ECLI:NL:RBNNE:2025:522

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 februari 2025
Publicatiedatum
13 februari 2025
Zaaknummer
LEE 24/3024
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de rechtbank in handhavingsverzoek inzake gemeentelijk monument

Op 14 februari 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een zaak waarin eiseres een handhavingsverzoek had ingediend op basis van de gemeentelijke monumentenverordening. Eiseres stelde dat de gedenksteen van het graf van haar oma onterecht was verwijderd door de Protestantse gemeente te Drachten, aangezien de begraafplaats als gemeentelijk monument is aangemerkt en er volgens haar een vergunningplicht geldt voor het verwijderen van gedenkstenen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat zij niet bevoegd is om de zaak inhoudelijk te behandelen, omdat eiseres niet als belanghebbende kan worden aangemerkt in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat eiseres geen rechthebbende is op het graf en zich daardoor niet voldoende onderscheidt van andere betrokkenen. De rechtbank concludeert dat er geen objectief, persoonlijk, eigen, rechtstreeks en actueel belang is bij het handhavingsverzoek, waardoor de brief van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Smallingerland niet kan worden aangemerkt als een afwijzing van een aanvraag. De rechtbank verklaart zich derhalve onbevoegd en wijst de proceskosten af.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 24/3024

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 februari 2025 in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaats], eiseres

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Smallingerland,

(gemachtigde: mr. F.P. Doting).

Als derde-partij neemt aan de zaak deel: Protestantse gemeente te Drachten.

Inleiding

1. Eiseres heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Smallingerland (het college) gevraagd om handhavend op te treden op grond van de Monumentenverordening 2010 van de gemeente Smallingerland. Volgens eiseres heeft de Protestantse gemeente te Drachten (de PG) deze verordening overtreden door de gedenksteen van het graf van haar oma te verwijderen. De begraafplaats is aangewezen als gemeentelijk monument. Daarom geldt volgens haar een vergunningplicht voor het verwijderen van gedenkstenen.
1.1.
Eiseres heeft het college in gebreke gesteld en op 10 juli 2024 bij de rechtbank beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar verzoek.
1.2.
Het college heeft op 10 juli 2024 een brief aan eiseres gestuurd waarin het stelt dat eiseres geen belanghebbende is, omdat de monumentale status niet geldt voor de gedenksteen op het graf van haar oma. Eiseres heeft deze brief op 12 juli 2024 ontvangen.
1.3.
Het college heeft een verweerschrift ingediend. Eiseres heeft hierop gereageerd.
1.4.
De rechtbank heeft beroep op 10 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, samen met [naam 1]; en de gemachtigde van het college, samen met [naam 2]. De PG was zonder kennisgeving afwezig.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank moet beoordelen of eiseres belanghebbende is bij een beslissing op haar verzoek om handhavend op te treden. Het gaat daarbij om belanghebbendheid in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Als zij belanghebbende is, dan is de brief van 10 juli 2024 een besluit [1] en kan eiseres de bestuursrechter vragen om een inhoudelijk oordeel over de zaak. Is zij geen belanghebbende? Dan is de bestuursrechter niet bevoegd om een oordeel te geven. [2]
3. De rechtbank is van oordeel dat eiseres geen belanghebbende is in de zin van de Awb. De rechtbank legt hieronder uit hoe zij tot dit oordeel komt. De voor de beoordeling van dit beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4. In artikel 1:3 van de Awb staat dat onder een aanvraag wordt verstaan: een verzoek van een belanghebbende om een besluit te nemen. Onder een besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Ook de afwijzing van een aanvraag geldt als een besluit. Om van belanghebbendheid te kunnen spreken, moet sprake zijn van een objectief, persoonlijk, eigen, rechtstreeks én actueel belang bij het (gevraagde) besluit waarmee de betrokkene zich onderscheidt van anderen. Uitgangspunt daarbij is dat de betrokkene rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van het besluit.
5. Vast staat dat eiseres emotionele gevolgen ondervindt van het verwijderen van de steen en daarom ook een emotioneel belang heeft bij herstel van de oude situatie. Dat is echter niet voldoende om van een objectief en persoonlijk belang te kunnen spreken. Er moet sprake zijn van een materiële betrokkenheid bij die feitelijke gevolgen. Dat zou het geval kunnen zijn als zij bijvoorbeeld aansprakelijk is voor het onderhoud van het graf.
5.1.
Ter zitting is komen vast te staan dat eiseres niet de houder van het grafrecht (ook wel: de rechthebbende op het graf) is. Zij is niet verantwoordelijk voor het onderhoud. Ook is niet gebleken dat zij op een andere manier zeggenschap heeft over het graf. Mogelijk is haar nicht de rechthebbende, maar het kan ook zijn dat deze afstand heeft gedaan van het grafrecht, aldus eiseres. Omdat eiseres niet de rechthebbende is, heeft zij naar het oordeel van de rechtbank geen objectief belang dat haar voldoende onderscheidt van andere familieleden en andere bezoekers van de begraafplaats.
5.2.
Eiseres heeft aangegeven dat zij het grafrecht had willen overnemen. Het kan zijn dat dit nog mogelijk is, maar op dit moment is zij geen rechthebbende. Daarom is er ook geen sprake van een actueel belang bij het handhavingsverzoek.
6. Omdat eiseres geen belanghebbende is, is de brief van 10 juli 2024 van het college niet aan te merken als de afwijzing van een aanvraag. Er is dus geen sprake van (het te laat nemen van) een besluit waartegen beroep ingesteld kan worden. Daarom komt de rechtbank niet toe aan de beantwoording van de vraag of de verwijderde gedenksteen onderdeel uitmaakt van de begraafplaats als gemeentelijk monument.

Conclusie en gevolgen

7. De rechtbank is onbevoegd. Zij mag de zaak dus niet inhoudelijk behandelen. Eiseres krijgt daarom ook geen vergoeding van proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.P. Voorham, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 14 februari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 1:2
1. Onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
[…]

Artikel 1:3

1. Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
2. Onder beschikking wordt verstaan: een besluit dat niet van algemene strekking is, met inbegrip van de afwijzing van een aanvraag daarvan.
3. Onder aanvraag wordt verstaan: een verzoek van een belanghebbende, een besluit te nemen.
[…]

Artikel 8:1

Een belanghebbende kan tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 1:3 van de Awb.
2.Dit volgt uit artikel 8:1 van de Awb, waarin staat dat alleen een belanghebbende tegen een besluit beroep in kan stellen bij de bestuursrechter.