ECLI:NL:RBNNE:2025:5437

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 december 2025
Publicatiedatum
22 december 2025
Zaaknummer
18.145513.25
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzetverkrachting en het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie

Op 23 december 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van opzetverkrachting en het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 48 maanden, met aftrek van de tijd die hij reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De zaak kwam voort uit een incident dat plaatsvond tussen 10 en 12 mei 2025, waarbij de verdachte het slachtoffer anaal, vaginaal en oraal heeft gepenetreerd, terwijl hij wist dat het slachtoffer dit niet wilde. Gedurende deze handelingen heeft de verdachte het slachtoffer bedreigd met een doorgeladen vuurwapen en haar bij de keel vastgehouden. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als geloofwaardig en betrouwbaar beoordeeld, ondersteund door getuigenverklaringen en forensisch bewijs, waaronder DNA-onderzoek aan een in beslag genomen vuurwapen. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, het slachtoffer, toegewezen voor immateriële schade van €10.000,00, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast heeft de rechtbank de tenuitvoerlegging gelast van eerder opgelegde voorwaardelijke straffen, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer zwaar laten meewegen in de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18.145513.25
vorderingen na voorwaardelijke veroordeling parketnummers 18.123256.22; 18.196459.23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 23 december 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] , niet ingeschreven in de Basisregistratie Personen,
laatst opgegeven woon- of verblijfplaats: [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 12 december 2025. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M. Baadoudi, advocaat te Haarlem. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. I.M. Schaafsma.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. ​
hij in of omstreeks in de periode van 10 mei 2025 tot en met 11 mei 2025 te Emmen, in elk geval in Nederland, met een persoon, te weten [slachtoffer] een of meer seksuele handelingen
die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam heeft verricht, te weten
  • het met de penis anaal penetreren van die [slachtoffer] en/of
  • het met de vingers vaginaal penetreren van die [slachtoffer] en/of
  • het met de penis oraal penetreren van die [slachtoffer]
terwijl hij, verdachte, wist en/of ernstige reden had om te vermoeden dat bij die [slachtoffer] daartoe de wil ontbrak en welke opzetverkrachting werd voorafgaan door, vergezeld van en/of gevolgd door dwang, geweld en/of bedreiging, door een al dan niet geladen (vuur)wapen tegen het hoofd van die [slachtoffer] te plaatsen en/of die [slachtoffer] bij haar keel vast te houden en/of die [slachtoffer] te bedreigen met de dood;
hij in of omstreeks in de periode van 10 mei 2025 tot en met 12 mei 2025 te Emmen en/of [plaats] , in elk geval in Nederland, een vuurwapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie te weten
  • een gaspistool van het merk Rekord, type Mod 15-9, kaliber 9mm PAK, zijnde een (vuur)wapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of
  • een gaspistool van het merk Zoraki, type 918-P, kaliber 9mm PAK, zijnde een (vuur)wapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
  • achtentwintig (28) stuks patronen, van het merk Umarex, type Knall, kaliber 9mm PAK en/of
  • een (1) patroon, van het merk Umarex, type Knall, kaliber 9mm PAK en/of
  • dertien (13) stuks patronen van het merk Umarex, type Knall, kaliber 9mm PAK en/of een wapen van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen voorhanden heeft gehad.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde nu er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) onbetrouwbaar moet worden geacht en om die reden niet kan
worden uitgegaan van de juistheid van de door [slachtoffer] afgelegde verklaring. Voorts is daartoe aangevoerd dat uit DNA-onderzoek is gebleken dat er geen DNA van [slachtoffer] op het geslachtsdeel van verdachte is aangetroffen. Tot slot is aangevoerd dat het DNA van [slachtoffer] op indirecte wijze kan zijn overgedragen op het onder verdachte inbeslaggenomen vuurwapen. De raadsman heeft zich voor wat betreft de bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer]
Ten aanzien van de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer] overweegt de rechtbank als volgt. [slachtoffer] heeft in haar verklaringen specifiek, consistent en gedetailleerd verklaard over de handelingen die door verdachte zijn gepleegd en over de omstandigheden waaronder die hebben plaatsgevonden. Getuige [getuige 1] (hierna: [getuige 1] ) heeft immers verklaard dat [slachtoffer] , direct nadat verdachte de woning van die [getuige 1] heeft verlaten, ineen stortte en zij hem vertelde dat de man (
de rechtbank begrijpt: verdachte)een pistool op haar hoofd had gezet en handelingen bij haar had verricht die zij niet wilde. Kort daarop heeft [slachtoffer] de politie gebeld en heeft zij ten overstaan van de ter plaatse gekomen verbalisanten opnieuw verklaard dat zij door een persoon die zich opgaf als [naam] met een vuurwapen is bedreigd, hij haar broek naar beneden heeft getrokken en zij door hem is gedwongen tot orale en anale penetratie.1 In het informatieve gesprek heeft [slachtoffer] diezelfde dag vervolgens een meer uitgebreide verklaring afgelegd en herhaald dat er een doorgeladen vuurwapen tegen haar hoofd is gezet, haar broek is uitgetrokken en zij anaal en oraal is gepenetreerd. Ook heeft [slachtoffer] in het informatieve gesprek verklaard dat zij door verdachte bij haar keel is vastgehouden en verdachte haar met zijn vingers vaginaal heeft gepenetreerd.
