ECLI:NL:RBNNE:2025:745

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 februari 2025
Publicatiedatum
3 maart 2025
Zaaknummer
C/18/241707 / JE RK 25-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing en ondertoezichtstelling van een minderjarige in verband met risico op eer gerelateerd geweld

Op 24 februari 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende de minderjarige, geboren op [geboortedag] [geboortemaand] 2010. De kinderrechter heeft een machtiging tot uithuisplaatsing verleend van de minderjarige in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, met ingang van 5 maart 2025. Dit besluit is genomen in het kader van een verzoek van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Noord, die zich zorgen maakt over een risico op eer gerelateerd geweld. De minderjarige heeft in de procedure volgehouden dat zij meerderjarig is, terwijl de GI en de Raad voor de Kinderbescherming twijfels hebben over haar werkelijke leeftijd. De kinderrechter heeft daarom een deskundigenonderzoek gelast om de leeftijd van de minderjarige vast te stellen. De kinderrechter heeft ook de Raad en de GI gelast om concrete informatie te verstrekken over de zorgen die er zijn over het risico op eer gerelateerd geweld. De kinderrechter heeft de verdere beslissing aangehouden tot de uitkomst van het deskundigenonderzoek, maar heeft wel de uithuisplaatsing tot 18 maart 2025 verlengd. De zaak zal op 18 maart 2025 opnieuw worden behandeld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Groningen
Zaaknummers: C/18/241707 / JE RK 25-19 en C/18/242376 / JE RK 25-74
Datum uitspraak: 24 februari 2025
Beschikking van de kinderrechter over een (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing en een ondertoezichtstelling
in de zaken over
[de minderjarige],
die is geboren op [geboortedag] [geboortemaand] 2010 in [geboorteplaats] ([geboorteland]),
en die hierna "[de minderjarige]" wordt genoemd.
De kinderrechter wijst als belanghebbenden aan:
[de moeder],
die woont in [woonplaats 1],
en die hierna "de moeder" wordt genoemd,
advocaat: mr. M.J. Flach, die kantoor houdt in Groningen,
[de vader],
die woont in [woonplaats 2] ([land]),
en die hierna "de vader" wordt genoemd,
advocaat: mr. M.J. Flach, die kantoor houdt in Groningen,
de gecertificeerde instelling
Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis,
die is gevestigd in Groningen,
en die hierna "de GI" wordt genoemd,
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Noord-Nederland, locatie Groningen,
die hierna "de Raad" wordt genoemd.

1.Het (verdere) verloop van de procedure

In de zaak met kenmerk C/18/241707 / JE RK 25-19
1.1.
Op 28 januari 2025 heeft de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend met ingang van 12 februari 2025 tot 5 maart 2025, of zoveel korter of langer als hij nader bepaalt. De kinderrechter heeft een voortzetting van de mondelinge behandeling en een nieuw gesprek met [de minderjarige] bepaald op 24 februari 2025. Daarbij heeft hij de Raad en/of de GI gelast om hem uiterlijk acht dagen voor de mondelinge behandeling te informeren over of er inmiddels wel concrete op [de minderjarige] en haar ouders toegesneden zorgen bestaan over een risico op eer gerelateerd geweld en of los en onafhankelijk van dat risico er zodanige zorgen zijn over de opvoedsituatie van [de minderjarige] dat terugplaatsing niet mogelijk is. De kinderrechter heeft iedere verdere beslissing aangehouden.
1.2.
Op 17 februari 2025 heeft de rechtbank een brief van de GI ontvangen.
In de zaak met kenmerk C/18/242376 / JE RK 25-74
1.3.
Op 14 februari 2025 heeft de rechtbank een verzoekschrift met een brief van de Raad ontvangen. De Raad verzoekt om [de minderjarige] definitief onder toezicht te stellen van de GI voor de duur van een jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. De Raad licht in zijn brief toe dat hij nog niet kan concluderen of er een machtiging tot uithuisplaatsing voor [de minderjarige] verzocht moet worden, omdat de Raad het daarvoor van belang acht dat er eerst duidelijkheid komt over het aangehouden verzoek van de GI om een (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] te verlenen voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling.
In beide zaken
1.4.
Op 20 februari 2025 heeft de rechtbank aanvullende stukken van de ouders ontvangen.
1.5.
Op 24 februari 2025 heeft de kinderrechter de zaken gelijktijdig mondeling behandeld. De kinderrechter heeft toen gesproken met: de ouders, hun advocaat, [naam 1], die de GI vertegenwoordigt en [naam 2] en [naam 3], die de Raad vertegenwoordigen. Ten behoeve van de ouders was een tolk aanwezig.
1.6.
De kinderrechter heeft voorafgaand aan de mondelinge behandeling met [de minderjarige] gesproken over de verzoeken.
1.7.
De kinderrechter heeft direct na de mondelinge behandeling uitspraak gedaan en aangekondigd dat hij de gronden waarop zijn uitspraak rust, zal uitwerken in deze vandaag te geven beschikking.

