In deze zaak heeft de kantonrechter op 6 november 2025 uitspraak gedaan over een beroep tegen een verkeersboete die was opgelegd op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De betrokkene had een boete van € 129,00 ontvangen voor het parkeren van een voertuig in een parkeerverbodszone, zoals aangegeven door bord E1, op 20 april 2024 in Dokkum. De betrokkene heeft tegen de boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter, maar is niet verschenen op de zitting. De gemachtigde van de betrokkene, Verkeersboete.nl, heeft wel een aanvullend beroepschrift ingediend, waarin werd betoogd dat de parkeerlocatie zich voor de gemiddelde weggebruiker voordoet als parkeerhaven en dat de opgelegde sanctie buitenproportioneel hoog is.
De kantonrechter heeft de beroepsgronden van de betrokkene beoordeeld en geconcludeerd dat de enkele, niet-onderbouwde betwisting van de gedraging, de bevoegdheid van de verbalisant en de wettigheid van de gebruikte bewijsmiddelen onvoldoende is om te twijfelen aan het zaakoverzicht. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de overgelegde schermafdruk van Google Street View uit 2017 niet relevant is, omdat op een opname uit 2018 het bord niet meer zichtbaar was en de bestrating gelijk was aan de rest van de weg. De kantonrechter oordeelde dat het aannemelijk is dat het bord er niet meer stond ten tijde van de overtreding en dat het weggedeelte zich niet meer voordeed als parkeerhaven. De redelijke termijn is niet geschonden en de kantonrechter zag geen reden om de boete als buitenproportioneel te beschouwen. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen.