Op 5 december 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een 26-jarige man veroordeeld voor meerdere overtredingen van de Opiumwet en de Wet wapens en munitie. De man kreeg een gevangenisstraf van 245 dagen opgelegd, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en daarnaast een taakstraf van 180 uur. De zaak kwam ter terechtzitting op 21 november 2025, waar de verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. F. Luinstra, en het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. D.P. Menting.
De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk telen, verkopen en aanwezig hebben van cocaïne, alsook het voorhanden hebben van een omgebouwd semi-automatisch gaspistool en munitie. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, ondanks het verweer van de verdediging dat het wapen niet functioneerde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich gedurende een periode van zeven maanden schuldig had gemaakt aan drugshandel en het voorhanden hebben van een vuurwapen, wat ernstige gevolgen heeft voor de samenleving.
Bij de strafmotivering hield de rechtbank rekening met de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte na de feiten, waaronder het naleven van schorsingsvoorwaarden en het succesvol afronden van een behandeling. De rechtbank besloot echter dat de ernst van de feiten een gevangenisstraf rechtvaardigde, maar dat de verdachte niet opnieuw in de gevangenis moest worden geplaatst, gezien zijn inspanningen om zijn leven te verbeteren. De rechtbank legde daarom een gevangenisstraf op die gelijk was aan de duur van het voorarrest, met een taakstraf als aanvulling.