ECLI:NL:RBNNE:2025:4810

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 november 2025
Publicatiedatum
25 november 2025
Zaaknummer
18/080166-25
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte voor meerdere gekwalificeerde diefstallen en poging daartoe, gericht op kwetsbare ouderen

In deze strafzaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 25 november 2025 uitspraak gedaan in een meervoudige kamer over de verdachte, die zich in een periode van minder dan een maand schuldig heeft gemaakt aan 14 gekwalificeerde diefstallen en één poging daartoe. De feiten vonden plaats op verschillende locaties in Nederland, waarbij de verdachte en zijn medeverdachte op geraffineerde wijze kwetsbare ouderen hebben gedupeerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met zijn medeverdachte, ouderen heeft afgeleid met een babbeltruc en hen vervolgens beroofd van hun persoonlijke bezittingen, waaronder pinpassen en contant geld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. De rechtbank heeft ook vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is gesteld voor de schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/080166-25
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 25 november 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1976 te [geboorteplaats] , zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
nu gedetineerd in [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 3 november 2025. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. S.H. Lek, advocaat te Assen. Het Openbaar Ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R. Janssens. Ter terechtzitting van 25 november 2025 is het onderzoek gesloten.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 27 februari 2025 te Rosmalen, gemeente 's-Hertogenbosch, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een portemonnee en/of een pinpas en/of een rijbewijs en/of een kentekenbewijs en/of een identiteitskaart en/of een geldbedrag (van in totaal ongeveer 40 tot 50 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
hij op of omstreeks 27 februari 2025 te Rosmalen, gemeente 's-Hertogenbosch, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid giraal geld (totaal 527,20 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen hoeveelheid giraal geld (totaal 527,20 euro) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door met een bij een diefstal van die [slachtoffer 1] weggenomen pinpas bij een winkel voor een bedrag te pinnen (totaal 27,20 euro) en/of bij een geldautomaat een geldbedrag (totaal 500 euro) op te nemen
3
hij op of omstreeks 2 maart 2025 te Amsterdam, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een pinpas en/of een geldbedrag (van in totaal ongeveer 100 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4
hij op of omstreeks 2 maart 2025 te Amsterdam, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid giraal geld (totaal 1683,55 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen hoeveelheid giraal geld (totaal 1683,55 euro) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door met een bij een diefstal van die [slachtoffer 2] weggenomen pinpas bij meerdere winkels voor verschillende bedragen te pinnen (totaal 1183,55 euro) en/of bij een geldautomaat verschillende geldbedragen (totaal 500 euro) op te nemen
5
hij op of omstreeks 4 maart 2025 te Heerenveen, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een creditcard en/of een geldbedrag (van in totaal ongeveer 250 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
6
hij op of omstreeks 4 maart 2025 te Heerenveen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid giraal geld (totaal 1500 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen hoeveelheid giraal geld (totaal 1500 euro) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door met een bij een diefstal van die [slachtoffer 3] weggenomen creditcard bij een
geldautomaat geld op te nemen;
7
hij op of omstreeks 5 maart 2025 te Meppel, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een tas en/of een pinpas en/of een (Samsung) telefoon en/of een portemonnee en/of een identiteitskaart en/of diverse pasjes en/of een geldbedrag (van in totaal ongeveer 80 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
8
hij op of omstreeks 5 maart 2025 te Meppel, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een hoeveelheid giraal geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die weg te nemen hoeveelheid giraal geld onder zijn/haar/hun bereik te brengen door met een bij een diefstal van die [slachtoffer 4] weggenomen pinpas bij een geldautomaat op verschillende tijdstippen geld proberen op te nemen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
9
hij op of omstreeks 10 maart 2025 te Groningen, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een portemonnee en/of een geldbedrag (van in totaal ongeveer 120 euro) en/of een pinpas en/of een identiteitskaart en/of verschillende pasjes, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
10
hij op of omstreeks 10 maart 2025 te Groningen, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid giraal geld (totaal 1509,39 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen hoeveelheid giraal geld (totaal 1509,39 euro) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door met een bij een diefstal van die [slachtoffer 5] weggenomen pinpas in meerdere winkels voor verschillende bedragen te pinnen (totaal 1109,39 euro) en/of bij een geldautomaat een geldbedrag (totaal 400 euro) op te nemen;
11
