Op 12 december 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, zitting houdende in Leeuwarden, uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van een verzoekster tegen rechter mr. T. ter Brugge. De verzoekster had het verzoek ingediend omdat zij meende dat de rechter de schijn van partijdigheid had gewekt. Dit zou zijn voortgekomen uit het feit dat de rechter eerder werkzaam was bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en omdat zij tijdens de mondelinge behandeling op 26 november 2025 het verweerschrift van de verzoekster niet had besproken. De verzoekster voelde zich niet gehoord en was van mening dat er geen rekening was gehouden met de impact van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van haar zoon.
De rechter heeft in haar schriftelijke reactie van 9 december 2025 aangegeven dat er geen sprake is van enige (schijn van) partijdigheid. Zij heeft benadrukt dat het feit dat zij eerder bij het gerechtshof heeft gewerkt, niet betekent dat zij niet onpartijdig kan zijn. De rechtbank heeft de argumenten van de verzoekster beoordeeld en geconcludeerd dat er geen concrete feiten of omstandigheden zijn die de vrees voor vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd maken. De rechtbank heeft daarom het wrakingsverzoek kennelijk ongegrond verklaard en de procedures met de bijbehorende zaaknummers voortgezet in de stand waarin zij zich bevonden ten tijde van het indienen van het verzoek.