Uitspraak
uitspraak van de voorzieningenrechter van 5 maart 2025 in de zaak tussen
[verzoekers]., uit [woonplaats], verzoekers
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen.
Inleiding
Overgangsrecht Omgevingswet
Beoordeling door de voorzieningenrechter
Uit het verzoekschrift blijkt dat verzoekers willen dat de uitvoering van de omgevingsvergunning van 16 april 2024 wordt gestaakt. Het verzoek om voorlopige voorziening is echter ingediend hangende het beroep tegen het besluit van 29 oktober 2024. In de beroepsprocedure is voor wat betreft verzoekers, gelet op de inhoud van het bestreden besluit, uitsluitend aan de orde de vraag of het college het door verzoekers ingediende bezwaarschrift terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Dit betekent dat in deze procedure, de verleende omgevingsvergunning niet voorligt. De schorsing van het bestreden besluit waarbij de bezwaren van verzoekers niet-ontvankelijk zijn verklaard, kan niet direct tot gevolg hebben dat de omgevingsvergunning wordt geschorst.
Verder overweegt de voorzieningenrechter dat de werkzaamheden waarvoor de omgevingsvergunning is verleend, al grotendeels gerealiseerd zijn. Een vergunninghouder die uitvoering geeft aan de vergunde werkzaamheden terwijl de verleende omgevingsvergunning nog niet onherroepelijk is, bouwt voor eigen rekening en risico. Het ongedaan maken van de werkzaamheden is wellicht kostbaar voor de vergunninghouder, maar de gevolgen van de inwerkingtreding van de vergunning zijn naar het oordeel van de voorzieningenrechter, omkeerbaar.
Onder deze omstandigheden ontbreekt naar het oordeel van de voorzieningenrechter het spoedeisend belang. De vraag of het bezwaar van verzoekers terecht niet-ontvankelijk is verklaard, komt aan de orde komen in de bodemprocedure. Niet valt in te zien dat de behandeling van het beroep in dit geval niet kan worden afgewacht.