De door [slachtoffer] afgelegde verklaringen maken op de rechtbank een geloofwaardige en betrouwbare indruk. Daar komt bij dat ook het hierna te noemen steunbewijs en de bij [slachtoffer] waargenomen emoties de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer] versterken. Anders dan door de verdediging bepleit, heeft de rechtbank op basis van de inhoud van het dossier en hetgeen er op de zitting is besproken, aldus geen reden om aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer] te twijfelen. Het door de verdediging geschetste beeld van de persoon van [slachtoffer] en de omstandigheid dat zij uiteindelijk geen aangifte heeft gedaan, doen naar het oordeel van de rechtbank geen afbreuk aan de betrouwbaarheid van die onderdelen van haar verklaring die redengevend zijn voor het bewijs. De rechtbank zal de verklaring van [slachtoffer] die zij op 11 mei 2025 in het informatieve gesprek heeft afgelegd dan ook gebruiken voor het bewijs.
Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 12 december 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 10 mei 2025 heb ik contact opgenomen met [slachtoffer] en heb ik een afspraak gemaakt om seks met haar te hebben. Ik heb een aanbetaling van 30,00 gedaan via een bol.com cadeaukaart. Ik was
gefrustreerd over de wijze waarop de afspraak tot stand was gekomen. Op 11 mei 2025 ben ik naar Emmen gegaan om verhaal te halen. [slachtoffer] heeft mij oraal bevredigd. Ik maak gebruik van twee whatsapp-accounts. Onder één van die accounts gebruik ik de naam [naam] .
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen informatief
gesprek zeden d.d. 11 mei 2025, opgenomen op pagina 14 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2025122845 d.d. 15 juli 2025, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] :
[slachtoffer] vertelde dat ze op 10 mei 2025 contact heeft gehad met een Antilliaanse man. De man vertelde geen geld te hebben en vroeg om 30,00 te kunnen betalen met een cadeaukaart van Bol.com. [slachtoffer] vertelde dat de kaart blijkbaar geen waarde had en kreeg dus geen geld. Hierdoor besloot ze de Antilliaanse man te negeren. () Op 11 mei 2025 kwam er een blanke man aan de deur. Tegelijk met deze man stapte er ineens nog een man naar binnen. Dit was een halfbloed Antilliaanse man. De Antilliaanse man vroeg of zij wist wie hij was. [slachtoffer] zei dat ze dat niet wist waarop de man zei dat hij de man was van Bol.com en dat zij hem had genaaid.
()
Ze waren de slaapkamer ingelopen van de woning. Vervolgens stuurde de Antilliaanse man de blanke man naar buiten. De Antilliaanse man pakte een groot zwart vuurwapen. [slachtoffer] vertelde dat de man dit vuurwapen doorlaadde, zij zag dat aan de handelingen die hij met het wapen deed. Het vuurwapen werd vervolgens tegen haar hoofd gezet. Met zijn andere hand pakte hij [slachtoffer] bij haar keel. Vervolgens deed hij de broek van [slachtoffer] uit. Hierna penetreerde hij [slachtoffer] anaal met zijn penis. Dit ging heel ruig. Met zijn vingers penetreerde hij [slachtoffer] vaginaal. Hierna moest [slachtoffer] haar mond opendoen waarna hij klaarkwam met zijn penis in haar mond. De Antilliaanse man zei nog dat ze geluk had dat haar opa erbij was want anders werd ze een ananas zonder kop. Hij zou haar dan dood gemaakt hebben. Ook vertelde [slachtoffer] dat de man had gezegd dat hij volgende week terug zou komen.
()
Opmerking: Verbalisanten zagen dat [slachtoffer] moeilijk liep en schuin, met een bil omhoog, op de bank zat tijdens het gesprek. Ze trok regelmatig met haar gezicht alsof ze pijn had.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 13 mei 2025, opgenomen op pagina 47 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 2] :
[verdachte] is opgelicht door een prostituee en wij zijn daarheen gegaan om deze betaling weer terug te krijgen. Ik heb in de auto gewacht. Op verzoek van [verdachte] . Toen [verdachte] terugkwam vertelde hij dat er een betalingsregeling was getroffen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 11 mei 2025, opgenomen op pagina 35 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 1] :
V: Want wat is er vannacht gebeurd?
A: Nou, zij kwam hier aan. En vroeg of zij hier een klant mocht hebben. Er waren twee
mannen hoorde ik. Eén van die twee mannen is gelijk weer weggegaan, want die heb ik daarna niet weer gezien. Later kwam ze binnenlopen met de andere man en die is daarna weggegaan. Toen vertelde ze eigenlijk pas van wat er allemaal gebeurd was.
V: Maar dat vertelde ze in het bijzijn van die man? A: Nee. Nadat die man weg was.
V: En wat vertelden ze dat er gebeurd was?
A: Ze vertelde dat die man een pistool had en dat ze gedwongen was. Ze vertelde dat hij haar
een pistool op haar hoofd had gezet en dat hij van alles met haar gedaan had wat zij helemaal niet wilde. Zij was schijnbaar doodsbang voor hem.
V: Zag je dat ook aan haar?
A: Toen hij eenmaal weg was, toen stortte zij zowat in.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 mei 2025, opgenomen op pagina 56 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Van slachtoffer [slachtoffer] werd de telefoon in beslag genomen. ()
Ik trof een whatsapp gesprek aan tussen [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] / [naam] . De naam [naam] kwam mij bekend voor omdat in de
melding gezegd werd dat het slachtoffer één van de mannen die bij haar was geweest herkende als [naam] . Hierop volgt de volgende conversatie:
()
22:30:58 [naam] : Wou net zeggen ben niet het type die je op wilt lichten
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aanvraag benoeming deskundige d.d. 13 juni 2025, opgenomen op pagina 5 e.v. van het aanvullend dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
In de woning van de verdachte, woonachtig in [plaats] , vond een doorzoeking plaats en werden er twee vuurwapens aangetroffen en veiliggesteld. Beide vuurwapens zijn bemonsterd.
Achternaam: [slachtoffer] Voornamen: [slachtoffer] Geboren: [geboortedatum] 1984
()
Achternaam: [verdachte] Voornamen: [verdachte] Geboren: [geboortedatum] 2003 ()
Stukken van overtuiging
Op de plaats delict, IJweg 411 te [plaats] , is forensisch onderzoek verricht. Hierbij zijn in het kader van de waarheidsvinding stukken van overtuiging veiliggesteld en in beslag genomen. Aan de volgende stukken van overtuiging dient onderzoek te worden verricht:
()

