomen goederen

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de beide telefoons, en het schoudertasje terug mogen worden gegeven aan de rechthebbende en dat de drugs moet worden onttrokken aan het verkeer.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om alle openstaande in beslag genomen goederen terug te geven aan verdachte.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de in beslag genomen verdovende middelen vatbaar voor onttrekking aan het verkeer (goednummers PL0100-2024177761-1732686 en PL0100-2024177761-1733117)
De rechtbank is van oordeel dat de in beslag genomen telefoons (goednummers PL0100-2024177761- 1732667 en PL0100-2024177761-1732671), de zwarte Gucci schoudertas (goednummer PL0100- 2024177761-1732680) en het geldbedrag van 440,-- (goednummer PL0100-2024177761-1733171), moeten worden bewaard ten behoeve van de tot nu toe onbekend gebleven rechthebbende.
Het geldbedrag van 1.625,-- is reeds teruggegeven.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 3.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen, met wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair niet-ontvankelijkheid bepleit, nu hij ontslag van alle rechtsvervolging heeft bepleit. Subsidiair heeft de raadsman gesteld dat de vordering onvoldoende is onderbouwd, nu er bijvoorbeeld geen medische stukken zijn overgelegd.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde. De aard en de ernst van deze normschending brengen met zich dat de nadelige gevolgen voor de benadeelde partij zozeer voor de hand liggen, dat reeds daarom een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 4 juli 2024.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Vorderingen na voorwaardelijke veroordeling

parketnummer 18.330222.23
Bij onherroepelijk vonnis van 16 februari 2024 van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Groningen is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 2 maart 2024. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 13 augustus 2024 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
parketnummer 21.006675.18
Bij onherroepelijk arrest van 8 februari 2023 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 27 februari 2024. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 13 augustus 2024 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat beide vorderingen dienen te worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat beide vorderingen dienen te worden afgewezen, nu het geen soortgelijke feiten zijn als de ten laste gelegde feiten.
Oordeel van de rechtbank
Nu veroordeelde de bewezenverklaarde feiten 1 primair, 2 primair en 3 heeft begaan voor het einde van de proeftijd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van deze voorwaardelijke straf.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36b, 36d, 36f, 45, 57, 287 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart onttrokken aan het verkeerde in beslag genomen verdovende middelen met goednummers:
- PL0100-2024177761-173268
- PL0100-2024177761-1733117
Gelast de bewaringvan de volgende in beslag genomen goederen ten behoeve van de rechthebbende:
- Telefoon (PL0100-2024177761-1732667)
- Telefoon (PL0100-2024177761-1732671)
- Zwarte Gucci schoudertas (PL0100-2024177761-1732680)
- Geldbedrag van 440,-- (PL0100-2024177761-1733171)
Ten aanzien van feit 1 primair:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van 3.000,-- (zegge: drieduizend euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 juli 2024 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 3.000,-- (zegge: drieduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 juli 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 40 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 18.330222.23:
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 16 februari 2024, te weten: een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 21.006675.18:
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 8 februari 2023, te weten: een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Schuth, voorzitter, mr. L.W. Janssen en
mr. H.K. de Haan, rechters, bijgestaan door mr. B.E. Oosterhout, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 maart 2025.
Mr. De Haan is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.