ECLI:NL:RBNNE:2025:4832
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Gedeeltelijke tenuitvoerlegging van voorwaardelijke straf in het kader van reclassering en behandeling
Op 28 november 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan in de zaak tegen de veroordeelde, geboren in 1983. De rechtbank behandelde een vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf die eerder was opgelegd bij vonnis van 8 april 2025. In dat vonnis was aan de veroordeelde een gevangenisstraf van 600 dagen opgelegd, waarvan 515 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. De proeftijd was ingegaan op 23 april 2025. De officier van justitie vorderde op 16 oktober 2025 de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, omdat de veroordeelde zich niet aan de opgelegde bijzondere voorwaarden had gehouden. Tijdens de zitting op 14 november 2025 was de veroordeelde niet aanwezig, maar waren de raadsvrouw en de officier van justitie wel aanwezig. De raadsvrouw stelde dat de vordering van de officier van justitie te hoog was en dat de veroordeelde zo snel mogelijk naar een Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA) moest worden gebracht.
De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde, ondanks eerdere klinische behandelingen, niet had voldaan aan de bijzondere voorwaarden en dat er risico's waren op het gebied van middelengebruik en psychosociaal functioneren. De reclassering had aangegeven dat verdere klinische behandeling noodzakelijk was. De rechtbank besloot de vordering van de officier van justitie gedeeltelijk toe te wijzen en de veroordeelde 60 dagen in detentie te plaatsen, zodat hij zijn klinische traject kon voortzetten. De rechtbank wees de vordering voor het overige af. Deze beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. M.B.W. Venema, en de rechters mr. R.B. Maring en mr. L.S. Wachters, met mr. J. van der Wiel als griffier.