Sporen

Spoornummer: PL0100-2025122845-102259 SIN: AASJ7282NL
Relatie met SIN: AAPX1113NL Spoortype: Biologisch Spooromschrijving: Epitheel Datum veiligstellen: 6 juni 2025
Plaats veiligstellen: Ruwe delen pistool + bodemplaat magazijn
7. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, zaaknummer 2025.06.24.157 (aanvraag 001 en 002), d.d. 14 juli 2025 opgemaakt door ing. M.J.W. Pouwels, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudend als zijn/haar verklaring:

Ontvangen materiaal

Onderstaand materiaal is ontvangen van de politie
SIN Omschrijving
AASJ7282NL bemonstering ruwe delen pistool + bodemplaat magazijn; AAPX1113NL ()
DNA-onderzoek
Onderstaande bemonsteringen zijn zonder voorafgaand onderzoek naar de aard van het eventueel aanwezige celmateriaal onderworpen aan een DNA-onderzoek.
()

Bij het onderzoek betrokken personen

In onderstaande tabel staat van wie het DNA-profiel is betrokken bij het onderzoek binnen deze zaak.
SIN Naam Geboortedatum
RAAS7822NL [slachtoffer] [geboortedatum] 1984 WABZ1462NL verdachte [verdachte] [geboortedatum] 2003 ()
Resultaten, interpretatie en conclusie van het onderzoek
In onderstaande tabel staan de resultaten van het (vergelijkend) DNA-onderzoek.

AASJ7282NL

AASJ7282NL#01 DNA kan afkomstig zijn van: Bewijskracht:

