ECLI:NL:RBNNE:2025:664

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 februari 2025
Publicatiedatum
21 februari 2025
Zaaknummer
18.034833.24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens ontucht met een minderjarige

De rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, heeft op 21 februari 2025 een man veroordeeld wegens ontucht met een 11-jarige jongen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uren. Daarnaast moet hij een schadevergoeding van € 2.000,- aan het slachtoffer betalen. De zaak kwam aan het licht na een aangifte van het slachtoffer, die verklaarde dat de verdachte hem had geconfronteerd met zijn geslachtsdeel en hem had gedwongen om dit aan te raken. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van het slachtoffer gedetailleerd en consistent was, en dat deze steun vond in verklaringen van de moeder van het slachtoffer en de verdachte zelf. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een gevangenisstraf op, rekening houdend met de ernst van het feit en de kwetsbaarheid van het slachtoffer. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een verbod op contact met minderjarigen. De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding werd gedeeltelijk toegewezen, tot een bedrag van € 2.000,-, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18-034833-24
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken van 21 februari 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte]

geboren op [geboorte datum] 1996 te [geboorte plaats] (Saoedi-Arabië) wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 7 februari 2025.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P. Bonthuis, advocaat te Haskerdijken. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 juli 2023 te Oosterwolde, in elk geval in de gemeente
Ooststellingwerf, met [slachtoffer] , geboren op [geboorte datum] 2012, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, immers heeft verdachte toen aldaar,
  • (onverhoeds) zijn, verdachtes, ((deels) ontblote stijve) penis laten zien, waarover een condoom was aangebracht en/of (vervolgens)
  • die [slachtoffer] uitgenodigd/aangeven bij hem (op schoot) te komen zitten en/of (toen die [slachtoffer] naast hem (op een bed) was gezeten)
  • die [slachtoffer] bij een hand vastgepakt en (vervolgens) met zijn, verdachtes, hand, die hand van die [slachtoffer] naar zijn, verdachte penis gebracht en/of (vervolgens) die hand van die [slachtoffer] om en/of tegen verdachte penis gebracht, in elk geval zijn, verdachtes penis door die [slachtoffer] doen of laten aanraken en/of (daarbij)
  • die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, in de nek/hals gezoend en/of geknuffeld en/of op de/een wang(en) gezoend.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de verklaring van het slachtoffer gedetailleerd, consistent en geloofwaardig is. De verklaring vindt steun in de verklaring van de moeder van het slachtoffer en in de bij de politie afgelegde verklaring van verdachte.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte het condoom om zijn geslachtsdeel had aangebracht nadat het slachtoffer de kamer had verlaten. Verdachte had niet verwacht dat het slachtoffer weer binnen zou komen. Er is volgens verdachte geen fysieke aanraking is geweest. Pas na het afdoen van het condoom heeft het slachtoffer het condoom aangeraakt. Van ontucht kan dan volgens de raadsman geen sprake zijn. Ook als het slachtoffer het condoom om het geslachtsdeel van verdachte wel heeft aangeraakt kan ontucht niet worden bewezen.
Verdachte was niet seksueel opgewonden. Het ging om seksuele voorlichting.
Oordeel van de rechtbank
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt vast dat het slachtoffer gedetailleerd en consistent heeft verklaard over hetgeen zich in de slaapkamer heeft afgespeeld. Het slachtoffer heeft, kort gezegd, verklaard dat verdachte hem onverwacht en tegen zijn wil heeft geconfronteerd met zijn stijve geslachtsdeel en dat het slachtoffer zijn hand op het geslachtsdeel van verdachte moest leggen toen verdachte daar een condoom om had. Daarna is het slachtoffer naar huis gegaan en heeft hij het direct aan zijn moeder verteld. De verklaring van het slachtoffer vindt steun in de verklaring van zijn moeder die ziet dat haar zoontje emotioneel en angstig is als hij aan zijn moeder vertelt wat verdachte heeft gedaan. Ook vindt de verklaring van het slachtoffer steun in de verklaring van verdachte die hij bij de politie heeft afgelegd. Toen verklaarde verdachte, anders dan op de zitting, dat hij zijn geslachtsdeel, met condoom, aan het slachtoffer heeft laten zien en dat het slachtoffer het condoom om zijn penis met een vinger heeft aangeraakt. De rechtbank acht de verklaring van het slachtoffer betrouwbaar en zal de verklaring voor het bewijs gebruiken.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 juli 2023, opgenomen op pagina 12 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2023193316 d.d. 16 januari 2024, inhoudend als relaas van verbalisant:
Dit betrof de moeder van [slachtoffer] , geboren op [geboorte datum] 2012. Zij vertelde
dat haar zoon, die ze ook wel [slachtoffer] noemt, bij de buren was geweest, bij de buurjongen van 23 jaar.
