ECLI:NL:RBNNE:2025:499

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 februari 2025
Publicatiedatum
12 februari 2025
Zaaknummer
18.084301.24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling en poging tot zware mishandeling met een bedrijfsbus

Op 13 februari 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1996 en zonder vaste woon- of verblijfplaats. De zaak betreft mishandeling en poging tot zware mishandeling. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 4 december 2022 in Emmen een persoon genaamd [slachtoffer] heeft mishandeld door deze te slaan en tegen een muur te drukken. Daarnaast heeft de verdachte op 28 september 2023 geprobeerd zwaar lichamelijk letsel toe te brengen aan [slachtoffer 2] door met een bedrijfsbus op hem in te rijden. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij een schadevergoeding van 850 euro is vastgesteld voor immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de verdachte ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod met het slachtoffer en verplichtingen tot behandeling en begeleiding door de reclassering.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/084301-24
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/250343-23 en 18/340192-24
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 13 februari 2025 in de zaak van het Openbaar Ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboorte datum] 1996 te [geboorte plaats] , zonder vaste woon- of verblijfplaats.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 30 januari 2025. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P. Keijzer, advocaat te Emmen. Het Openbaar Ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. Hellinga.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 18/084301-24
hij op of omstreeks 4 december 2022, te Emmen, in elk geval in de gemeente Emmen, een persoon genaamd [slachtoffer] , heeft mishandeld door de keel van die [slachtoffer] dicht te knijpen en hoofd van die [slachtoffer] tegen een muur aan te gooien en/of te drukken en die [slachtoffer] meermalen tegen het hoofd te slaan en/of te stompen;
Parketnummer 18/250343-23
hij op of omstreeks 28 september 2023 te [plaats] , gemeente Emmen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, als bestuurder van een bus (type Mercedes Sprinter), meerdere malen, althans éénmaal (met hoge snelheid, althans met meer dan geringe snelheid) op die [slachtoffer 2] is ingereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 september 2023 te [plaats] , gemeente Emmen [slachtoffer 2] heeft mishandeld door als bestuurder van een bus (type Mercedes Sprinter), meerdere malen, althans éénmaal (met hoge snelheid, althans met meer dan geringe snelheid) op die [slachtoffer 2] in te rijden;
Parketnummer 18/340192-24
hij op of omstreeks 26 oktober 2024 te Emmen zijn moeder, [slachtoffer 3] , heeft mishandeld door meermalen, althans eenmaal, in het gezicht te slaan en/of meermalen, althans eenmaal, (met kracht) aan de haren te trekken en/of terwijl hij, verdachte, de haren vast had, met kracht van en/of op de bank te trekken en/of zijn, verdachtes, knie op het gezicht te drukken en/of te houden.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
Parketnummer 18/340192-24
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het ten laste gelegde.
Parketnummer 18/084301-24
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde.
Parketnummer 18/250343-23
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
Parketnummer 18/340192-24
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
Parketnummer 18/084301-24
De raadsman heeft bepleit dat de laste gelegde mishandeling wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, met uitzondering van het onderdeel dat verdachte de keel van aangever zou hebben dichtgeknepen. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat dit niet uit de verklaring van aangever en evenmin uit de verklaring van verdachte en de camerabeelden kan worden afgeleid.
Parketnummer 18/250343-23
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat aangever geen zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen en niet vastgesteld kan worden dat verdachte met hoge snelheid, althans met meer dan geringe snelheid, op aangever is ingereden. Daarnaast is er geen sprake van opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, omdat met een dermate lage snelheid niet zonder meer zwaar lichamelijk letsel kan worden toegebracht en ook heeft verdachte het risico daarop niet bewust aanvaard. Tevens is er sprake van een ondeugdelijke poging. Verdachte is niet over aangever heen gereden, omdat hij uit eigen beweging is gestopt, zodat zijn handelen niet gericht was op voltooiing van zware mishandeling en die niet-voltooiing dus niet onafhankelijk was van de wil van verdachte.