ruwe delen pistool + - [slachtoffer] - meer dan 1 miljard bodemplaat magazijn; - verdachte [verdachte]
AAPX1113NL ()
AAS17282AL#01 (ruwe delen_ pistool + bodemplaat magazijn; AAPX1113NL)
Voor deze bemonstering is de bewijskracht ten aanzien van slachtoffer [slachtoffer] berekend. Hierbij is aangenomen dat de bemonstering DNA bevat van twee personen. Tevens is aangenomen dat verdachte [verdachte] één van de donoren is.
DNA-mengprofiel AASJ7282NL#01 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA afkomstig is van verdachte [verdachte] en [slachtoffer] , dan wanneer het DNA afkomstig is van verdachte [verdachte] en een willekeurige onbekende persoon.
Bewijsoverwegingen
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende. Niet ter discussie staat dat verdachte een afspraak heeft gemaakt met [slachtoffer] om seks met haar te hebben. Evenmin staat ter discussie dat verdachte daarop samen met getuige [getuige 3] (hierna: [getuige 3] ) naar de woning van getuige [getuige 1] (hierna: [getuige 1] ) is gegaan en er in die woning seksuele
handelingen hebben plaatsgevonden tussen [slachtoffer] en verdachte. Verdachte ontkent echter dat er seksuele handelingen tegen de wil van [slachtoffer] hebben plaatsgevonden en hij die [slachtoffer] anaal heeft gepenetreerd. Ook ontkent verdachte dat hij [slachtoffer] heeft bedreigd met een vuurwapen en hij haar bij haar keel heeft vastgehouden.
Het bewijsminimum in zedenzaken
Het bewijs dat iemand een strafbaar feit heeft gepleegd, kan op grond van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering niet uitsluitend worden aangenomen op grond van de verklaring van één getuige. Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen, dient sprake te zijn van voldoende steunbewijs. Die ondersteuning hoeft niet te zien op alle onderdelen van de tenlastelegging. Het gaat erom dat de verklaring op specifieke punten steun vindt in ander bewijsmateriaal, afkomstig van een andere bron dan datgene die de belastende verklaring heeft afgelegd. De vraag of aan dit bewijsminimum is voldaan, vergt een beoordeling van het concrete geval. Steunbewijs moet voldoende steun geven aan de verklaring van die getuige, wat wil zeggen dat het op relevante wijze in verband moet staan met de inhoud van die belastende verklaring. Steunbewijs mag in beginsel niet enkel afkomstig zijn van dezelfde bron. Een verklaring van een ander aan wie de getuige heeft verteld wat haar is overkomen levert dus op zichzelf niet voldoende steunbewijs op. Wel kunnen bepaalde waarnemingen of vaststellingen die niet van dezelfde bron afkomstig zijn, zoals waargenomen emoties, voldoende steunbewijs opleveren.
Steunbewijs
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer] voldoende steun vindt in ander bewijs. De rechtbank wijst in dat verband op de verklaring van [getuige 1] , aan wie [slachtoffer] , direct na het vertrek van verdachte, heeft verteld dat verdachte een pistool op haar hoofd heeft gezet en handelingen bij haar heeft verricht die zij niet wilde. Zij heeft niet om hulp geroepen omdat ze bang was dat verdachte zou schieten met het wapen. [getuige 1] heeft gezien dat [slachtoffer] vervolgens hevig emotioneel reageerde en kennelijk doodsbang was voor verdachte. De verklaring van [slachtoffer] vindt ook steun in de verklaring van [getuige 3] . [getuige 3] heeft immers verklaard dat verdachte zou zijn opgelicht door een prostituee en hij samen met verdachte naar de woning van [getuige 1] is gegaan om de betaling terug te krijgen. Uit whatsapp-contact tussen [slachtoffer] en [naam] - een whatsapp-account dat in gebruik is geweest bij verdachte - blijkt ook dat verdachte die [slachtoffer] een bericht heeft gestuurd waarin hij schrijft dat hij niet de persoon is die [slachtoffer] wil oplichten. De verklaring van [slachtoffer] vindt voorts ook steun in de waarneming van de verbalisanten tijdens het informatieve gesprek. Zij hebben geverbaliseerd dat [slachtoffer] tijdens voornoemd gesprek moeilijk liep en schuin, met een bil omhoog, op de bank zat. Ook vertrok [slachtoffer] tijdens het informatieve gesprek haar gezicht alsof zij pijn had.