Verdachte
Achternaam : [verdachte]
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 24 juli 2023, opgenomen op pagina 23 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van
S. [slachtoffer] :
V: Wanneer was dat?
A: Vrijdag 21 juli 2023. Ongeveer 18:00 uur in de avond. V: Tegen wie doe je aangifte?
A: [verdachte] .
V: Wat is hij van jou?
A: Buurman. Zijn zus woont daar.
A. Op een gegeven moment komt [slachtoffer] thuis. En vraagt of ik mee kan komen naar de gang. Ik zei: "Je kunt het hier wel zeggen" en hij zei: "eerst even in de gang". Toen ben ik met hem naar de gang gegaan. En toen sprong de tranen bij hem in de ogen en hij zei: "Hij had een condoom om en ik moest aan zijn piemel zitten".
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 11 januari 2024 opgenomen op pagina 37 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van Emmelich ( [slachtoffer] ) [slachtoffer] :
V: Waar woon je A: Oosterwolde.
V: Maar vertel eens, waarvoor ben jij gekomen? A: Voor de buurman.
A: Ja, die deed raar.
A: Toen had-ie in één keer zijn dinges zo, had-ie zo staan, recht tegen zijn buik aan.
A: En toen, kijk, hij had zijn ding zo, onder zijn T-shirt. En toen deed-ie het T-shirt omhoog, en toen zei ik: “Wat de fuck?”
A: Oh ja, ik moest bij hem op schoot zitten. Dat heb ik dan weer niet gedaan. V: En wat bedoel je dan met zijn dinges?
A: Zijn lul, zijn piemel.
A: Ja, kijk, ik moest voelen. Hij had zijn hand zo op mijne. En hij drukte mijn hand er naartoe En toen drukte hij mijn hand zo verder.
A: En toen deed ik het na twee (2) seconden er weer af. Toen hij weer losliet.
V: En wat zag je aan zijn piemel? A: Hij stond overeind.
A: En dan zat ik zo op bed. En hij zat dan zo, dus. A: Ja. En toen pakte hij mijn hand zo, en toen, ja...
V: Maar toen legde hij met zijn hand jouw hand op zijn dinges zei je? A: Ja.
V: En wat voelde je aan zijn dinges?
A: Ja, glibberig, want hij had een condoom om.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 24 juli 2023, opgenomen op pagina 135 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
V: Jij vertelde dat er afgelopen vrijdag een BBQ bij je zus thuis was. Dit was in Oosterwolde. A: Ja dat klopt.
V: Jij vroeg [slachtoffer] of hij de kamer wilde verlaten. Toen heb jij [slachtoffer] weer binnen laten komen
A: Ik heb de deur dicht gedaan en toen heb ik de condoom gebruikt. Dat lukte niet als de penis slap is. Dus ik moest hem een beetje hard maken.
V: Op welk moment liet jij [slachtoffer] weer binnen. A: Ik had toen de condoom al om.
A: [slachtoffer] heeft een paar seconden buiten gewacht en hij kwam toen terug. A: Ik zat op het bed.
V: Hoe zat het toen met het condoom? A: Die had ik nog aan mijn piemel.
V: Wat zag [slachtoffer] toen jij het condoom liet zien?
A: Ik liet een gedeelte van mijn piemel zien met het condoom. V: In hoeverre heeft [slachtoffer] het condoom aangeraakt?
A: [slachtoffer] heeft het condoom aan mij gegeven en toen ik hem om had aan mijn penis toen heeft [slachtoffer] het condoom ook aangeraakt om zeker te weten dat ik het condoom aan had. V: Hoe raakte [slachtoffer] het condoom aan?
