ECLI:NL:RBNNE:2025:539

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 februari 2025
Publicatiedatum
14 februari 2025
Zaaknummer
LEE 23/2332
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping van tijdelijke verwijdering uit het STAP-scholingsregister en de gevolgen voor procesbelang

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland op 3 februari 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de herroeping van haar tijdelijke verwijdering uit het STAP-scholingsregister beoordeeld. Eiseres, geregistreerd als opleider sinds 1 april 2019, was eerder tijdelijk verwijderd op basis van een besluit van 27 oktober 2022, dat later op 18 april 2023 werd herroepen. De rechtbank behandelt de vraag of eiseres nog procesbelang heeft, nu de herroeping van de verwijdering is doorgevoerd. Eiseres stelt dat zij schade heeft geleden door de eerdere besluitvorming en dat zij belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van de rechtmatigheid van de beslissing van verweerder. De rechtbank oordeelt echter dat, omdat de herroeping van de verwijdering volledig is doorgevoerd, er geen procesbelang meer is. De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij schade heeft geleden die voortvloeit uit de bestuurlijke besluitvorming. De uitspraak benadrukt dat procesbelang vereist dat er nog een geschil is over een besluit, wat in dit geval niet meer aan de orde is. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/2332

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 februari 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.H.A. van der Grinten),
en

de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verweerder

(gemachtigden: mr. Y.D. David, mr. L.G. Buis en mr. Y.J. Gerwerdink).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van verweerder waarin de tijdelijke verwijdering van eiseres uit het STAP-scholingsregister wordt herroepen.
1.1.
Met het bestreden besluit van 18 april 2023 heeft verweerder het bezwaar van eiseres gegrond verklaard en de bestreden beschikking herroepen.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 10 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [bestuurders] namens eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van verweerder.

Procesverloop

2. Eiseres is sinds 1 april 2019 als opleider in het STAP-scholingsregister geregistreerd.
2.1.
Bij brief van 16 september 2022 heeft verweerder zijn voorgenomen besluit om de
registratie van eiseres als opleider in het scholingsregister tijdelijk te verwijderen kenbaar gemaakt en eiseres in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze op dit voorgenomen besluit te geven. Van deze gelegenheid heeft eiseres met de brieven van 12 en 20 september 2022 gebruik gemaakt. Op 12 oktober 2022 heeft een mondeling gesprek tussen eiseres en de Toetsingskamer plaatsgevonden.
2.2.
Met de bestreden beschikking van 27 oktober 2022 heeft verweerder besloten de registratie uit het scholingsregister te verwijderen met terugwerkende kracht per 1 september 2022 tot en met 31 oktober 2022. Hieraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat de opleiding ‘
E-commerce - succesvol zaken doen’ niet voldoet aan de eisen van de STAP-regeling.
2.3.
Tegen dit besluit heeft eiseres op 7 december 2022 tijdig op nader aan te
voeren gronden bezwaar gemaakt en bij brief van 9 januari 2023 heeft eiseres de
bezwaargronden kenbaar gemaakt.
2.4.
Op de hoorzitting van 28 februari 2023 heeft eiseres gebruik gemaakt van de gelegenheid het bezwaarschrift nader mondeling toe te lichten.
2.5.
Op 18 april 2023 heeft verweerder het bezwaar van eiseres gegrond verklaard en de bestreden beschikking herroepen.
2.6.
Eiseres heeft hiertegen op 6 juli 2023 beroep ingesteld. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Op 13 mei 2024 en 29 augustus 2024 heeft eiseres aanvullende gronden ingediend.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt het beroep van eiseres tegen het besluit van verweerder waarin de tijdelijke verwijdering van eiseres uit het STAP-scholingsregister wordt herroepen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3.1.
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Heeft eiseres procesbelang?
4. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij procesbelang heeft bij het beroep vanwege haar belang bij de (on)rechtmatigheid van de inhoudelijke beoordeling van de opleiding