hij op of omstreeks 11 maart 2025 te Roden, gemeente Noordenveld, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een portemonnee en/of een geldbedrag (van in totaal ongeveer 200 euro) en/of een pinpas en/of een rijbewijs en/of diverse pasjes, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
12
hij op of omstreeks 11 maart 2025 te Roden, gemeente Noordenveld, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid giraal geld (totaal 910 euro), in elk
geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen hoeveelheid giraal geld (totaal 910 euro) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door met een bij een diefstal van die [slachtoffer 6] weggenomen pinpas bij een winkel voor een bedrag te pinnen (totaal 110 euro) en/of bij een geldautomaat verschillende geldbedragen (totaal 800 euro) op te nemen;
13
hij op of omstreeks 11 maart 2025 te Roden, gemeente Noordenveld, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een portemonnee en/of een geldbedrag (van in totaal ongeveer 290 euro) en/of een of meerdere pinpassen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 7] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
14
hij op of omstreeks 12 maart 2025 te Veendam, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een portemonnee en/of een pinpas en/of een rijbewijs en/of een identiteitskaart en/of verschillende pasjes en/of een geldbedrag (van in totaal ongeveer 225 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 8] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
15
hij op of omstreeks 12 maart 2025 te Veendam, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid giraal geld (totaal 1276,42 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 8] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen hoeveelheid giraal geld (totaal 1276,42 euro) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door met een bij een diefstal van die [slachtoffer 8] weggenomen pinpas boodschappen te betalen (totaal 226,42 euro) en/of bij een geldautomaat verschillende geldbedragen (totaal 1050 euro) op te nemen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor alle tenlastegelegde feiten.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de feiten 1, 3, 5, 7, 9, 11, 13 en 14 betoogd dat verdachte partieel moet worden vrijgesproken van de diefstal van andere in de tenlastelegging opgenomen goederen dan de pinpassen van aangevers. Het gaat dan veelal om contant geld en identiteitsbewijzen. Ten aanzien van voornoemde feiten blijkt de diefstal van die andere goederen alleen uit de aangifte. Wegens gebrek aan ondersteunend bewijs dient verdachte partieel vrijgesproken te worden van het wegnemen van die goederen. Uit het dossier blijkt alleen voldoende wettig en overtuigend bewijs voor de diefstal van de pinpassen van aangevers aanwezig. Daarnaast heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat er ten aanzien van de tenlastegelegde feiten veelal sprake is van een voortgezette handeling van verdachte. Het tijdsverloop tussen de handelingen van verdachte, namelijk het wegnemen van de pinpas en het vervolgens pinnen met die pinpas, is erg kort en voornoemde handelingen hangen dusdanig nauw met elkaar samen dat verdachte als het ware slechts één verwijt kan worden gemaakt.
Oordeel van de rechtbank
Feiten 1 en 2
De rechtbank acht deze feiten wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 november 2025;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 8 maart 2025, opgenomen op pagina 196 e.v. van deel 2 het (digitale) dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2025066342 d.d. 22 februari 2025, inhoudend de verklaring van [naam] .
Feiten 3 en 4
De rechtbank acht deze feiten wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 november 2025;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 2 maart 2025, opgenomen op pagina 101 e.v. van deel 2 het (digitale) dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2025066342 d.d. 22 februari 2025, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 2] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 maart 2025, opgenomen op pagina 109 e.v. van voornoemd (digitaal) dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant] .
Feiten 5 en 6
De rechtbank acht deze feiten wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 november 2025;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 8 maart 2025, opgenomen op pagina 55 e.v. van deel 1 het (digitale) dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2025066342 d.d. 22 februari 2025, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 3] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 maart 2025, opgenomen op pagina 76 van voornoemd (digitaal) dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant] .
Feiten 7 en 8
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1.
​De door verdachte ter zitting van 3 november 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Toen ik op 27 februari 2025 in Nederland kwam heb ik medeverdachte [medeverdachte] op het station ontmoet. Het klopt dat we vanaf die dag samen meerdere diefstallen hebben gepleegd in Nederland. Ik beschouwde het plegen van de diefstallen als werk. Dit deed ik samen met medeverdachte [medeverdachte] . We hadden onderling afgesproken dat ik degene was die ketchup of een andere substantie op een van de goederen van de slachtoffers zou smeren om ze vervolgens te helpen met het schoonmaken daarvan en ze op die manier af te leiden. Dit heb ik op 4 maart 2025 ook gedaan bij een mevrouw in Heerenveen. Toen had ik ketchup op haar scootmobiel gesmeerd om vervolgens mijn hulp aan te bieden bij het schoonmaken daarvan. Ik heb 5 of 6 keer deze truc uitgehaald.
2. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 14 maart 2025, opgenomen op pagina 29 e.v. van deel 1 het (digitale) dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2025066342 d.d. 22 februari 2025, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 4] :
Op woensdag 5 maart 2025 omstreeks 16.00 uur ben ik boodschappen gaan doen. Aan de rollator zit vastgemaakt een rollatortas die met een rits geopend kan worden. Ik heb mijn huissleutels in mijn jaszak gedaan en mijn portemonnee heb ik in mijn donker grijze handtas gedaan. In mijn portemonnee zat mijn ID-kaart, mijn ANWB pechhulp kaart, Albert Heijn bonuskaart en Hema-kaart. In mijn tas zat tevens mijn mobiele telefoon merk: Samsung A72. In de Albert Heijn heb ik gepind. De eerst transactie was om 16.33 uur en was 20 euro. Direct daarna om 16.34 uur heb ik nog 60 euro gepind. Ik heb het geld in mijn portemonnee gedaan, in mijn tas en vervolgens in de rollatortas. Bovenstaande pintransacties waren allen van mijn ING-bank rekening: [rekeningnummer] . Ik ben voorbij de [adres] gelopen en verder in de richting van de [adres] . Toen ik daar liep hoorde ik iets, maar kon het niet thuisbrengen. Terwijl ik dat bedacht, hoorde ik 2 keer een piepje achter mij. Ik stopte en keek over mijn schouder naar achteren. Toen ik dat deed, stond er op nog geen één meter afstand een onbekende man achter mij. Hij zei niets, maar wees naar het linker wiel van mijn rollator. Ik heb even snel gekeken en zei vervolgens: "Ik zie niets".
Toen ik weer omhoog keek, stond er ineens nog een man, links schuin achter mij. Hij was ook blank,
hetzelfde postuur als de andere man en had ook kort donker haar. Deze man had een pakje papieren zakdoekjes in zijn hand. Ik zag dat hij een zakdoekje eruit pakte en die aan mij gaf. Hij wees ook naar het linker wiel van de rollator en toen zag ik ook dat er bruine smurrie aan zat. Ik heb samen met die tweede man de smurrie van de rollatorwiel gehaald. Toen het klaar was ben ik doorgelopen, heb niet gezien waar de mannen naartoe zijn gelopen. Toen ik bij de trappen van mijn woning was, pakte ik mijn huissleutel uit mijn jaszak. Ik zag toen dat van de rollatortas de rits openstond. Toen zag ik dat mijn handtas niet meer in de rollator tas zat.
3. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verdenking d.d. 13 maart 2025, opgenomen op pagina 53 van voornoemd (digitaal) dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Uit contact met de bank bleek dat er is gepoogd te pinnen bij een pinautomaat vlak nadat de tas was weggenomen waar ook de pinpas van het slachtoffer in zat.
Er zou gepoogd zijn te pinnen met de pinpas welke behoord bij het bankrekeningnummer [rekeningnummer] .
4. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 maart 2025, opgenomen op pagina 34 van voornoemd (digitaal) dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Op vrijdag 14 maart 2025 ontving ik, verbalisant, gegevens van de ING bank nadat deze waren gevorderd. Uit de aangeleverde gegevens bleek dat er op de volgende momenten was gepoogd te pinnen op 5 maart 2025:
- 17:10:30/34
- 17:10:43/45
- 17:13:39/40
5. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 maart 2025, opgenomen op pagina 40 e.v. van voornoemd (digitaal) dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Ik werd door de bedrijfsleider van de Albert Heijn meegenomen naar een ruimte alwaar zij alle camerabeelden kunnen uitkijken. Zij toonde mij beelden van: 5 maart 2025, om 16.32 uur, camera "entree klaphekjes". Wij zagen een mevrouw pinnen bij een pinautomaat van Geldmaat in de winkel. Hier zien we dat een man haar vanaf een afstandje in de gaten houdt. Vervolgens loopt zij de winkel in, waarna de man ook de winkel in loopt.