A: Met een vinger. Ik denk met zijn wijsvinger. Hij wilde zeker weten dat ik het condoom aan had.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 21 juli 2023 te Oosterwolde met [slachtoffer] , geboren op [geboorte datum] 2012, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, immers heeft verdachte,
  • onverhoeds zijn ontblote stijve penis laten zien waarover een condoom was aangebracht en vervolgens
  • die [slachtoffer] uitgenodigd bij hem op schoot te komen zitten en toen die [slachtoffer] naast hem op een bed was gezeten
  • die [slachtoffer] bij een hand vastgepakt en vervolgens met zijn hand die hand van [slachtoffer] naar zijn penis gebracht en zijn penis door die [slachtoffer] doen aanraken.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest en een proeftijd van 3 jaren met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd. De officier van justitie heeft daarbij in strafmatigende zin rekening gehouden met de persoon van verdachte.
Standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat er bij verdachte waarschijnlijk sprake is van persoonsproblematiek. De raadsman verwijst daartoe naar een brief van de GGZ die op de zitting is overgelegd. Verdachte vertoont volgens de raadsman kinderlijk gedrag en loopt achter in zijn ontwikkeling. Verdachte is first offender. De raadsman heeft daarom, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, gepleit voor een deels voorwaardelijke gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de duur van het voorarrest, met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd en een onvoorwaardelijke taakstraf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de rapportage van de reclassering, de brief van de GGZ, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Ernst van het feit
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ontucht met een 11-jarige jongen. Hij heeft misbruik gemaakt van het vertrouwen van het slachtoffer. Verdachte deed het voorkomen alsof hij gezellig een computerspel met hem wilde spelen, maar op een zeker moment confronteerde hij het slachtoffer met zijn geslachtsdeel en dwong hij het slachtoffer om zijn geslachtsdeel aan te raken. Met zijn handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de psychische integriteit van het slachtoffer. Hij heeft misbruik gemaakt van het overwicht dat hij als volwassene op een kind heeft en hij heeft zijn eigen lustgevoelens laten prevaleren. Dergelijke ontuchtige handelingen kunnen leiden tot diepgaande en langdurige gevolgen voor de psychologische ontwikkeling van een kind.
Persoon van de verdachte
Uit het advies van de reclassering maakt de rechtbank op dat verdachte een kinderlijke indruk maakt en dat hij voornamelijk omgaat met minderjarigen. Verdachte lijkt meer aansluiting bij kinderen dan bij volwassenen te vinden. Er lijkt sprake te zijn van een verstandelijke beperking en wellicht ook nog van andere ontwikkelingsproblematiek.
De reclassering acht diagnostisch onderzoek noodzakelijk om daar meer zicht op te krijgen.
Vanwege de ontkennende houding van verdachte en een gebrek aan informatie over zijn psychosociaal functioneren kan de reclassering de kans op herhaling lastig inschatten. De reclassering vindt het zorgelijk dat verdachte, zonder toezicht van derden, veel omgaat met minderjarige jongens en ziet daarom een verhoogde kans op herhaling. Om herhaling te voorkomen acht de reclassering een forensische behandeling geïndiceerd. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een deels voorwaardelijke straf met daarbij de bijzondere voorwaarden meldplicht bij reclassering, ambulante behandeling en het vermijden van contact met minderjarigen.
Net als de reclassering heeft de rechtbank ter terechtzitting geconstateerd dat verdachte een kinderlijke indruk maakt. Verdachte lijkt niet doordrongen te zijn van de ernst van het feit. Uit de brief van de GGZ maakt de rechtbank op dat sprake lijkt te zijn van persoonlijkheidsproblematiek. Er zijn aanwijzingen voor een angststoornis of een persoonlijkheidsstoornis/identiteitsproblematiek waarbij de GGZ opmerkt dat verdere diagnostiek noodzakelijk is.
Verdacht is niet eerder veroordeeld voor strafbare feiten en dus een first offender.