E-commerce - succesvol zaken doen’ (de opleiding) door verweerder. Eiseres voert aan dat verweerder op geen enkel onderdeel van de bezwaren tegen het oordeel over de opleiding inhoudelijk in is gegaan. Het bestreden besluit is daarmee niet draagkrachtig gemotiveerd. Verder stelt eiseres dat zij schade heeft geleden door het besluit van verweerder. Eiseres stelt door de verwijdering uit het STAP-scholingsregister grote financiële- en reputatieschade geleden te hebben door schadelijke berichtgeving (onder verantwoordelijkheid) van verweerder. Door de aannemelijkheid van schade ontstaat volgens eiseres procesbelang bij een inhoudelijke beoordeling van de opleiding. Het bestuursrechtelijk oordeel over de rechtmatigheid van een besluit is voorts van belang voor de schadevergoedingsprocedure bij de civiele rechter.
4.1.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat het beroep niet-ontvankelijk verklaard moet worden omdat eiseres geen procesbelang meer heeft bij de beoordeling van zijn beroep omdat het besluit van 27 oktober 2022, waarin is besloten eiseres uit het STAP-scholingsregister te verwijderen, is herroepen. Kans op een herhaalde verwijdering in de toekomst bestaat niet, nu de Subsidieregeling STAP-budget (de Regeling) per 4 september 2023 is gewijzigd en per 1 januari 2024 is komen te vervallen. Verweerder voert ten aanzien van de gestelde schade aan dat eiseres niet heeft onderbouwd dat zij schade heeft geleden door de besluitvorming. Dit geldt temeer nu ook het primaire besluit niet heeft geleid tot een feitelijke verwijdering van de registratie van eiseres als opleider in het scholingsregister; deze is namelijk nooit doorgevoerd in het systeem.
4.2.
Om te beoordelen of het beroep ontvankelijk is, zal de rechtbank beoordelen of eiseres procesbelang heeft. De rechtbank overweegt dat het procesbelang het belang is dat de betrokkene heeft bij de uitkomst van de procedure, wat hij concreet met zijn beroep wil bereiken. [1] Het betreft niet de vraag of de betrokkene gelijk heeft, het gaat erom of hij een reëel en actueel belang heeft bij het gelijk, als hij dat zou hebben. Reëel belang vereist dat er nog sprake is van een geschil met betrekking tot een besluit. Het doel dat hem voor ogen staat, moet met het rechtsmiddel kunnen worden bereikt en voor hem feitelijk van betekenis zijn. Als een betrokkene geen procesbelang (meer) heeft bij zijn beroep, is zijn beroep niet-ontvankelijk.
4.3.
Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State eerder heeft overwogen, kan procesbelang ook bestaan indien de betrokkene stelt schade te hebben geleden ten gevolge van de bestuurlijke besluitvorming. [2] Daartoe is vereist dat tot op zekere hoogte aannemelijk wordt gemaakt dat de gestelde schade daadwerkelijk als gevolg van deze bestuurlijke besluitvorming is geleden. [3]
4.4.
De rechtbank stelt vast dat verweerder hangende bezwaar het besluit tot verwijdering heeft herroepen. Hiermee heeft verweerder de verwijdering van eiseres uit het scholingsregister juridisch volledig ongedaan gemaakt. Daarmee is tegemoetgekomen aan het bezwaar van eiseres, dat gericht was op herroeping van het primaire besluit. Deze procedure kan voor eiseres dus niet tot een andere einduitkomst ten aanzien van de besluitvorming van verweerder leiden, omdat het bestreden besluit al volledig is herroepen. Kans op een herhaalde verwijdering is voorts niet aanwezig, nu de Regeling inmiddels is vervallen.
4.5.
Ten aanzien van de stelling van eiseres dat zij belang heeft bij een oordeel van de rechtbank over de rechtmatigheid van de (primaire) besluitvorming, nu het bestreden besluit geen uitdrukkelijke erkenning van onrechtmatigheid van de inhoudelijke beoordeling van de opleiding bevat (enkel de erkenning dat de bij het primaire besluit gehanteerde terugwerkende kracht onrechtmatig was), overweegt de rechtbank als volgt. Gelet op het feit dat in het bestreden besluit de beslissing tot verwijdering is herroepen, kan geen schade volgen uit dit bestreden besluit als zodanig. Eiseres baseert haar stelling dat zij schade heeft geleden (gederfde inkomsten en reputatieschade door schadelijke berichtgeving) met name op de onrechtmatigheid van (feitelijke) handelingen die naar haar stelling samenhangen met (de voorbereiding van) het primaire besluit. Dit primaire besluit is met het bestreden besluit geheel herroepen. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat het primaire besluit ooit tot een feitelijke verwijdering uit het register heeft geleid die voor (potentiële) studenten zichtbaar is geweest. Evenmin heeft zij in deze procedure aannemelijk gemaakt dat eventuele communicatie aan studenten door het UWV diende ter voorbereiding op de onderhavige besluitvorming van verweerder. Aldus heeft eiseres niet – tot op zekere hoogte – aannemelijk gemaakt dat de gestelde schade daadwerkelijk
als gevolg van (de voorbereiding van) deze bestuurlijke besluitvormingis geleden.
4.6.
Naar het oordeel van de rechtbank ontbreekt het eiseres aan procesbelang.
Conclusie en gevolgen
5. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt de zaak niet inhoudelijk. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars-Mast, rechter, in aanwezigheid van mr. K. Lenting, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 februari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 24 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4404, r.o. 4.1.
2.Zie de uitspraken van de Afdeling van 19 juli 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1927 en van 28 februari 2007, ECLI:NL:RVS:2007:AZ9541.
3.Zie de uitspraak van de Afdeling van 20 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:497.