Ik werd op 14 maart 2025, benaderd door collega [verbalisant] , welke een buurtonderzoek had verricht in dezelfde zaak. Hij liet mij beelden zien van een ring-deurbel. Ik zag op de beelden dat eerst de mevrouw, welke ik eerder had gezien op de camerabeelden van de Albert Heijn, alwaar zij had gepind en boodschappen had gedaan, met haar rollator voorbij de Ring-deurbel lopen. Even later zag ik op de camerabeelden dat er eerst een man achter de vrouw aanliep. Ik herkende deze man alszijnde dezelfde man als die haar in de gaten hield bij de pinautomaat in de Albert Heijn. Later op diezelfde dag, sprak ik wederom met collega [verbalisant] . Ik hoorde dat hij zojuist een verdachte had verhoord waarbij hij het vermoeden had dat dat dezelfde was als die op de beelden was van de Ring-deurbel. Hij toonde mij een foto die hij had gemaakt van de verdachte in het arrestantencomplex. Toen ik deze foto zag, herkende ik direct de man als zijnde de man die op de beelden stond van de Albert Heijn. Ik hoorde dat die verdachte, waar collega [verbalisant] een verhoor mee had gehad was: [medeverdachte] geboren op [geboortedatum] 1973 te [geboorteplaats] .
6. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 maart 2025, opgenomen op pagina 45 e.v. van voornoemd (digitaal) dossier, inhoudend als relaas van verbalisant J.K. [verbalisant] :
Op vrijdag 14 maart 2025 omstreeks 15.00 uur was ik belast met het onderzoek ter zake overval van een bejaarde vrouw op 5 maart 2025 omstreeks 17.00 uur .
Vervolgens wordt ik gebeld door de bewoner, [naam] , van [adres] met de mededeling dat hij twee mannen in beeld heeft waarvan één van de mannen een bruinachtige tas in de handen heeft.

Start opname 05/03/2025 17.06.28 GET ( [mp4 bestand] )

Links in beeld komt een man aanlopen over het trottoir dat voor woning is gelegen.
Hij heeft een opvallende sweater aan met witte en blauwe dwarsstrepen aan de voorzijde. Aan de overzijde van de straat komt ook een man vanuit de linkerzijde in beeld.
De man heeft een zwarte 3/4 wollen jas aan, een donkere broek en heeft donker haar.
7.
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 16 maart 2025, opgenomen op pagina 294 e.v. van deel 2 van voornoemd (digitaal) dossier, inhoudend als verklaring van verdachte [verdachte] :
ZAAK Meppel PL0100-2025059470
V: Wie is die man met die blauw witte streepjes shirt? A: Dat is de man die ik tegen kwam op het station.

Bewijsoverweging feiten 7 en 8

Met betrekking tot voornoemde feiten heeft verdachte ter terechtzitting aangegeven niet meer te weten of hij bij de feiten betrokken is geweest. Op basis van voornoemde bewijsmiddelen in onderling verband en in samenhang bezien is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich ook schuldig heeft gemaakt aan de diefstal met betrekking tot [slachtoffer 4] ten laste gelegd onder feit 7 alsmede de poging daartoe ten laste gelegd onder feit 8.
Uit de aangifte blijkt dat aangeefster [slachtoffer 4] is benaderd door twee mannen. De eerste man wijst naar het wiel van haar rollator en de tweede man had een pakje zakdoekjes en helpt haar bruine smurrie van haar rollatorwiel te halen. Aangeefster geeft aan dat beide personen qua postuur op elkaar leken en beiden kort donker haar hadden. Op camerabeelden afkomstig van het adres [adres] worden, kort nadat aangeefster via die weg vanaf de supermarkt naar huis loopt, twee mannen gezien. Een van die mannen, met een opvallende sweater met witte en blauwe dwarsstrepen, is herkend als medeverdachte [medeverdachte] . Aan de overzijde van de straat loopt op dat moment een andere man met een zwarte 3/4 wollen jas, een donkere broek en met donker haar.
Verdachte is op de dag dat hij in Nederland is aangekomen, gestart met het plegen van diefstallen met medeverdachte [medeverdachte] . Daarbij werden oudere mensen geobserveerd en met een truc afgeleid, waarna zij werden bestolen van hun pinpassen om daarmee vervolgens met de afgekeken pincodes geld op te nemen. Verdachte is in dezelfde plaats aangehouden als medeverdachte [medeverdachte] . Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij deze diefstallen als werk beschouwde. Hij verrichtte deze arbeid samen met medeverdachte [medeverdachte] . Gelet op deze verklaring van verdachte in combinatie met de herkenning van medeverdachte [medeverdachte] op de beelden voormeld en het beschreven postuur van de daders door het slachtoffer is de rechtbank van oordeel dat wettig en ook overtuigend kan worden vastgesteld dat verdachte de persoon is die de feiten waarvan aangeefster
[slachtoffer 4] slachtoffer is geworden samen met medeverdachte [medeverdachte] heeft gepleegd.