2.De (verdere) beoordeling

2.1.
De kinderrechter moet beslissen op het verzoek van de GI om voor [de minderjarige] een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlenen voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling, dus tot 20 maart 2025. Daarnaast moet de kinderrechter beslissen op het verzoek van de Raad om [de minderjarige] definitief onder toezicht van de GI te stellen voor de duur van een jaar.
2.2.
De kinderrechter neemt in deze beschikking nog geen definitieve beslissing. Daarvoor is het navolgende redengevend.
2.3.
De kinderrechter heeft opnieuw met [de minderjarige] gesproken die volhoudt dat zij niet 14 jaar, maar 24 jaar oud is. [de minderjarige] wil ook nog steeds meewerken aan een medisch onderzoek dat mogelijk duidelijkheid kan geven over haar leeftijd. [de minderjarige] is zich ervan bewust dat wanneer dat onderzoek zou uitwijzen dat zij meerderjarig is, dit gevolgen kan hebben voor haar verblijfsstatus hier in Nederland en voor de verblijfsstatus van haar familieleden.
2.4.
De kinderrechter kan op grond van de tot zover aan hem gebleken feiten en omstandigheden niet vaststellen of [de minderjarige] minderjarig is of meerderjarig. De onduidelijkheid daarover moet worden weggenomen. Wanneer komt vast te staan dat [de minderjarige] meerderjarig is, kunnen ten aanzien van haar geen kinderbeschermingsmaatregelen worden genomen. Wanneer het ervoor moet worden gehouden dat zij minderjarig is, is dat van groot belang voor de verdere hulpverlening die zij, maar ook haar familieleden nodig hebben.
2.5.
Tegen deze achtergrond heeft de kinderrechter besloten een deskundigenonderzoek te gelasten, waarmee [de minderjarige], haar ouders, de GI en de Raad instemmen, zowel met het onderzoek als de keuze van de kinderrechter voor de te noemen deskundige(n) en de daaraan te stellen vragen.
2.6.
De kinderrechter zal in deze beschikking dr. [naam 4], verbonden aan het [ziekenhuis], benoemen als deskundige ter beantwoording van de hierna in deze beschikking te stellen vragen. De kosten van het deskundigenonderzoek begroot de kinderrechter voorlopig in deze beschikking op het hierna te vermelden bedrag, dat hij ten laste van 's Rijks kas brengt.
2.7.
In samenspraak met de deskundige gelet op de spoedeisendheid, is voor het onderzoek van [de minderjarige] al een concrete datum en tijd vastgesteld, die hierna zal worden gegeven.
2.8.
In afwachting van de uitkomst van dit onderzoek houdt de kinderrechter iedere definitieve beslissing aan, behoudens voor zover hij het in het belang van [de minderjarige] passend en geboden vindt en het naar zijn oordeel op de wet kan worden gegrond dat de uithuisplaatsing van [de minderjarige] doorloopt. Dat vindt hij, onder verwijzing naar wat is overwogen in de voorgaande beschikking van 28 januari 2025, het geval. Hij verleent deze maatregel dan ook tot en met 18 maart 2025. Op deze datum en op de hierna vast te stellen tijd, zal de zaak van [de minderjarige] opnieuw mondeling worden behandeld.
2.9.
Als het gaat om het verzoek dat de Raad heeft gedaan om [de minderjarige] definitief onder toezicht te stellen, overweegt de kinderrechter als volgt.
2.10.
De Raad heeft in zijn verzoekschrift dat de rechtbank heeft ontvangen op 14 februari 2025 een definitieve ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verzocht voor de duur van een jaar. Dat verzoek heeft de Raad niet onderbouwd. Dat kan de Raad ook niet, omdat het onderzoeksrapport waarop het besluit van de Raad rust om het verzoek te doen, nog niet definitief is vastgesteld.
2.11.
De kinderrechter wijst de Raad erop dat op grond van de wet een verzoekschrift dat niet aan de in artikel 278 van het Wetboek van Rechtsvordering (Rv) gestelde eisen voldoet, nietig is. [1] Deze wettelijke sanctie brengt met zich dat het niet op de wet kan worden gegrond dat aan een verzoekende partij een herstelmogelijkheid wordt gegeven. Dat blijkt ook uit het systeem van de wet; een wettelijke herstelregeling, zoals de wet die kent ten aanzien van exploten in het algemeen (art. 66 lid 2 Rv) en exploten van dagvaarding in het bijzonder (art. 120 lid 2 Rv), komt bij de verzoekschriftprocedure niet voor.
2.12.
Deze herstelmogelijkheid biedt de kinderrechter de Raad ook niet. Hij heeft het verzoek van de Raad nog niet inhoudelijk behandeld, zodat de Raad daardoor tot 18 maart 2025 de tijd heeft om het verzoekschrift alsnog te laten beantwoorden aan de daaraan op grond van de wet te stellen eisen.
2.13.
De kinderrechter wijst verder op het volgende. Opnieuw is aangevoerd dat [de minderjarige] het risico loopt slachtoffer te worden van eergerelateerd geweld. In de eerder gegeven beschikking van 28 januari 2025 is de kinderrechter uitvoerig ingegaan op de ontoereikende onderbouwing van deze verstrekkende stellingname. De kinderrechter stelt vast dat geen van de betrokken instanties enige betekenis heeft toe willen kennen aan wat de kinderrechter heeft overwogen.
2.14.
Opnieuw en zonder enige concrete onderbouwing wordt gesuggereerd dat [de minderjarige] slachtoffer kan worden van eergerelateerd geweld wanneer zij niet uit huis geplaatst blijft, waaraan nu, eveneens zonder enige onderbouwing, de stelling wordt toegevoegd dat zij ook slachtoffer kan worden van een ontvoering naar [land].
2.15.
Vanuit de GI wordt wel een onderbouwing gegeven, zij het dat die bij de kinderrechter meer vragen oproept dan dat hij beantwoordt. Zo schrijft de GI over "collegiaal overleg" met de politie:
"
Uit collegiaal overleg met de politie op 29 januari 2025 komt het volgende naar voren:
Het is een feit dat [de minderjarige], ondanks haar jonge leeftijd, al langere tijd een relatie heeft en/of
intieme omgang heeft met volwassen mannen. Wat er nu gebeurt is een herhaling van wat er in 2023 is voorgevallen. Er is een beeld van een meisje dat zich cultureel gezien ongepast
gedraagt, en dat aangeeft bang te zijn voor represailles, zij zoekt ruimte en er is risico dat dit
escaleert.
Over het huwelijk van [de minderjarige] wordt gezegd dat dit onwaarschijnlijk is, of zelfs niet waar. Er zijn op dit moment geen aanwijzingen of bewijs die het verhaal van [de minderjarige] ondersteunen.
Wat betreft een mogelijk motief en de risico’s op eer gerelateerd geweld wordt opgemerkt dat
wanneer een meisje van [de minderjarige] haar leeftijd zich op een onzedelijke manier digitaal manifesteert, er theoretisch gezien een kans is dat er een motief voor eer gerelateerd geweld
ontstaat of zich ontwikkelt. Dit geldt vooral als er sprake is van recidive, zoals in dit geval, en het lijkt waarschijnlijk dat het hier niet bij blijft. Onder dergelijke omstandigheden kan de