De raadsman heeft bepleit dat de subsidiair ten laste gelegde mishandeling wel wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard door als bestuurder van een bus eenmaal op aangever in te rijden.
Verdachte heeft geen opzet gehad om aangever een tweede keer te raken, maar wilde wegkomen omdat aangever iets uit zijn zak haalde.
Oordeel van de rechtbank
Parketnummer 18/340192-24
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. Zowel verdachte als aangeefster hebben verklaard dat zij die dag woordenwisselingen hebben gehad. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte haar vervolgens in haar gezicht zou hebben geslagen, aan haar haren zou hebben getrokken en met kracht van de bank zou hebben getrokken. Verdachte heeft van meet af aan stellig ontkend dat hij aangeefster heeft mishandeld. Uit het dossier volgt dat er vaker meldingen bij de politie zijn geweest van ruzies en zorgen omtrent verdachte en aangeefster in combinatie met alcohol en drugs. Verdachte en aangeefster waren alleen aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde feit en hun verklaringen over wat er gebeurd is staan lijnrecht tegenover elkaar. Naar het oordeel van de rechtbank vindt de verklaring van aangeefster in onvoldoende mate steun in de overige bewijsmiddelen in het dossier. De rechtbank daarom van oordeel dat
niet met een voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid kan worden vastgesteld wat precies is voorgevallen en waardoor het letsel bij aangeefster is ontstaan, zodat verdachte van dit feit wordt vrijgesproken.
Parketnummer 18/084301-24
De rechtbank acht, ander dan de officier van justitie, de ten laste gelegde geweldscomponent, bestaande uit de keel dicht knijpen van aangever door verdachte, niet wettig en overtuigend bewezen zodat dit deel van de tenlastelegging voor de bewezenverklaring zal worden uitgestreept. De rechtbank overweegt daartoe dat uit het dossier niet volgt dat verdachte de keel van aangever heeft dichtgeknepen.
De rechtbank acht de ten laste gelegde mishandeling wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdacht dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 30 januari 2025;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 13 december 2022 (inclusief bijlage), opgenomen op pagina 5 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2022325491 d.d. 9 februari 2024, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] .
Parketnummer 18/250343-23
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1.
​De door verdachte ter zitting van 30 januari 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 28 september 2023 reed ik met mijn bedrijfsbus (Mercedes Sprinter) in [plaats] . Toen ik de bocht om reed zag ik aangever [slachtoffer 2] staan, hij zag mij niet. Zijn gezicht triggerde mij. Ik wilde [slachtoffer 2] op dat moment veel pijn doen. Ik wilde hem aanrijden en een duwtje geven. Ik stopte met mijn bedrijfsbus voor [slachtoffer 2] en daarna reed ik achteruit en ben ik met een lage snelheid naar [slachtoffer 2] toe gereden en heb ik hem geraakt. Ik wilde daarna over het fietspad wegrijden, maar ik raakte [slachtoffer 2] nogmaals tegen de zijkant van zijn lichaam met mijn bedrijfsbus.
2. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 28 september 2023 (inclusief bijlage), opgenomen op pagina 24 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2023259823 d.d. 3 oktober 2023, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] :
Op 28 september 2023 was ik bij autobedrijf [naam] in [plaats] . Toen ik op het fietspad liep voelde ik opeens een harde klap in mijn rug. Ik voelde deze klap ter hoogte van mijn schouders. Ik viel voorover op de grond. Ik ben hierna weer opgestaan en keek om. Ik zag een zwarte bus direct voor mij staan. Ik zag dat de zwarte bus een stuk achteruit reed. Ik zag dat de bus kort stil bleef staan. Ik zag dat de bestuurder mij aankeek. Ik herkende hem als [verdachte] . Ik hoorde dat de bestuurder flink gas gaf met de zwarte bus. Ik hoorde de motor van de bus veel geluid maken. Ik zag dat de bus met een flinke vaart op mij in kwam rijden. Ik hoorde dat de bus veel toeren maakte. Ik had het gevoel dat de bus vol gas op mij in kwam rijden. De bus raakte mij van voren. Ik viel achterover op de grond. Ik had meerdere plekken op mijn armen en op mijn been waar ik uit bloedde.
3. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 september 2023 (inclusief fotobijlage), opgenomen op pagina 40 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relatering van verbalisant [verbalisant] , zakelijk weergegeven:
Ik heb de beelden bekeken van Autobedrijf [naam] , gelegen aan de [adres] te [plaats] . Ik zag op de beelden de datum 28-09-2023. Om 15:27.56 uur reed de zwarte bus op de openbare weg. In beeld stond
een voertuig met daarbij twee personen. Persoon twee droeg een lichtkleurige broek met een groenkleurig shirt. Een paar seconden later, werd de zwarte bus stilgezet op de openbare weg. De twee personen bij het roodkleurige voertuig stonden allebei met de rug naar de openbare weg en hadden geen zicht op de zwarte bus. Direct hierop reed de zwarte bus een paar meter achteruit op de openbare weg. Vervolgens werd de zwarte bus stilgezet op de openbare weg. Vervolgens werden de voorwielen van de zwarte bus ingedraaid om naar links te rijden. Het volgende moment reed de zwarte bus ook daadwerkelijk naar links in de richting van het roodkleurige voertuig en de eerder genoemde personen. Vervolgens reed de zwarte bus in een directe lijn op de persoon met de lichtkleurige broek en groenkleurig shirt. De persoon stond met zijn linkerzijde naar de zwarte bus gericht. De zwarte bus reed vervolgens door, waardoor de persoon met het groenkleurige shirt geraakt werd door neus van het voertuig. Doordat de persoon werd aangereden door de zwarte bus werd de persoon met kracht naar voren geduwd en vervolgens op de grond viel. De zwarte bus kwam tot stilstand en direct hierop reed hij een paar meter achteruit, waarna de zwarte bus wederom tot stilstand kwam. De persoon met het groenkleurige shirt stond op en keek in de richting van de zwarte bus. Tussen de bus en de persoon zat een paar meter afstand. Kort hierop reed de bus wederom naar voren in de richting van de persoon in het groenkleurige shirt. De persoon deed een paar stappen naar achteren en draaide zijn lichaam af van de zwarte bus. De zwarte bus reed rechtdoor en vervolgens werd de persoon in het groenkleurige shirt geraakt aan de voorzijde / rechterkant van zijn lichaam.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Voorwaardelijk opzet
Opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel kan worden aangenomen als sprake is van voorwaardelijk opzet. Voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel is aanwezig indien verdachte zich willens en weten heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat een slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou oplopen als gevolg van zijn gedragingen en verdachte die aanmerkelijke kans ook bewust heeft aanvaard. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten, of anders gezegd om een in de gegeven omstandigheden reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zon kans is bovendien vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden en dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen). Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
Bij de beoordeling of er in de onderhavige zaak sprake is van opzet in voorwaardelijke zin heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft verklaard dat hij op 28 september 2023 aangever [slachtoffer 2] zag en toen getriggerd werd door dingen uit het verleden tussen hen en hem pijn wilde doen. Verdachte reed met zijn bedrijfsbus doelbewust op aangever af waardoor aangever ten val kwam. Toen aangever opstond, reed verdachte nogmaals op aangever af en raakte hem wederom door tegen hem aan te rijden met de bedrijfsbus. Met welke snelheid verdachte heeft gereden is niet exact vast te stellen, maar uit de camerabeelden die verbalisant [verbalisant] heeft beschreven blijkt wel dat aangever ten gevolge van de aanrijding met kracht naar voren werd geduwd en vervolgens op de grond viel. Gelet op het gevaarzettende karakter van het handelen van verdachte, het met een (zware) bedrijfsbus tweemaal inrijden op aangever - op dat
moment een kwetsbare voetganger - is naar algemene ervaringsregels de kans aanmerkelijk dat dit zwaar lichamelijk letsel bij aangever tot gevolg kan hebben. De gedragingen van verdachte kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg ook bewust heeft aanvaard. Dat het niet zo ver is gekomen, is niet aan het handelen van verdachte te danken geweest maar aan het feit dat aangever zelf alert is geweest en geprobeerd heeft zijn lichaam van de bus af te draaien. Verdachte had ook over aangever heen kunnen rijden, met alle gevolgen van dien.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is geweest van een ondeugdelijke poging om zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, zoals betoogd door de verdediging.
