ECLI:NL:RBNNE:2025:632

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 februari 2025
Publicatiedatum
20 februari 2025
Zaaknummer
18.263226.24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor afpersing en verduistering met geweld in Leeuwarden

Op 18 februari 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van afpersing en verduistering. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en bijzondere voorwaarden. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 16 augustus 2024 in Leeuwarden, waar de verdachte samen met een mededader een slachtoffer heeft bedreigd met geweld om een telefoontoestel, geld en een OV-chipkaart af te dwingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de afpersing heeft gepleegd door het slachtoffer te dwingen tot afgifte van zijn bezittingen door bedreiging met een mes. Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van verduistering van een pakje shag dat hij van een ander slachtoffer had gekregen om een shagje te draaien, maar niet teruggegeven. De rechtbank achtte de afpersing wettig en overtuigend bewezen, maar sprak de verdachte vrij van de primair ten laste gelegde diefstal, omdat er geen sprake was van een wegnemingshandeling. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, het recidivegedrag van de verdachte en de persoonlijke omstandigheden, waaronder zijn alcoholgebruik en psychische problemen. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een klinische opname en een middelenverbod, om de kans op recidive te verkleinen.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/263226-24
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 18 februari 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboorte datum] 1991 te [geboorte plaats] , thans gedetineerd in [instelling] ,
[adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 4 februari 2025.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.W. Wurpel, advocaat te Rotterdam. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door officier van justitie mr. A.R. Posthuma.
Tenlastelegging
Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1. ​
hij op of omstreeks 16 augustus 2024 te Leeuwarden, in elk geval in de gemeente Leeuwarden, op de openbare weg, te weten [adres] , tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld, [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een telefoontoestel en/of een hoeveelheid geld (een briefje van 5 euro) en/of een OV-chipkaart en/of een bankpas (beiden op naam van die [slachtoffer] ), in elk geval van enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer] of een derde toebehoorde(n), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen, met voornoemd oogmerk,
  • die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, de woorden heeft toegevoegd: "Give me your phone!" en/of (vervolgens)
  • een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, ter hand heeft genomen en/of (vervolgens)
  • ( op korte afstand van die [slachtoffer] ) met dat/een mes, althans (een) scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp, meermalen, althans eenmaal, (een) beweging(en) heeft gemaakt in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] ,
waardoor, althans mede waardoor, die [slachtoffer] werd gedwongen tot bovenomschreven afgifte;
hij op of omstreeks 16 augustus 2024 te Leeuwarden, in elk geval in de gemeente Leeuwarden, op de openbare weg, te weten het [adres] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een pakje shag (zware Van Nelle) met vloei, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte (nadat verdachte dat pakje shag met vloei van die [slachtoffer 2] tot zijn beschikking had gekregen om een shagje te draaien en nadat die [slachtoffer 2] tegen verdachte had gezegd dat hij zijn shag met vloei (na het draaien van het shagje) terug wilde hebben), opzettelijk gewelddadig
  • tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd dat hij moest oprotten, althans woorden van gelijke aard of strekking en/of (vervolgens)
  • een mes uit zijn broekzak heeft gehaald, althans ter hand heeft genomen, en/of (vervolgens)
  • die [slachtoffer 2] de woorden heeft toegevoegd: "En nu wegwezen want ik steek je neer!" en/of "Denk er maar om want ik heb ook een Glock bij me!" en/of "Kan ik je ook neerschieten.", althans (telkens) woorden van gelijke (be)dreigende aard en/of strekking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 augustus 2024 te Leeuwarden, in elk geval in de gemeente Leeuwarden, opzettelijk een pakje shag (zware Van Nelle) met vloei, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten ten behoeve van het draaien van een shagje (om daarna dat
pakje shag met vloei vervolgens weer terug te geven aan die [slachtoffer 2] ), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feit 1 (zonder medeplegen) en 2 primair.
De officier van justitie baseert het bewijs voor feit 2 primair op de aangifte, het aantreffen van de shag in de tas van verdachte en het proces-verbaal van bevindingen waarin de camerabeelden zijn beschreven. Daarbij neemt de officier van justitie ook in haar standpunt mee dat sprake is van dezelfde modus operandi als bij de beroving van [slachtoffer] (feit 1) en dat deze twee berovingen in dezelfde omgeving en vlak na elkaar hebben plaatsgevonden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 partiële vrijspraak bepleit, namelijk ten aanzien van het medeplegen. Voor het overige heeft hij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman heeft verder betoogd dat verdachte van feit 2 integraal moet worden vrijgesproken, om sprake is van onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Daarbij heeft de raadsman bovendien ten aanzien van feit 2 primair aangevoerd dat geen sprake is van een wegnemingshandeling, zodat geen sprake kan zijn van diefstal.