bezorgdheid van "onrust" bij de ouders omslaan naar "wanhoop", wat de kans op escalatie
vergroot. In het verlengde daarvan moet ook rekening worden gehouden met het feit dat [de minderjarige]
in de richting van [land] kan verdwijnen. Het is ook bijzonder te noemen dat [de minderjarige] niets heeft verklaard over haar broer, die ook een rol kan spelen in de afwezigheid van haar vader. Kortom, er lijkt een duidelijke intentie (motief) in deze zaak te liggen."
2.16.
Het verbaast de kinderrechter dat kennelijk de politie meer en andere feitelijke informatie heeft dan de Raad in zijn onderzoek tot zover naar voren heeft gebracht. Het verbaast de kinderrechter ook dat dit kennelijk informatie is die van grote betekenis kan zijn voor de beoordeling van de zaak, in het bijzonder als het gaat om de beoordeling van het welgestelde maar op geen enkele wijze onderbouwde, risico op eergerelateerd geweld.
2.17.
De zittingsvertegenwoordiger van de GI heeft de hierover door de kinderrechter gestelde vragen niet kunnen beantwoorden. Gelet op hetgeen de advocaat van de ouders in dit verband naar voren heeft gebracht, is daarom afgesproken dat de GI alsnog aan de kinderrechter een opgave zal verstrekken van de politiefunctionarissen met wie zij stelt te hebben gesproken en de informatie die deze functionarissen aan de jeugdbeschermer hebben verstrekt.
2.18.
De kinderrechter zal zo nodig de betrokken functionarissen horen.
2.19.
Uit het verloop van de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter verder begrepen dat er informatie over het gezin en het in te schatten risico over eergerelateerd geweld beschikbaar is bij het Landelijk Expertise Centrum (LEC) van de politie. De Raad heeft in dat verband aangevoerd dat het hem niet vrijstaat om die informatie te delen.
2.20.
De kinderrechter overweegt hierover als volgt.
2.21.
Het kan niet zo zijn dat een onderdeel van de Nederlandse overheid, zoals de Raad dat is, zijn verzoeken om ingrijpende kinderbeschermingsmaatregelen te nemen, grondt op feiten die niet concreet worden benoemd en niet aan de onafhankelijke rechter ter toetsing worden voorgelegd.
2.22.
De kinderrechter wijst de Raad en zo ook de GI erop dat de in artikel 3.3 van de Jeugdwet aan beide instanties opgelegde waarheidsplicht zich hiertegen uitdrukkelijk verzet. De kinderrechter gelast daarom dat de Raad en de GI een uitdrukkelijke opgave doen van (i) de functionarissen van het LEC met wie is gesproken, (ii) de door deze functionarissen verstrekte informatie, (iii) de door deze instantie aan de Raad of de GI verstrekte rapportages of andere schriftelijke bescheiden.
2.23.
De kinderrechter wijst in dit verband uitdrukkelijk op artikel 22 en artikel 22a Rv dat hem de bevoegdheid verleent om de Raad en de GI te bevelen de stellingen toe te lichten of bepaalde op de zaak betrekking hebbende bescheiden over te legen en de in deze artikelen gegeven regeling, die overigens ook weigeringsgronden geeft en een specifieke regeling die borgt dat de rechter beoordeelt of weigering gerechtvaardigd is in die zin dat kennisneming van bepaalde processtukken niet met alle procespartijen wordt gedeeld.
2.24.
De kinderrechter neemt daarom de volgende beslissing.