Feiten 9 en 10
De rechtbank acht deze feiten wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 november 2025;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 11 maart 2025, opgenomen op pagina 78 e.v. van deel 1 het (digitale) dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2025066342 d.d. 22 februari 2025, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 5] .
Feiten 11 en 12
De rechtbank acht deze feiten wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 november 2025;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 11 maart 2025, opgenomen op pagina 117 e.v. van deel 1 het (digitale) dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2025066342 d.d. 22 februari 2025, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 6] .
Feit 13
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
De opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 november 2025;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 14 maart 2025, opgenomen op pagina 143 e.v. van deel 1 het (digitale) dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2025066342 d.d. 22 februari 2025, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 7] .
Feiten 14 en 15
De rechtbank acht deze feiten wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 november 2025;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 15 maart 2025, opgenomen op pagina 147 e.v. van deel 1 het (digitale) dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2025066342 d.d. 22 februari 2025, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 8] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 maart 2025, opgenomen op pagina 157 van voornoemd (digitaal) dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant] .

Algemene bewijsoverweging

Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich samen met medeverdachte [medeverdachte] niet alleen schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van de pinpassen, maar ook aan de diefstal van de andere in de tenlastelegging opgenomen goederen, waaronder contante geldbedragen en identiteitsbewijzen. Daartoe neemt de rechtbank allereerst in aanmerking dat het bepaalde in het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering de gehele tenlastelegging betreft en niet ziet op elk onderdeel daarvan. Derhalve hoeft niet elk afzonderlijk deel van de tenlastelegging te steunen op minimaal twee bewijsmiddelen. Dat van het wegnemen van contante geldbedragen en andere goederen alleen blijkt uit de aangiftes, is in beginsel geen belemmering om tot een bewezenverklaring te komen. Daar komt bij dat de rechtbank de verklaringen van de aangevers betrouwbaar acht. Veelal worden die verklaringen wat betreft de opname van contante geldbedragen ondersteund door bankafschriften. Bovendien is het gebruikelijk dat mensen contant geld, identiteitsbewijzen en andere goederen bij zich dragen in portemonnee of tas. Dat is zeker zo in de leeftijdsgroep die slachtoffer is gemaakt van het handelen van verdachten. Ook de hoogte van de door aangevers opgegeven contant opgenomen geldbedragen is niet ongebruikelijk in de door hen geschetste context. Gelet op al het voornoemde acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] naast de diefstal van de pinpassen van aangevers ook verantwoordelijk is voor de diefstal van contante geldbedragen, identiteitsbewijzen en andere goederen zoals in de tenlastelegging opgenomen.

Overweging voortgezette handeling

Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat niet gesproken kan worden van een voorgezette handeling van verdachte met betrekking tot het stelen van de pinpas van aangevers en het
vervolgens pinnen met die pinpassen. Daartoe neemt de rechtbank in aanmerking dat de handelingen van verdachte niet voorkomen uit één ongeoorloofd wilsbesluit, maar dat het stelen van de pinpas en het vervolgens (meermalen) pinnen met de pinpas telkens een nieuwe wilsbesluit van verdachte vergt.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1
hij op 27 februari 2025 te Rosmalen, tezamen en in vereniging met een ander, een portemonnee en een pinpas en een rijbewijs en een kentekenbewijs en een identiteitskaart en een geldbedrag (van in totaal ongeveer 40 tot 50 euro), die aan [slachtoffer 1] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
hij op 27 februari 2025 te Rosmalen, tezamen en in vereniging met een ander, een hoeveelheid giraal geld (totaal 527,20 euro), die aan [slachtoffer 1] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader die weg te nemen hoeveelheid giraal geld (totaal 527,20 euro) onder hun bereik hebben gebracht door met een bij een diefstal van die [slachtoffer 1] weggenomen pinpas bij een winkel voor een bedrag te pinnen (totaal 27,20 euro) en bij een geldautomaat een geldbedrag (totaal 500 euro) op te nemen;
3
hij op 2 maart 2025 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, een pinpas en een geldbedrag (van in totaal ongeveer 100 euro), die aan [slachtoffer 2] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4
