ECLI:NL:RBNNE:2025:812

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
5 maart 2025
Publicatiedatum
5 maart 2025
Zaaknummer
LEE 25-416
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening tegen sluiting woning op basis van Opiumwet

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het besluit van de burgemeester van de gemeente Coevorden. De burgemeester heeft op 27 augustus 2024 een last onder bestuursdwang opgelegd, waarbij de woning van verzoeker met garage gesloten zou worden vanaf 16 september 2024 voor een periode van zes maanden. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 11 september 2024 behandeld en de sluiting geschorst tot twee weken na de beslissing op het bezwaarschrift.

Op 23 januari 2025 heeft de burgemeester het primaire besluit gewijzigd, waardoor de sluitingstijd is verlengd tot 16 maart 2025. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en opnieuw een voorlopige voorziening gevraagd. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 18 februari 2025 behandeld. In zijn beoordeling heeft de voorzieningenrechter een belangenafweging gemaakt tussen het belang van verzoeker om in zijn woning te blijven en het belang van de burgemeester om de sluiting door te voeren ter bestrijding van drugscriminaliteit. De voorzieningenrechter concludeert dat het belang van verzoeker zwaarder weegt, omdat er geen relevante openbare orde aspecten zijn aangetoond die de sluiting rechtvaardigen.

De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en schorst de werking van het bestreden besluit tot de bodemrechter uitspraak heeft gedaan op het beroep. Tevens wordt de burgemeester veroordeeld tot betaling van het griffierecht en proceskosten aan verzoeker. De uitspraak is gedaan door mr. T.F. Bruinenberg, voorzieningenrechter, en is openbaar uitgesproken op 5 maart 2025.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 25/416

uitspraak van de voorzieningenrechter van 5 maart 2025 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats verzoeker] , verzoeker

(gemachtigde: mr. O. Smits),
en

de burgemeester van de gemeente Coevorden

(gemachtigden: E. Mistrić – Kučuković, E.S.A. Smits).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het besluit van de burgemeester tot het sluiten van de woning van verzoeker.
1.1.
De burgemeester heeft met het besluit van 27 augustus 2024 aan verzoeker een last onder bestuursdwang opgelegd. Deze last houdt in dat de woning met garage van verzoeker aan de [adres] te [woonplaats verzoeker] wordt gesloten met ingang van maandag 16 september 2024 voor een periode van zes maanden. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en een voorlopige voorziening gevraagd.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft dat verzoek op 11 september 2024 op zitting behandeld. Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan en, voor zover hier van belang, bepaald dat het primaire besluit wordt geschorst tot twee weken nadat op het bezwaarschrift is beslist. [1]
1.3.
Met het bestreden besluit van 23 januari 2025 op het bezwaar van verzoeker heeft de burgemeester het primaire besluit gewijzigd door de woning met garage te sluiten voor een resterende sluitingstijd tot en met 16 maart 2025. Daartoe heeft de burgemeester de motivering voor het besluit aangevuld. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld, ingeschreven onder zaaknummer LEE 25/417. Daarnaast heeft verzoeker een voorlopige voorziening gevraagd.
1.4.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 18 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigden van de burgemeester.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2.1.
De voorzieningenrechter ziet aanleiding over te gaan tot een belangenafweging, waarbij het belang van verzoeker om een voorlopige voorziening te treffen wordt afgewogen tegen het belang van de burgemeester om geen voorlopige voorziening te treffen.
2.2.
Ter zitting is door de burgemeester naar voren gebracht dat de duur van de sluiting loopt vanaf de datum van de uitspraak van de voorzieningenrechter tot en met uiterlijk 16 maart 2025. De burgemeester heeft ter zitting verder gesteld dat de sluiting met name dient om een signaal af te geven. De burgemeester wil aan de buurt laten zien dat hij optreedt tegen drugscriminaliteit. Daarnaast wil de burgemeester aan drugscriminelen duidelijk maken dat de woning van verzoeker niet meer door hen gebruikt kan worden.
2.3.
Daartegenover staat het belang van verzoeker om in de woning te kunnen blijven wonen
.Verder heeft verzoeker belang bij toegang tot de woning en garage ten behoeve van zijn bedrijf. Hiertoe heeft verzoeker gemotiveerd aangevoerd dat hij daadwerkelijk opdrachten uitvoert voor zijn bedrijf. Daarnaast heeft verzoeker een verklaring van zijn huisarts van 9 september 2024 overgelegd. Hierin stelt de huisarts dat verzoeker vanwege een medische aandoening een groter risico loopt om achteruit te gaan in zijn conditie, waaraan het niet hebben van toegang tot zijn woning geen goed zal doen.
2.4.
De bevoegdheid van de burgemeester om de woning met garage te sluiten op grond van artikel 13b Opiumwet is in beginsel gegeven. Het sluiten van een woning is een sanctie die kan worden opgelegd met het doel de openbare orde te herstellen. In het onderhavige geval is niet gebleken van relevante openbare orde aspecten die hersteld dienen te worden. Noch in de bestuurlijke rapportage, noch in andere door de burgemeester overgelegde stukken zijn daarvoor concrete aanwijzingen, zoals loop naar de woning, op te maken.
2.5.
Nu het afgeven van een signaal met een betrekkelijk korte sluiting geen belang is dat wordt gediend door artikel 13b Opiumwet is de voorzieningenrechter van oordeel dat het belang van de burgemeester niet zwaarder dient te wegen dan het belang van verzoeker.
2.6.
Ter zitting is gesproken over de mogelijkheid tot kortsluiting als bedoeld in artikel 8:86 eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht. Omdat de voorzieningenrechter heeft volstaan met een belangenafweging bestaat hiertoe geen aanleiding.

Conclusie en gevolgen

3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat de werking van het bestreden besluit is geschorst tot de bodemrechter uitspraak heeft gedaan op het beroep.
3.1.
Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst moet de burgemeester het griffierecht van € 194,- aan verzoeker vergoeden. Daarom krijgt verzoeker ook een vergoeding van zijn proceskosten. De burgemeester moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoeker een vast bedrag van €907,- per punt. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend (1 punt) en is ter zitting verschenen (1 punt). De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.814,-.
3.2.
De voorzieningenrechter wijst de gevraagde voorziening voor het overige af.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen toe;
- schorst de werking van het bestreden besluit tot de uitspraak op het beroep;
- bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 194,- aan verzoeker moet vergoeden;
- veroordeelt de burgemeester tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan verzoeker;
- wijst de gevraagde voorziening voor het overige af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.F. Bruinenberg, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van E.D.M. Nijbroek, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 5 maart 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Proces-verbaal uitspraak in zaak LEE 24/3532