3.De beslissing

De kinderrechter:
3.1.
verleent machtiging tot uithuisplaatsing van
[de minderjarige], geboren op [geboortedag] [geboortemaand] 2010 in [geboorteplaats] ([geboorteland]), in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 5 maart 2025 en met 18 maart 2025, of zoveel korter of langer als hij nader bepaalt;
3.2.
beveelt een deskundigenonderzoek naar de leeftijd van
[de minderjarige], geboren op [geboortedag] [geboortemaand] 2010 in [geboorteplaats] ([geboorteland]), ter beantwoording van de vraag of naar de stand van wat medisch onderzoek mogelijk maakt, kan worden vastgesteld of [de minderjarige] minder- dan wel meerderjarig is;
3.3.
benoemt dr. [naam 4] of een door hem aan te wijzen arts, verbonden aan het [ziekenhuis], tot deskundige;
3.4.
bepaalt dat de kosten van het deskundigenonderzoek, die vooralsnog worden begroot op € 1275,00 inclusief BTW, ten laste komen van 's Rijks kas, waarbij bij de door de rechtbank te geven eindbeschikking een definitieve beslissing met betrekking tot de kosten van het deskundigenonderzoek zal worden gegeven;
3.5.
bepaalt dat de griffier van deze rechtbank de beschikking van 28 januari 2025 en deze beschikking zowel per post als per e-mail aan de deskundige zal toezenden;
3.6.
roept [de minderjarige] op om op dinsdag 11 maart 2025 om 12.30 uur aanwezig te zijn op de polikliniek van het [ziekenhuis] en bepaalt dat de jeugdbeschermer of een door de jeugdbeschermer aan te wijzen begeleider, ervoor zorg draagt dat [de minderjarige] op genoemde datum en tijd aanwezig zal zijn;
3.7.
bepaalt dat de deskundige na het onderzoek zo snel mogelijk maar uiterlijk op 17 maart 2025, zo nodig verkort, schriftelijk aan de rechtbank rapporteert;
3.8.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.9.
bepaalt een (voortzetting van de) mondelinge behandeling op
dinsdag 18 maart 2025 om 13.00 uur, welke zal worden gehouden in het gerechtsgebouw in Groningen, Guyotplein 1;
3.10.
verzoekt (de advocaat van) de ouders, de GI en de Raad om tijdens deze mondelinge behandeling te verschijnen;
een nadere oproep daartoe zal niet worden verzonden;
3.11.
gelast de Raad en de GI om de kinderrechter en de andere belanghebbenden uiterlijk acht dagen voor de mondelinge behandeling te informeren, conform hetgeen daarover is overwogen in rechtsoverwegingen 2.21 tot en met 2.23;
3.12.
bepaalt opnieuw een gesprek met [de minderjarige] op
dinsdag 18 maart 2025 om 12.45 uurwelke zal worden gehouden in het gerechtsgebouw in Groningen, Guyotplein 1;
3.13.
gelast de griffier van deze rechtbank om [de minderjarige] uit te nodigen voor dit gesprek;
3.14.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 24 februari 2025 door mr. B.R. Tromp, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. R.C. Bernard als griffier, en op schrift gesteld op 26 februari 2025.
Als u het niet eens met de beslissingen die de rechter heeft genomen, kunt u in hoger beroep. Maar let op! Hoger beroep kunt u niet zelf instellen. U moet daarvoor naar een advocaat. Een advocaat kan voor u hoger beroep instellen bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Belangrijk is dat u snel naar een advocaat gaat. Hoger beroep moet bijna altijd binnen drie maanden na de dag van de uitspraak worden ingesteld. Voor de Raad en de GI geldt dat zij zelf hoger beroep kunnen instellen.

Voetnoten

1.Zie hiervoor ook: MvT, Parl. Gesch. Herz. Rv, p. 444.