ECLI:NL:RBNNE:2025:666

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 februari 2025
Publicatiedatum
21 februari 2025
Zaaknummer
18.070547.23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van mishandeling, vrijheidsberoving en dwang door onvoldoende bewijs

Op 21 februari 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van mishandeling, vrijheidsberoving en dwang. De zaak kwam voor de meervoudige kamer van de rechtbank naar aanleiding van een aangifte van de levensgezel van de verdachte. De tenlastelegging omvatte meerdere incidenten van mishandeling en het wederrechtelijk ontnemen van de vrijheid van de aangeefster, die in de periode van 31 oktober 2022 tot en met 9 februari 2023 zou hebben plaatsgevonden. De verdachte ontkende de beschuldigingen en zijn raadsman pleitte voor vrijspraak, stellende dat de aangifte onvoldoende steun vond in het dossier.

Tijdens de zitting op 7 februari 2025 werd de aangeefster bijgestaan door haar advocaat, terwijl het openbaar ministerie vertegenwoordigd was door de officier van justitie. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de aangeefster niet voldoende werd ondersteund door ander bewijs. De rechtbank benadrukte dat volgens artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering een veroordeling niet uitsluitend kan steunen op de verklaring van één getuige. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de tenlastegelegde feiten.

De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle beschuldigingen en verklaarde de vordering van de benadeelde partij, de aangeefster, niet-ontvankelijk, omdat het feit niet bewezen was. De rechtbank bepaalde dat de benadeelde partij haar eigen proceskosten diende te dragen. Dit vonnis werd uitgesproken door de rechters op 21 februari 2025, waarbij mr. H.M. Lenting, de voorzitter, buiten staat was om het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer 18/070547-23