Tot slot wijst de rechtbank op het DNA-onderzoek dat door het Nederlands Forensisch Instituut is verricht aan een in de woning van verdachte inbeslaggenomen vuurwapen. Op de ruwe delen en de bodemplaat van het magazijn van dat vuurwapen is een DNA-mengprofiel aangetroffen dat DNA bevat van minimaal twee personen. Het Nederlands Forensisch Instituut concludeert dat het aangetroffen DNA-mengprofiel meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker is wanneer het DNA afkomstig van verdachte en van [slachtoffer] , dan wanneer het DNA afkomstig is van verdachte en van een willekeurige onbekende persoon. Op basis van voornoemd DNA-onderzoek, in combinatie met eerdergenoemde bewijsmiddelen, concludeert de rechtbank dat een deel van het DNA dat op het inbeslaggenomen wapen is aangetroffen afkomstig is van [slachtoffer] .
Gelet op de door verdachte ter terechtzitting van 12 december 2025 afgelegde verklaring, inhoudende dat hij het in zijn woning (in een tas op het bed) aangetroffen vuurwapen normaliter goed opbergt en hij dat vuurwapen niet (vaak) ter hand neemt, acht de rechtbank het onaannemelijk dat het DNA van
[slachtoffer] op 11 mei 2025 op indirecte wijze is overgedragen op dat vuurwapen. De enige redelijke verklaring voor het aangetroffen DNA van [slachtoffer] op dat vuurwapen is naar het oordeel van de rechtbank dan ook dat verdachte dat vuurwapen op 11 mei 2025 heeft meegenomen naar de woning van [getuige 1] en hij [slachtoffer] met dat vuurwapen heeft bedreigd. Door de politie is vastgesteld dat zich in de kamer van dit wapen een knalpatroon bevond. Het wapen was (dus) doorgeladen en direct gereed voor gebruik.
Gelet op het voorgaande vinden de verklaringen van [slachtoffer] naar het oordeel van de rechtbank dan ook in voldoende mate steun in bewijsmateriaal dat niet afkomstig is uit dezelfde bron en staan deze dus niet op zichzelf, maar zijn zij ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in andere bronnen. Dat sprake zou zijn geweest van consensuele (orale) seks acht de rechtbank op basis van de inhoud van de bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor is overwogen niet aannemelijk.
De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 december 2025;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal onderzoek wapen d.d. 23 juni
2025, opgenomen op pagina 121 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2025122845 d.d. 15 juli 2025, inhoudend het relaas van verbalisant
[verbalisant] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. ​
hij in de periode van 10 mei 2025 tot en met 11 mei 2025 te Emmen, met een persoon, te weten [slachtoffer] , seksuele handelingen, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, heeft verricht, te weten
  • het met de penis anaal penetreren van die [slachtoffer] en
  • het met de vingers vaginaal penetreren van die [slachtoffer] en
  • het met de penis oraal penetreren van die [slachtoffer]
terwijl hij, verdachte, wist dat bij die [slachtoffer] daartoe de wil ontbrak en welke opzetverkrachting werd voorafgaan door, vergezeld van en gevolgd door geweld en bedreiging, door een geladen vuurwapen tegen het hoofd van die [slachtoffer] te plaatsen en die [slachtoffer] bij haar keel vast te houden en die [slachtoffer] te bedreigen met de dood;
hij in de periode van 10 mei 2025 tot en met 12 mei 2025 te [plaats] , een vuurwapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie te weten
  • een gaspistool van het merk Rekord, type Mod 15-9, kaliber 9mm PAK, zijnde een (vuur)wapen in de vorm van een pistool en
  • een gaspistool van het merk Zoraki, type 918-P, kaliber 9mm PAK, zijnde een (vuur)wapen in de vorm van een pistool
en munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
  • achtentwintig (28) stuks patronen, van het merk Umarex, type Knall, kaliber 9mm PAK en
  • een (1) patroon, van het merk Umarex, type Knall, kaliber 9mm PAK en
  • dertien (13) stuks patronen van het merk Umarex, type Knall, kaliber 9mm PAK en een wapen van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen voorhanden heeft gehad.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
gekwalificeerde opzetverkrachting;