Op te leggen straf
Voor het plegen van ontucht door een volwassene met een kind geldt in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf als uitgangspunt en de rechtbank is van oordeel dat een gevangenisstraf moet worden opgelegd. De rechtbank neemt bij het bepalen van de hoogte van de straf in aanmerking dat, zonder af te doen aan het ernst van het feit en de gevolgen voor het slachtoffer, de ontuchtige handelingen beperkt zijn gebleven tot een éénmalige en korte aanraking van de penis van verdachte. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de (kwetsbare) persoon van de verdachte. De rechtbank acht het van belang dat er nader onderzoek wordt gedaan naar eventueel aanwezige persoonlijkheidsproblematiek en dat verdachte hiervoor wordt behandeld, zodat herhaling in de toekomst wordt voorkomen. De rechtbank zal daarom een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen en daaraan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden. Alles overwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van zes maanden waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en aftrek van het voorarrest en een onvoorwaardelijke taakstraf van 120 uren passend en geboden.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 10.000,-- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de benadeelde partij schade heeft geleden die voor vergoeding in aanmerking komt, maar dat het gevorderde bedrag te hoog is als gekeken wordt naar in de praktijk toegewezen schadevergoedingen in andere vergelijkbare zaken. De officier van justitie concludeert tot toewijzing tot een bedrag van 2.000,-- en tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering.
Standpunt van de verdediging
De raadsman kan, indien een bewezenverklaring volgt, zich vinden in het standpunt van de officier van justitie en is met haar van mening dat het gevorderde bedrag te hoog is. De raadsman stelt dat in dergelijke zaken doorgaans bedragen tussen de 1.000,-- en 2.000,-- worden toegewezen. Ten aanzien van de hoogte van het toe te wijzen bedrag refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De rechtbank zal de vordering toewijzen tot een bedrag van 2.000,-- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 juli 2023.
De rechtbank overweegt daartoe dat de door de benadeelde partij opgevoerde schade kan worden gekwalificeerd als een aantasting in de persoon op andere wijze, als bedoeld in artikel 6:106 eerste lid sub b van het Burgerlijk Wetboek. Van de bedoelde aantasting in de persoon op andere wijze is in ieder geval sprake als de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daarnaast kunnen de aard en de ernst van
de normschending reeds meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan door de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen
Naast de onderbouwing van de schade door de benadeelde partij, waaruit blijkt dat de benadeelde psychische klachten heeft waarvoor hulp is gezocht bij Accare, is de rechtbank van oordeel dat de nadelige gevolgen voor de benadeelde in dit concrete geval zo evident zijn, dat geestelijk letsel kan worden aangenomen. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat dit soort strafbare feiten een grove inbreuk betekenen op de geestelijke integriteit van het slachtoffer.
De hoogte van de immateriële schade wordt door de rechtbank naar billijkheid vastgesteld op 2.000,--. Daarbij is aansluiting gezocht bij uitspraken in vergelijkbare zaken.
De rechtbank zal de vordering voor het meer gevorderde niet-ontvankelijk verklaren.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 247 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot vijf maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
drie jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
1. veroordeelde zich meldt zich na uitnodiging bij de Reclassering Nederland op een door
de reclassering aangegeven tijdstip en locatie. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak, zolang en waar de reclassering dat nodig vindt. Dit kunnen ook huisbezoeken inhouden. Veroordeelde volgt de aanwijzingen op die hem door of namens de reclassering gegeven worden voor zover niet reeds in andere voorwaarden benoemd. Binnen het toezicht worden (sub)doelen geformuleerd en veroordeelde zet zich in om deze te behalen.
2. veroordeelde meewerkt aan diagnostisch onderzoek en zich, indien geïndiceerd, laat
behandelen door de AFPN of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zodra er plek is voor veroordeelde. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
3. veroordeelde op geen enkele wijze contact zoekt met minderjarigen. Veroordeelde
vermijdt deze contacten zoveel mogelijk. Als contacten onvermijdelijk zijn, zorgt veroordeelde dat hierbij een volwassene aanwezig is in overleg met de reclassering.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
een taakstraf voor de duur van 120 uren.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast.
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan
[slachtoffer]te betalen:
  • het bedrag van 2.000,-- (zegge: tweeduizend euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 juli 2023 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van
[slachtoffer]aan de Staat te betalen een bedrag van 2.000,-- (zegge: tweeduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 juli 2023 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 30 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S. Sikkema, voorzitter, mr. M.E. Joha en mr. L. Potijk, rechters, bijgestaan door K. de Ruiter, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 februari 2025.
Mr. Sikkema is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.