Oordeel van de rechtbank Feit 1
Partiële vrijspraak
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van medeplegen van feit 1, zodat verdachte van dit deel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen1
De rechtbank acht feit 1 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring, en zal ten aanzien van het bewezen verklaarde volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, Sv, nu de verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Uit de aangifte van [slachtoffer]2 en de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting3 blijkt genoegzaam dat verdachte feit 1 heeft begaan op de wijze zoals hierna bewezen is verklaard.
Feit 2
Vrijspraak (feit 2 primair)
De rechtbank acht feit 2 primair niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat geen sprake is geweest van een (wederrechtelijke) wegnemingshandeling. Aangever [slachtoffer 2] heeft de shag immers zelf aan verdachte gegeven. Daarmee kan het wegnemen als bestanddeel van de ten laste gelegde diefstal niet wettig en overtuigend worden bewezen.
Bewijsmiddelen (feit 2 subsidiair)
De rechtbank acht feit 2 subsidiair wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. De rechtbank stelt op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten, het volgende vast.
[slachtoffer 2] heeft aangifte gedaan van beroving. Op 16 augustus 2024 tussen 03:45 uur en 04:00 uur stond aangever buiten bij [bedrijf] op het [adres] in Leeuwarden een shagje te roken. Een man gekleed in een beige/bruin trainingspak vroeg toen aan aangever of hij ook een shagje mocht draaien. Aangever zei dat dat wel kon en gaf de man zijn pakje shag. Vervolgens zag aangever dat de man een shagje draaide en daarna de shag in zijn eigen zak stak. Aangever vroeg twee of drie keer of hij zijn shag terug mocht, maar de man reageerde daarop door te zeggen dat aangever moest oprotten. Toen aangever nogmaals vroeg of hij zijn shag terug mocht, zag aangever dat de man een mes uit zijn broekzak haalde, het mes openklapte en zei: “En nu wegwezen want ik steek je neer!”. Aangever bleef nog even staan, maar de man bleef zeggen dat aangever moest oprotten. Daarna hoorde aangever dat de man zei: “Denk er maar om, want ik heb ook een Glock bij me!” en “Kan ik je ook neerschieten”. Daarop is aangever weggelopen.4 Het betrof shag van het merk Zware van Nelle met vloei.5
Verdachte heeft verklaard dat hij de door aangever [slachtoffer 2] beschreven persoon in het trainingspak was.6
Verbalisant Van Reenen heeft de camerabeelden van het [adres] op 16 augustus 2024 van Stadstoezicht bekeken en beschreven. Verbalisant ziet dat de afspeeltijd van de beelden overeenkomen met het tijdsbeeld van de straatroof.7 Ter hoogte van [bedrijf] staan aangever en de man in het gele trainingspak.8 Het lijkt erop dat [slachtoffer 2] iets aan de man in het trainingspak geeft.9 Daarna steekt [slachtoffer 2] zijn shagje aan en houdt ook de man in het trainingspak iets vast.10
Bewijsoverweging (feit 2 subsidiair)
De rechtbank is van oordeel dat feit 2 subsidiair, verduistering, wettig en overtuigend kan worden bewezen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Wettig bewijs
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van voldoende wettig bewijs. De verklaring van aangever [slachtoffer 2] wordt ondersteund doordat verdachte heeft verklaard dat hij de persoon in het trainingspak is en door de beschrijving van de camerabeelden waaruit blijkt dat [slachtoffer 2] iets aan verdachte geeft, waarna [slachtoffer 2] zijn shagje aansteekt en verdachte ook iets vasthoudt. Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat de bewijsminimumregel uit artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering betrekking heeft op de tenlastelegging als geheel, en niet op onderdelen daarvan. Dit betekent dat nu uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte op het moment dat de aangever stelt te zijn beroofd door een man met een opvallend trainingspak, met de aangever stond te praten en iets van
aangever heeft gekregen, de overige delen van de tenlastelegging kunnen berusten op de enkele verklaring van aangever [slachtoffer 2] . Daarmee is sprake van voldoende wettig bewijs.