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en munitie van categorie III, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf gelijk aan de duur die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsadvies van 28 augustus 2025, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Ernst van de feiten
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich in de periode van 10 mei 2025 tot en met 11 mei 2025 schuldig gemaakt aan gekwalificeerde opzetverkrachting door het slachtoffer anaal, vaginaal en oraal te penetreren, terwijl verdachte wist dat het slachtoffer dit niet wilde. Gedurende voornoemd handelen heeft verdachte het slachtoffer bij haar keel vastgehouden en haar bedreigd met de dood door een doorgeladen vuurwapen tegen het hoofd van het slachtoffer te zetten.
Opzetverkrachting is een zeer ernstig strafbaar feit en door voornoemd handelen heeft verdachte op zeer grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer. Dit geldt temeer gelet op de wijze waarop deze verkrachting plaatsvond, die het slachtoffer als buitengewoon beangstigend moet hebben ervaren. Dat de verkrachting voor het slachtoffer in deze zaak zeer ingrijpend is geweest blijkt ook uit de namens haar ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring. Verdachte heeft kennelijk alleen oog gehad voor de bevrediging van zijn eigen lustgevoelens en het botvieren van zijn frustraties. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk.
Verdachte heeft voornoemd vuurwapen - samen met een tweede vuurwapen, pepperspray en diverse munitie - in de periode van 10 mei 2025 tot en met 12 mei 2025 ook voorhanden gehad. Het voorhanden hebben van dergelijke vuurwapens met bijbehorende munitie - zeker op de openbare weg - is een zeer ernstig strafbaar feit en kan een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich brengen. Het bezit van een vuurwapen kan immers gemakkelijk leiden tot het gebruik ervan, zoals in onderhavige zaak ook is gebleken.
Persoon van verdachte
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank voorts acht geslagen op hetgeen de reclassering in het rapport van 28 augustus 2025 heeft geadviseerd. De reclassering schrijft dat het niet is gelukt om in contact te komen met verdachte en hem te spreken om een reclasseringsadvies op te stellen. Omdat de reclassering over onvoldoende informatie beschikt hebben zij ook geen risico-inschatting kunnen maken en kunnen zij niet adviseren of toepassing van het jeugdstrafrecht wenselijk is of interventies en/of toezicht nodig zijn.
Tot slot schrijft de reclassering dat twee eerder opgelegde werkstraffen retour zijn gestuurd, omdat verdachte zich veelvuldig ziek meldde en zich niet aan gemaakte afspraken heeft
gehouden. Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor strafbare feiten met een geweldscomponent.
Adolescentenstrafrecht
De verdachte was 21 jaar oud toen verdachte het bewezenverklaarde pleegde. Het Wetboek van Strafrecht geeft de rechter de mogelijkheid om rekening te houden met de jeugdige leeftijd van verdachten en het jeugdstrafrecht toe te passen (artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht). De rechtbank heeft besloten om in dit geval niet van deze mogelijkheid gebruik te maken. De reden hiervan is dat verdachte niet de indruk wekt zich jonger te gedragen dan zijn kalenderleeftijd, hij geen actief deel uitmaakt van een gezinssysteem en een grotendeels zelfstandig bestaan leidt. Daarnaast is verdachte niet gevoelig gebleken voor aansturing en (pedagogische) beïnvloeding door de (jeugd)reclassering. De rechtbank zal daarom het jeugdstrafrecht niet toepassen.
Strafoplegging
Gelet op de ernst van de feiten kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten van de LOVS waar als uitgangspunt voor verkrachting met ernstig geweld of met een daarmee vergelijkbare mate van dwang een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden geldt. Alles afwegend ziet de rechtbank geen aanleiding daarvan af te wijken en is de rechtbank van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Tot slot zal de rechtbank het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

