ECLI:NL:RBNNE:2025:503
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Veroordeling wegens het dealen van hennep en cocaïne en het medeplegen van gewoontewitwassen met ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
Op 13 februari 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 18/219873-22, waarin de veroordeelde is aangeklaagd voor het dealen van hennep en cocaïne, alsook voor het medeplegen van gewoontewitwassen. De officier van justitie had op 27 december 2024 een vordering ingediend tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij een bedrag van 28.299,00 euro werd geëist. Dit bedrag was gebaseerd op een rapport van 21 november 2022 en een proces-verbaal van 12 oktober 2022, waarin het wederrechtelijk verkregen voordeel werd berekend.
De behandeling vond plaats op 30 januari 2025, waarbij de veroordeelde werd bijgestaan door haar advocaat, mr. E. van der Meer, en het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. A.J. Kemkers. De officier van justitie stelde dat het gevorderde bedrag van 28.299,00 euro moest worden vastgesteld, terwijl de verdediging aanvoerde dat dit bedrag met 6.000,00 euro moest worden verminderd, omdat de veroordeelde jaarlijks schenkingen van haar moeder ontving.
De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op 28.299,00 euro. De rechtbank oordeelde dat de verdediging niet voldoende had aangetoond dat de schenkingen van de moeder van de veroordeelde het bedrag konden verlagen. De rechtbank legde de veroordeelde de verplichting op om dit bedrag aan de staat te betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Tevens werd de duur van de gijzeling vastgesteld op maximaal 565 dagen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. M.B.W. Venema, en de andere rechters waren mr. R. Baluah en mr. S. Zwarts.