Overtuigend bewijs
De rechtbank is gelet op de verklaring van aangever [slachtoffer 2] , in combinatie met de camerabeelden, overtuigd dat aangever [slachtoffer 2] aan verdachte shag heeft overhandigd. Verdachte heeft verklaard dat het bij hem aangetroffen pakje met shag van hem is en dat hij deze niet van aangever [slachtoffer 2] heeft afgepakt. De rechtbank gelooft dit echter niet en gaat uit van de verklaring van [slachtoffer 2] .
Daarbij neemt de rechtbank ook in overweging dat verdachte twee uren later elders in de stad een straatroof met een mes heeft gepleegd.
De rechtbank heeft de overtuiging dat verdachte het pakje shag van [slachtoffer 2] heeft gekregen om een shagje te draaien, maar daarna niet heeft teruggegeven. Dit levert een voltooide verduistering op.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feit 1 en feit 2 subsidiair wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. ​
hij op 16 augustus 2024 te Leeuwarden, op de openbare weg, te weten [adres] , met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld, [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een telefoontoestel, een hoeveelheid geld (een briefje van 5 euro), een OV-chipkaart en een bankpas (beide op naam van die [slachtoffer] ), die geheel aan [slachtoffer] toebehoorden,
welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte met voornoemd oogmerk,
  • die [slachtoffer] meermalen de woorden heeft toegevoegd: "Give me your phone!" en vervolgens
  • een mes ter hand heeft genomen en vervolgens
  • op korte afstand van die [slachtoffer] met dat mes meermalen bewegingen heeft gemaakt in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] ,
waardoor die [slachtoffer] werd gedwongen tot bovenomschreven afgifte;
2. subsidiair
hij op 16 augustus 2024 te Leeuwarden, opzettelijk een pakje shag (zware Van Nelle) met vloei, toebehorende aan [slachtoffer 2] , welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten ten behoeve van het draaien van een shagje om daarna dat pakje shag met vloei vervolgens weer terug te geven aan die [slachtoffer 2] , wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
1. afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg;
2. subsidiair verduistering.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1 en feit 2 primair wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gelet op de referte voor wat betreft het eerste feit, gepleit op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan gekoppeld de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden (zonder inname van medicatie).
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsrapport d.d. 30 oktober 2024, het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 29 januari 2025, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich in één nacht tijd schuldig gemaakt aan een verduistering en een afpersing. De verduistering heeft hij gepleegd in het uitgaansleven doordat hij een pakje shag van het slachtoffer mocht gebruiken om een shagje te draaien, waarna hij de shag niet aan het slachtoffer heeft teruggegeven. Dit ging gepaard met het tonen van een mes en bedreigende teksten. Een paar uren later heeft hij een ander slachtoffer -die op dat moment op de bus stond te wachten om naar zijn werk te gaan- door het tonen van een mes gedwongen tot het afgeven van zijn telefoon, geld en pasjes. Nota bene nadat het slachtoffer zijn
telefoon pakte om iets voor de verdachte op te zoeken. Verdachte heeft daarmee een inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van anderen en het gevoel van veiligheid van de slachtoffers en maatschappij. Ook heeft hij misbruik gemaakt van de behulpzaamheid van de slachtoffers, die hem wilde helpen door de vertrektijden van de bussen op te zoeken en hem een shagje te geven. Verdachte heeft eerst niets willen zeggen over de afpersing bij de bushalte, maar heeft op de zitting toch bekend en zijn spijt betuigd. Hij heeft hierover verklaard dat hij niet weet waarom hij dit heeft gedaan en al dagen onder invloed van alcohol was.
Persoonlijke omstandigheden
De reclassering heeft een rapport d.d. 30 oktober 2024 over verdachte opgesteld. Hierin wordt het volgende beschreven, zakelijk weergegeven. De reclassering signaleert een delictpatroon van geweldsdelicten en instabiliteit op vrijwel alle leefgebieden. Volgens de reclassering zijn er met name risicos op het gebied van het psychosociaal functioneren en het middelengebruik. Uit verdiepingsdiagnostiek d.d. 16 september 2022 komt naar voren dat sprake is van zwakbegaafdheid en een antisociale persoonlijkheidsstoornis, waarbij verdachte normoverschrijdend gedrag vertoont.
Verdachte gebruikt alcohol als copingmechanisme om met zijn problemen om te gaan, resulterende in problematisch alcoholgebruik met delictgedrag tot gevolg. Na detentie beschikt verdachte niet over huisvesting en dagbesteding. Bovendien heeft hij schulden. Verder zijn in 2022 en 2024 vanwege ongemotiveerd gedrag van verdachte reclasseringstoezichten voortijdig negatief beëindigd. Desondanks acht de reclassering dit keer opnieuw interventies vanuit de reclassering geïndiceerd, gelet op dat het recidiverisico wordt ingeschat als hoog en sprake is van instabiliteit op vrijwel alle leefgebieden. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, waaronder een klinische opname en een middelenverbod.
Op de zitting heeft verdachte erkend dat alcohol een probleem van hem is en dat hij wil meewerken aan de geadviseerde bijzondere voorwaarden. De officier van justitie heeft op de zitting aangegeven dat de reclassering de Piet Roordakliniek op het oog heeft, maar dat de wachttijd zes maanden betreft.
Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij al meermalen is veroordeeld en aan hem al meermalen strafbeschikkingen zijn uitgevaardigd. Door de rechtbank is hij op 25 april 2022 veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig maanden, waarvan hij op 13 mei 2024 is vrijgekomen. Slechts drie maanden later pleegde hij de onderhavige feiten, waarvoor hij sinds 16 augustus 2024 in voorarrest verblijft.
Straf
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS en vergelijkbare jurisprudentie, rekening houdend met de recidive van verdachte, alsook de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het reclasseringsadvies.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 18 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, passend en geboden is. Het innemen van medicatie zal de rechtbank niet opnemen in de bijzondere voorwaarden.
Inbeslaggenomen goederen
De officier van justitie heeft gevorderd de inbeslaggenomen kleding en het inbeslaggenomen muntgeld aan verdachte terug te geven en het inbeslaggenomen vijf euro biljet aan aangever [slachtoffer] terug te geven. De raadsman heeft eveneens verzocht de inbeslaggenomen kleding aan verdachte terug te geven.
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen kleding en het inbeslaggenomen muntgeld moet worden teruggegeven aan verdachte en het inbeslaggenomen vijf euro biljet moet worden teruggegeven aan [slachtoffer] , nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63, 312, 317 en 321 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
drie jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat veroordeelde zich meldt binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij Verslavingszorg Noord Nederland op het adres Oostergoweg 6 te Leeuwarden. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
dat veroordeelde zich gedurende een jaar, of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, laat opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling.
Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
3. dat veroordeelde zich aansluitend op de klinische opname (voorwaarde 2), zolang de reclassering nodig vindt, laat behandelen door Forensische Polikliniek van Verslavingszorg Noord Nederland of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
4. dat veroordeelde aansluitend op de klinische opname (voorwaarde 2), zolang de reclassering nodig vindt, verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
5. dat veroordeelde geen drugs gebruikt en op de door de reclassering te bepalen tijdstippen meewerkt aan urineonderzoek ter controle op dit verbod;
6. dat veroordeelde geen alcohol gebruikt en op de door de reclassering te bepalen tijdstippen meewerkt aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) ter controle van dit verbod;
7. dat veroordeelde, indien de reclassering dit nodig acht, meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Gelast de teruggaveaan verdachte van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven goederen, te weten:
  • Geel Nike jasje (BZAD8327);
  • Gele Nike trainingsbroek (BZAD8329), en
- Muntgeld a 6,30 (PL0100-2024222677-1754886).
Gelast de teruggaveaan [slachtoffer] van het in beslag genomen en nog niet teruggegeven vijf euro biljet (PL0100-2024222677-1754884).
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Dantuma-Hieronymus, voorzitter, mr. M. Brinksma en mr. H.C.L. Vreugdenhil, rechters, bijgestaan door mr. L.F. Beitsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 februari 2025.
Mr. A. Dantuma-Hieronymus en mr. M. Brinksma zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1. Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpaginas, zijn dit paginas uit het dossier van de politie
Eenheid Noord-Nederland Districtsrecherche Fryslân met proces-verbaalnummer N1R024080 (Elva) d.d. 26 september 2024, doorgenummerd 1 tot en met 132. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, opgemaakt proces-verbaal.
2 Paginas 28 en 29.
3 De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 4 februari 2025.
4 Pagina 22.
5 Pagina 24.
6 De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 4 februari 2025.
7 Pagina 53.
8 Pagina 55.
9 Pagina 56.
10 Pagina 56 en 57.