Conclusie
Op grond van het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot zware mishandeling, zoals in de bewezenverklaring is opgenomen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht hetgeen onder parketnummer 18/084301-24 en parketnummer 18/250343-23 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
Parketnummer 18/084301-24
hij op 4 december 2022, te Emmen, een persoon genaamd [slachtoffer] , heeft mishandeld door het hoofd van die [slachtoffer] tegen een muur aan te gooien en te drukken en die [slachtoffer] meermalen tegen het hoofd te slaan en te stompen;
Parketnummer 18/250343-23
hij op 28 september 2023 te [plaats] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, als bestuurder van een bus (type Mercedes Sprinter), meerdere malen, op die [slachtoffer 2] is ingereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Parketnummer 18/084301-24
mishandeling
Parketnummer 18/250343-23
primair.poging tot zware mishandeling
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld voor een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Aan het voorwaardelijke deel dienen de bijzondere voorwaarden te worden gekoppeld die door de reclassering geadviseerd, aangevuld met een contactverbod met het slachtoffer [slachtoffer 2] . Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd om aan verdachte een taakstraf voor de duur van 60 uren op te leggen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat bij het bepalen van de hoogte van een eventueel op te leggen straf rekening dient te worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Hij heeft aangevoerd dat verdachte op dit moment geen vast adres en geen baan heeft. Mede door omstandigheden ligt hulpverlening op dit moment stil. Verdachte heeft behoefte aan begeleiding om zijn leven weer op de rit te krijgen. De raadsman acht een werkstraf, in combinatie met een voorwaardelijke werk- en/of gevangenisstraf met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd passend. De raadsman ziet niet de noodzaak van het opleggen van het contactverbod met het slachtoffer [slachtoffer 2] nu verdachte zelf ook niet de behoefte heeft om met [slachtoffer 2] contact op te nemen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsrapport van 2 juli 2024, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 15 januari 2025, alsmede de vordering van de
officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van het slachtoffer de [slachtoffer] tijdens het uitgaan. Hij heeft de [slachtoffer] meerdere keren geslagen en gestompt tegen het gezicht. Door het handelen van verdachte heeft hij inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Dergelijk uitgaansgeweld heeft impact op de slachtoffers, de omstanders en op de samenleving in het algemeen.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan poging tot zware mishandeling door bewust met een bedrijfsbus tweemaal tegen het slachtoffer [slachtoffer 2] aan te rijden. Een zeer ernstig strafbaar feit en dat rekent de rechtbank verdachte ook aan. Verdachte heeft zich door een conflict uit het verleden met het slachtoffer kennelijk zo getriggerd gevoeld, dat hij zichzelf niet in de hand kon houden en beheersen.
Verdachte heeft nadien direct de plaats van het ongeval verlaten, zonder zich te bekommeren om het slachtoffer. Als gevolg van dit feit heeft het slachtoffer pijn en aanzienlijk letsel opgelopen. Uit de brief van 2 oktober 2024 van J.A. Niewold, arts, volgt dat aangever [slachtoffer 2] als gevolg van de aanrijding diverse kneuzingen aan zijn armen en ribben, schaafwonden en letsel aan de meniscus van zijn knie heeft opgelopen. Het is niet aan verdachte te danken dat geen ernstiger letsel is ontstaan. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke misdrijven hiervan nog langdurig de gevolgen kunnen ondervinden. Het feit heeft zich afgespeeld op de openbare weg en brengt voor medeweggebruikers gevoelens van onveiligheid met zich mee. Voor het gedrag van verdachte bestaat geen enkele rechtvaardiging.