hij op 2 maart 2025 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, een hoeveelheid giraal geld (totaal 1583,55 euro), die aan [slachtoffer 2] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader die weg te nemen hoeveelheid giraal geld (totaal 1583,55 euro) onder hun bereik hebben gebracht door met een bij een diefstal van die [slachtoffer 2] weggenomen pinpas bij meerdere winkels voor verschillende bedragen te pinnen (totaal 1183,55 euro) en bij een geldautomaat verschillende geldbedragen (totaal 400 euro) op te nemen;
5
hij op 4 maart 2025 te Heerenveen, tezamen en in vereniging met een ander, een creditcard en een geldbedrag (van in totaal ongeveer 250 euro), die aan [slachtoffer 3] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
6
hij op 4 maart 2025 te Heerenveen, tezamen en in vereniging met een ander, een hoeveelheid giraal geld (totaal 1500 euro), die aan [slachtoffer 3] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader die weg te nemen hoeveelheid giraal geld (totaal 1500 euro) onder hun bereik hebben gebracht door met een bij een diefstal van die [slachtoffer 3] weggenomen creditcard bij een
geldautomaat geld op te nemen;
7
hij op 5 maart 2025 te Meppel, tezamen en in vereniging met een ander, een tas en een pinpas en een (Samsung) telefoon en een portemonnee en een identiteitskaart en diverse pasjes en een geldbedrag (van in totaal ongeveer 80 euro), die aan [slachtoffer 4] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
8
hij op 5 maart 2025 te Meppel, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om een hoeveelheid giraal geld, die aan [slachtoffer 4] toebehoorde weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en die weg te
nemen hoeveelheid giraal geld onder hun bereik te brengen door met een bij een diefstal van die [slachtoffer 4] weggenomen pinpas bij een geldautomaat op verschillende tijdstippen geld proberen op te nemen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
9
hij op 10 maart 2025 te Groningen, tezamen en in vereniging met een ander, een portemonnee en een geldbedrag (van in totaal ongeveer 120 euro) en een pinpas en een identiteitskaart en verschillende pasjes, die aan [slachtoffer 5] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
10
hij 10 maart 2025 te Groningen, tezamen en in vereniging met een ander, een hoeveelheid giraal geld (totaal 1509,39 euro), die aan [slachtoffer 5] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader die weg te nemen hoeveelheid giraal geld (totaal 1509,39 euro) onder hun bereik hebben gebracht door met een bij een diefstal van die [slachtoffer 5] weggenomen pinpas in meerdere winkels voor verschillende bedragen te pinnen (totaal 1109,39 euro) en bij een geldautomaat een geldbedrag (totaal 400 euro) op te nemen;
11
hij op 11 maart 2025 te Roden, tezamen en in vereniging met een ander, een portemonnee en een geldbedrag (van in totaal ongeveer 200 euro) en een pinpas en een rijbewijs en diverse pasjes, die aan [slachtoffer 6] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om
het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
12
hij op 11 maart 2025 te Roden, tezamen en in vereniging met een ander, een hoeveelheid giraal geld (totaal 910 euro), die aan [slachtoffer 6] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader die weg te nemen hoeveelheid giraal geld (totaal 910 euro) onder hun bereik hebben gebracht door met een bij een diefstal van die [slachtoffer 6] weggenomen pinpas bij een winkel voor een bedrag te pinnen (totaal 110 euro) en bij een geldautomaat verschillende geldbedragen (totaal 800 euro) op te nemen;
13
hij op 11 maart 2025 te Roden, tezamen en in vereniging met een ander, een portemonnee en een geldbedrag (van in totaal ongeveer 290 euro) en meerdere pinpassen, die aan [slachtoffer 7] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen;
14
hij op 12 maart 2025 te Veendam, tezamen en in vereniging met een ander, een portemonnee en een pinpas en een rijbewijs en een identiteitskaart en verschillende pasjes en een geldbedrag (van in totaal ongeveer 225 euro), die aan [slachtoffer 8] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
15
hij op 12 maart 2025 in Nederland tezamen en in vereniging met een ander, een hoeveelheid giraal geld (totaal 1276,42 euro),die aan [slachtoffer 8] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader die weg te nemen hoeveelheid giraal geld (totaal 1276,42 euro) onder hun bereik hebben gebracht door met een bij een diefstal van die [slachtoffer 8] weggenomen pinpas boodschappen te betalen (totaal 226,42 euro) en bij een geldautomaat verschillende geldbedragen (totaal 1050 euro) op te nemen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een gestolen pinpas
diefstal door twee of meer verenigde personen
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een gestolen pinpas
diefstal door twee of meer verenigde personen
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een gestolen creditcard