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken

d.d. 21 februari 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboorte datum] 1984 te [geboorte plaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 7 februari 2025. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.S. Scheffers, advocaat te Hoogezand. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. G.R. Stoeten.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 31 oktober 2022 tot en met 9 februari 2023, op diverse data en/of tijdstippen, te Emmen, (meermalen) zijn levensgezel, [slachtoffer] heeft mishandeld door:
  • het slaan en/of stompen in/tegen het gezicht en/of op de arm(en) en/of be(e)n(en)en/of (elders) tegen het lichaam van die [slachtoffer] en/of
  • het trekken aan de haren van die [slachtoffer] en/of
  • het knijpen in de keel van die [slachtoffer] en/of
  • het geven van een kopstoot in/tegen het gezicht van die [slachtoffer] ;
2
hij in of omstreeks de periode van 30 december 2022 tot en met 9 februari 2023 te Emmen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door die [slachtoffer] te mishandelen en/of te intimideren en/of daarbij die [slachtoffer] heeft opgedragen in zijn verdachtes, woning te verblijven en/of (vervolgens) te bepalen wanneer die [slachtoffer] naar buiten mocht en haar daarbij te vergezellen en/of die [slachtoffer] daarbij op te dragen dat zij naast hem moest lopen en/of haar capuchon over haar hoofd moest doen en/of naar beneden moest kijken;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 30 december 2022 tot en met 9 februari 2023 te Emmen, een ander, te weten [slachtoffer] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten het laten afgeven en/of beheren van de telefoon van die [slachtoffer] en/of het aan die [slachtoffer] opdragen om in zijn verdachtes, woning te verblijven en daarbij bepaald wanneer zij naar buiten mocht,
immers heeft hij, verdachte
  • de telefoon van die [slachtoffer] afgepakt en/of onder zijn kussen gelegd en/of die [slachtoffer] geslagen als zij op haar telefoon keek en/of
  • die [slachtoffer] opgedragen in zijn, verdachtes, woning te verblijven en/of
  • bepaald wanneer die [slachtoffer] naar buiten mocht en daarbij die [slachtoffer] vergezeld en/of aan die [slachtoffer] opgedragen dat zij naast hem moest lopen en/of haar capuchon over haar hoofd moest doen en/of naar beneden moest kijken.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de onder 1 en 2 primair tenlastegelegde feiten tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, waarvan 152 dagen voorwaardelijk, met aftrek en een proeftijd van 3 jaren en een taakstraf voor de duur van 160 uren. Daarnaast heeft de officier van justitie oplegging gevorderd van een maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende een contactverbod met aangeefster, alsmede een locatieverbod voor de plaats Emmen.
Ten aanzien van de onder 1 en 2 primair tenlastegelegde feiten heeft de officier van justitie aangevoerd dat aangeefster uitgebreid en gedetailleerd heeft verklaard. De verklaring van aangeefster wordt bovendien ondersteund door de verklaring van haar zus. Zij heeft namelijk bij aangeefster een blauwe plek in haar hals gezien en kon vanaf 28 december 2022 geen contact meer met aangeefster krijgen. Het is ook de zus van aangeefster die een melding doet bij de politie, waarna de agenten aangeefster angstig en trillend als een rietje aantreffen in de woning van de moeder van verdachte. Daarnaast wordt in de telefoon van verdachte een foto aangetroffen van aangeefster met een blauwe plek op haar been.
Diezelfde foto wordt aangetroffen in de telefoon van aangeefster; samen met nog een andere foto waarop aangeefster te zien is met een blauwe plek op haar arm. Voorts blijkt uit de telefoon van aangeefster dat zij zich vanaf 30 december 2022 tot en met 7 februari 2023 continu bevond op de [adres] in Emmen.
Verdachte is ook eerder veroordeeld voor huiselijk geweld. Er zit een sfeer proces-verbaal in het dossier waaruit een vergelijkbaar patroon naar voren lijkt te komen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken.
Het betoog komt er - kort en zakelijk weergegeven - op neer dat de verklaring van aangeefster onvoldoende steun vindt in de inhoud van de overige stukken in het dossier. Voorts zijn er veel aanwijzingen in het dossier die maken dat ernstig aan de betrouwbaarheid van de aangifte moet worden getwijfeld. Aangeefster heeft bijvoorbeeld verklaard dat zij iedere dag ernstig werd mishandeld en dat zij blauwe plekken had op haar lichaam en in haar gezicht. De agenten ter plaatse hebben echter geen blauwe plekken bij aangeefster waargenomen. Nu er helemaal geen medisch onderzoek heeft plaatsgevonden, is er geen ondersteuning voor dit deel van de tenlastelegging. Ten aanzien van de aangetroffen fotos dient te worden opgemerkt dat niet duidelijk is wanneer deze fotos zijn genomen en hoe aangeefster aan die blauwe plekken is gekomen. Het ligt, gelet op de verklaring van aangeefster, bovendien in de lijn der verwachting dat er meer letsels op de fotos te zien zouden zijn. Nader onderzoek van de politie heeft evenmin geleid tot enige ondersteuning van de aangifte.
De verklaringen van getuigen [getuige] en [getuige] zijn niet bruikbaar voor het bewijs. Zij worden namelijk pas een maand na het aantreffen van aangeefster gehoord, terwijl zij vooraf de verklaringen van aangeefster hebben gelezen en besproken.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat in zaken als de onderhavige veelal de verklaring van de aangeefster tegenover die van de verdachte staat. Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat een verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan niet uitsluitend worden aangenomen op basis van de verklaring van één getuige. De gedachte hierachter is dat het onverantwoord is iemand te veroordelen enkel en alleen op grond van de mededeling van één persoon. Dit betekent dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring mag komen als de feiten en omstandigheden waarover aangeefster verklaart op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
Niet voldoende is dat andere getuigen de auditu, oftewel van horen zeggen, verklaren over wat zij van het veronderstelde slachtoffer hebben gehoord. De bron van deze verklaringen blijft dan immers steeds het veronderstelde slachtoffer.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of in deze zaak aan het bewijsminimum is voldaan. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte haar dagelijks ernstig heeft mishandeld en dat hij haar een periode van haar vrijheid heeft beroofd. Verdachte heeft dit ter zitting en bij de politie uitdrukkelijk ontkend. De verklaring van aangeefster en de verklaring van verdachte staan daarom lijnrecht tegenover elkaar.
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen dat verdachte aangeefster heeft mishandeld, heeft beroofd van haar vrijheid en/of heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden.
De rechtbank komt tot dit oordeel omdat er in het dossier onvoldoende ondersteunend bewijs voor de verklaring van aangeefster voorhanden is.
Ten aanzien van de wel aanwezige stukken in het dossier overweegt de rechtbank als volgt. De hevige toestand van aangeefster, waarover de verbalisanten verklaren bij de binnenkomst in de woning van de moeder van verdachte, levert naar het oordeel van de rechtbank op zichzelf onvoldoende steunbewijs op voor het oordeel dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. De fotos op de telefoons van aangeefster en verdachte zijn daarnaast onduidelijk; niet is vast te stellen hoe aangeefster aan de plekken op haar lichaam is gekomen en wanneer deze fotos zijn gemaakt. Voorts is noch op de fotos enig ander letsel bij aangeefster te zien noch is door de verbalisanten ter plaatse enig ander letsel waargenomen, wat niet past bij de verklaring van aangeefster dat zij elke dag ernstig werd mishandeld. De overige door de politie ingezette onderzoeken, die naar aanleiding van de aangifte zijn uitgezet, hebben evenmin ondersteuning opgeleverd voor de aangifte. Daarbij levert het feit dat de telefoon van aangeefster in de periode van 30 december 2022 tot en met 7 februari 2023 continu in de woning van de moeder van verdachte bevond geen direct bewijs op dat aangeefster in die woning zat opgesloten.
Het sfeer proces-verbaal kan, zoals door de officier van justitie is naar voren gebracht, niet als steunbewijs dienen. In dit proces-verbaal staan politieregistraties beschreven die betrekking hebben op verdachte en zijn eerdere relaties en de inhoud van dit proces-verbaal kan niet als ondersteunend bewijs dienen voor de aan verdachte tenlastegelegde feiten. De verklaringen van getuigen [getuige] en [getuige] zijn tot slot evenmin redengevend voor het bewijs. Beiden hebben zelf geen strafbare gedragingen waargenomen en de zus van aangeefster heeft pas een verklaring afgelegd nadat zij op een eerder moment de verklaringen van aangeefster had doorgenomen.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de aangifte onvoldoende wordt ondersteund door andere stukken in het dossier, hetgeen maakt dat verdachte zal worden vrijgesproken voor de onder 1, 2 primair en 2 subsidiair tenlastegelegde feiten.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. De benadeelde partij heeft ter terechtzitting haar vordering gewijzigd.
Gevorderd wordt een bedrag van 5.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het feit niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij haar eigen proceskosten draagt.
Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte 1, 2 primair en 2 subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Ten aanzien van feit 1, 2 primair en 2 subsidiair
Verklaart de vordering van [slachtoffer] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij haar eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.M. Lenting, voorzitter, mr. R. Baluah en mr. R.D. van Essen, rechters, bijgestaan door mr. J.D. Zwaagstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 februari 2025.
Mr. H.M. Lenting is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.