De persoon van verdachte
De reclassering heeft in haar rapport van 2 juli 2024 kort samengevat het volgende vermeld. Ten tijde van het laste gelegde lijkt het psychosociaal functioneren van verdachte een grote rol te hebben gespeeld. Er waren tegenslagen in het leven van verdachte waardoor hij zijn emoties en agressie niet onder controle wist te houden. De reclassering vermeldt dat mogelijk sprake is van een beperkte emotie- en agressieregulatie en een gebrekkige impulscontrole waardoor problemen veelal op een agressieve manier worden opgelost. Ook de financiën van verdachte hebben een indirecte rol gespeeld in het handelen van verdachte. De reclassering schat het recidiverisico en het risico op geweld en daarmee letsel in als hoog. Ondanks dat er bij verdachte geen sprake is van een uitgebreid justitiële documentatie is verdachte meermaals wegens agressie bij de politie in beeld gekomen. Het risico op onttrekking aan voorwaarden wordt ingeschat als laag. De reclassering adviseert om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan gekoppeld de volgende bijzondere voorwaarden: meldplicht, ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), dagbesteding, meewerken aan schuldhulpverlening, meewerken aan middelencontrole en ambulante begeleiding.
De straf
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen over de aard en de ernst van de feiten en de impact daarvan op de slachtoffers, acht de rechtbank, anders dan de officier van justitie en de raadsman, oplegging van een taakstraf niet passend. De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank komt, alles afwegende, tot oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van het voorarrest. Aan het voorwaardelijke strafdeel zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden koppelen, zoals door de reclassering geadviseerd. Daarnaast acht de rechtbank oplegging van een contactverbod met het [slachtoffer 2] als bijzondere voorwaarde gedurende de termijn van de proeftijd passend en geboden.
Het voorwaardelijk strafdeel dient daarbij als waarschuwing aan verdachte, teneinde te voorkomen dat verdachte zich nogmaals schuldig maakt aan (soortgelijke) strafbare feiten.

Benadeelde partij

Parketnummer 18/084301-24
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 850,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen. De vordering dient te worden toegewezen met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18/084301-24 primair bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 28 september 2023.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 57, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Uitspraak
De rechtbank
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder parketnummer 18/340192-24 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder parketnummer 18/084301-24 en parketnummer 18/250343-23 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 3 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat veroordeelde zich meldt bij de reclassering van VNN op het adres Boermarkeweg 46b te Emmen. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
dat veroordeelde zich laat behandelen door de forensische poli van Verslavingszorg Noord Nederland of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname
indiceert, zal veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling
geeft voor de behandeling;
3. dat veroordeelde zich inspant voor het vinden en behouden van dagbesteding of betaald werk, met een vaste structuur;
4. dat veroordeelde meewerkt, indien nodig, aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen. In eerste instantie zal er worden gekeken naar hulp bij financiën maar mocht de noodzaak daar zijn, zal veroordeelde moeten meewerken aan budgetbeheer of schuldhulpverlening ook als dit inhoudt meewerken aan de Wet schuldsanering natuurlijke personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
5. dat veroordeelde meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
6. dat veroordeelde meewerkt, indien nodig, aan ambulante begeleiding vanuit Exodus of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De begeleiding duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de begeleiding;
7. dat veroordeelde gedurende de termijn van de proeftijd op geen enkele wijze direct of indirect contact zal opnemen, zoeken of hebben met het slachtoffer [slachtoffer 2] (geboren op [geboorte datum] 1971 te Emmen).
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.

Benadeelde partij

18/084301-24 benadeelde partij: [slachtoffer]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan
[slachtoffer]te betalen:
  • het bedrag van 850,00 (zegge: achthonderdvijftig euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 december 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van
[slachtoffer]aan de Staat te betalen een bedrag van 850,00 (zegge: achthonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 december 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van
17 dagenkan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.M. Lenting, voorzitter, mr. L.W. Janssen en mr. R.D. van Essen, rechters, bijgestaan door mr. D. Flanderijn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 februari 2025.