diefstal door twee of meer verenigde personen
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een gestolen pinpas
diefstal door twee of meer verenigde personen
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een gestolen pinpas
diefstal door twee of meer verenigde personen
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een gestolen pinpas
diefstal door twee of meer verenigde personen
diefstal door twee of meer verenigde personen
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een gestolen pinpas
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor oplegging van een gevangenisstraf die gelijk is aan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat zowel het strafdoel van vergelding als het strafdoel van preventie reeds gediend zijn met de inmiddels ondergane detentieperiode. Die periode is verdachte zwaar gevallen, te meer nu in die periode drie familieleden van verdachte zijn overleden, waaronder zijn vrouw. Daar komt bij dat verdachte op dit moment niet de zorg voor zijn drie dochters kan dragen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsadvies d.d. 29 juli 2025, het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 15 oktober 2025, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich in een periode van minder dan een maand schuldig gemaakt aan in totaal 14 gekwalificeerde diefstallen en één poging daartoe. Deze werden gepleegd op verschillende plekken verspreid door heel Nederland. Verdachte en zijn medeverdachte hebben op geraffineerde wijze telkens kwetsbare mensen op hoge leeftijd ernstig gedupeerd. Veelal werd eerst de pincode afgekeken op het moment dat de slachtoffers geld aan het pinnen waren. Vervolgens werden zij doormiddel van een babbeltruc, vaak in combinatie met handelingen waardoor zij werden afgeleid, beroofd van hun tas/portemonnee, waarna de verdachten de gestolen pinpassen gebruikten om dure kleding en boodschappen te kopen of om contant geld te pinnen. Met voornoemd handelen heeft verdachte laten zien in het geheel geen respect te hebben voor de eigendommen van anderen. Wat de feiten naar het oordeel van de rechtbank extra kwalijk en strafverzwarend maakt, is dat verdachte doelbewust misbruik heeft gemaakt van goedgelovige en kwetsbare ouderen. Verdachte heeft louter uit eigen financieel gewin gehandeld en heeft zich niet bekommerd om de directe en indirecte gevolgen van zijn handelen op juist deze slachtoffers. Naast het feit dat de slachtoffers financiële schade hebben geleden, ervaren veel van hen gevoelens van onveiligheid en hebben zij het vertrouwen in de medemens verloren. Het vertrouwen wat zij juist zo nodig hebben, nu zij gelet op hun hoge leeftijd meer en meer afhankelijk worden van die medemens. Daarmee heeft verdachte de slachtoffers niet alleen beroofd van geld en andere goederen, maar ook van hun zelfredzaamheid en veiligheidsgevoel. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Persoon van verdachte
Blijkens het advies van de reclassering en de door verdachte afgelegde verklaring ter terechtzitting heeft verdachte geen binding met Nederland en wil hij terugkeren naar Roemenië . Gelet op het voornoemde ziet de reclassering geen mogelijkheden om het hoge recidiverisico in te dammen door middel van voorwaarden in een forensisch kader. Hoewel verdachte de tenlastegelegde feiten veelal bekent, neemt verdachte zowel tegenover reclassering als tijdens het onderzoek ter terechtzitting geen verantwoordelijkheid voor zijn handelen. Verdacht legt de schuld veelal buiten zichzelf door te stellen dat zijn handelen werd beïnvloed door drank- en drugsgebruik. Voorts neemt de rechtbank in aanmerking dat aan het strafbare handelen van verdachte alleen maar een einde is gekomen doordat verdachte op enig
moment is aangehouden. Verdachte is niet uit eigen beweging gestopt met het plegen van strafbare feiten. De rechtbank ziet in de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals aangevoerd door de raadsvrouw geen aanleiding voor enige strafmatiging.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf gelet op de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) met betrekking tot zakkenrollerij in georganiseerd verband waarbij gevangenisstraffen tussen de twee en drie maanden per feit als uitgangspunt gelden.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank ook rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 15 oktober 2021. Daaruit volgt dat de verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld. Blijkens het uittreksel van het European Criminal Records Information System d.d. 21 maart 2025 blijkt echter dat verdachte in andere (voormalige) Europese landen wel eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten, maar dat de meest recente veroordeling voor diefstal dateert van 2018 gepleegd in Griekenland. Kijkend naar zijn strafblad lijkt het erop dat verdachte in een verder verleden veelvuldig op rooftocht is geweest in verschillende landen in Europa en het Verenigd Koninkrijk.