Benadeelde partij

[slachtoffer]heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 250,00 ter vergoeding van materiële schade en 10.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij voldoende is onderbouwd en volledig voor toewijzing vatbaar is, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gelet op de bepleite vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen dan wel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de vordering onvoldoende is onderbouwd en de benadeelde partij ook om die reden niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De benadeelde partij heeft onder meer vergoeding van materiële schade gevorderd, bestaande uit schade aan haar telefoon en kleding. Naar het oordeel van de rechtbank is uit de inhoud van het dossier noch uit de onderbouwing van de vordering aannemelijk geworden dat de benadeelde partij de gestelde materiële schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van het bewezen verklaarde. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in zoverre niet ontvankelijk verklaren.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft daarnaast vergoeding van immateriële schade gevorderd. Naar het oordeel van de rechtbank brengen de aard en ernst van de normschending door verdachte mee dat de daaruit voor de benadeelde partij voortvloeiende nadelige gevolgen, zoals beschreven en toegelicht in de overgelegde stukken, ook zonder verdere onderbouwing zozeer voor de hand liggen, dat aantasting in de persoon op andere wijze als bedoeld in artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek zonder meer kan worden aangenomen. De rechtbank zal de gevorderde immateriële schade, groot 10.000,00, dan ook toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 mei 2025.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk vonnis van 11 november 2022 van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Leeuwarden, is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken, met een proeftijd van 3 jaren. De proeftijd is ingegaan op 5 maart 2024. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen. De officier van justitie heeft bij vordering van 15 augustus 2025 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Daarnaast is verdachte bij onherroepelijk vonnis van 12 februari 2024 van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Leeuwarden, veroordeeld tot -onder meer- een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken, met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 27 februari 2024. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen. De officier van justitie heeft bij vordering van 15 augustus 2025 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Nu veroordeelde de bewezenverklaarde feiten heeft begaan voor het einde van de proeftijd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van deze voorwaardelijke straffen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 57 en 243 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 48 (achtenveertig) maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in
mindering zal worden gebracht.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 mei 2025 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van
[slachtoffer]aan de Staat te betalen een bedrag van
10.000,00(zegge: tienduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 mei 2025 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 85 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18.123256.22

Gelast de tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden van 11 november 2022, te weten: een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) weken.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 18.196459.23
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden van 12 februari 2024, te weten: een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) weken.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Brouwer, voorzitter, mr. O.J. Bosker en mr. M. van der Veen, rechter, bijgestaan door mr. M. Mans, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 december 2025
1 Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 mei 2025, opgenomen
op pagina 11 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2025122845 d.d. 15 juli 2025, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] .