In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 21 februari 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van mishandeling. De verdachte en een medeverdachte hadden een conflict met het slachtoffer en hebben samen het plan opgevat om verhaal te halen. Op 11 december 2024 hebben zij het slachtoffer meerdere keren op het hoofd en in het gezicht geslagen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand, waarbij de tijd in voorarrest in mindering wordt gebracht.
De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde huisvredebreuk, omdat niet bewezen kon worden dat hij wederrechtelijk de woning van het slachtoffer is binnengedrongen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om aan te tonen dat de verdachte en medeverdachte tegen de wil van de rechthebbende de woning zijn binnengetreden.
Ten aanzien van de bedreiging met een wapen heeft de rechtbank ook vrijspraak uitgesproken, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte daadwerkelijk met een wapen heeft gedreigd. De verklaringen van de getuigen waren niet eenduidig en er was onduidelijkheid over de aanwezigheid van een wapen. De rechtbank heeft de strafbaarheid van de verdachte vastgesteld en de opgelegde straf gemotiveerd, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak en de persoon van de verdachte.