Op 24 januari 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Assen, een mondelinge uitspraak gedaan in een zaak die betrekking heeft op de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De zaak betreft een betrokkene die beschuldigd werd van het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden op 14 april 2023. De betrokkene ontkende de gedraging en stelde dat het woord van de verbalisant niet zwaarder kan wegen dan het zijne, waardoor er meer bewijs nodig zou zijn om de gedraging vast te stellen. De kantonrechter, mr. C.H. de Groot, overwoog dat in zaken op grond van de Wahv de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende is voor het vaststellen van de gedraging, tenzij er concrete omstandigheden zijn die aanleiding geven tot twijfel. De enkele ontkenning van de betrokkene werd als onvoldoende beschouwd, vooral omdat zijn verweer niet strookte met de verklaring van de verbalisant. De kantonrechter besloot dat de gedraging kon worden vastgesteld en dat er geen reden was om de sanctie te matigen of achterwege te laten. De opgelegde sanctie bedroeg € 389,00, inclusief administratiekosten. Tijdens de zitting werd door de vertegenwoordigster van de officier van justitie aangegeven dat het sanctiebedrag ten onrechte was verhoogd na een aanmaning. De kantonrechter stemde in met het verzoek om in het dictum op te nemen dat deze verhoging ongedaan moest worden gemaakt. Uiteindelijk verklaarde de kantonrechter het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond en bepaalde dat de verhoging van het sanctiebedrag ongedaan moest worden gemaakt door het CJIB.