Vast staat dat stelen op de wijze als hiervoor beschreven bijzonder lucratief is. Verdachte heeft ter terechtzitting ook verklaard dat hij de stelen op de manier zoals hij dat met de medeverdachte heeft gedaan als werk beschouwt. Hoewel er na 2018 geen veroordelingen meer zijn geregistreerd, is verdachte met deze bewezenverklaarde feiten weer zeer fors over de schreef gegaan. Gelet op het grote aantal feiten, de listigheid waarmee voornamelijk kwetsbare, oudere mensen tot slachtoffer zijn gemaakt, is de enige passende strafrechtelijke reactie een langdurige gevangenisstraf.
Omdat verdachte zich aan minder strafbare feiten schuldig heeft gemaakt dan medeverdachte [medeverdachte] en er bij verdachte formeel gezien geen sprake is van recidive, wordt aan hem een lagere gevangenisstraf straf opgelegd dan aan de medeverdachte.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren passend en geboden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

Benadeelde partijen

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[slachtoffer 2] , tot een bedrag van 1683,55 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[slachtoffer 3] , tot een bedrag van 0,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
3. [ [slachtoffer 5] , tot een bedrag van 234,95 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
3. [ [slachtoffer 7] , tot een bedrag van 300,00 ter zake van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
3. [ [slachtoffer 8] , tot een bedrag van 1621,00 ter vergoeding van materiële schade en 150,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
Met betrekking tot de vorderingen van de benadeelde partijen heeft de officier van justitie zich per benadeelde partij op het volgende standpunt gesteld.
[slachtoffer 2]
De vordering van [slachtoffer 2] tot vergoeding van materiële schade is voldoende onderbouwd en komt in zijn geheel voor toewijzing in aanmerking.
[slachtoffer 3]
De vordering van [slachtoffer 3] dient niet-ontvankelijk verklaard te worden nu alle schade van de benadeelde partij reeds vergoed lijkt te zijn en de benadeelde partij ook geen schadebedrag heeft opgegeven.
[slachtoffer 5]
De vordering van [slachtoffer 5] kan gedeeltelijk toegewezen worden namelijk tot een bedrag van 214,95. Anders dan wordt gevorderd blijkt uit de aangifte dat [slachtoffer 5] 120,00 contant geld, en niet de opgegeven 140,00, in haar portemonnee had toen haar portemonnee werd gestolen. De rest van de vordering is voldoende onderbouwd. Derhalve kan het bedrag van 214,95 toegewezen worden.
[slachtoffer 7]
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 7] dient gedeeltelijk toegewezen te worden, namelijk tot een bedrag van 290,00 nu dat het bedrag is dat aan materiële schade vastgesteld kan worden op basis van de aangifte.
[slachtoffer 8]
De gevorderde materiële schade van [slachtoffer 8] is voldoende onderbouwd en kan derhalve toegewezen worden. De gevorderde immateriële schade ter hoogte van 150,00 euro kan, ondanks nadere onderbouwing daartoe, ook toegewezen worden. Uit de vordering blijkt dat [slachtoffer 8] kampt met slaapklachten en psychische problemen. Eveneens blijkt uit de aanvullende opmerking dat [slachtoffer 8] opgenomen is geweest in een verpleeghuis en zware medicatie heeft gekregen. Er is geen aanleiding om aan voornoemde informatie te twijfelen. De vordering tot vergoeding van immateriële schade komt derhalve ook voor toewijzing in aanmerking.
Met betrekking tot alle (deels) toegewezen vorderingen van de benadeelde partijen dient de wettelijke rente toegekend te worden en dient de schadevergoedingsmaatregel opgelegd te worden.
Standpunt van de verdediging
Gelet op de bepleite vrijspraak voor de diefstal van contant geld heeft de raadsvrouw zich ten aanzien van de vorderingen van [slachtoffer 5] , [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] op het standpunt gesteld dat de vorderingen niet-ontvankelijk verklaard dienen te worden voor zover de vorderingen zien op materiële schade bestaande uit weggenomen contant geld.
Oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 2]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gevorderde materiële schade ter hoogte van 1683,55 heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 3 en feit 4 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 2 maart 2025.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
[slachtoffer 3]
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van [slachtoffer 3] niet ontvankelijk verklaard dient te worden, nu de schade reeds is vergoed en de benadeelde partij derhalve geen schade meer heeft is daarmee het belang aan de vordering komen te ontvallen.
[slachtoffer 5]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij materiële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 9 en feit 10 bewezen verklaarde. Op basis van de aangifte van [slachtoffer 5] is de rechtbank van oordeel dat de vordering toegewezen kan worden tot een bedrag van 214,95.
Anders dan door de raadsvrouw bepleit acht de rechtbank wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte contant geld van [slachtoffer 5] heeft weggenomen. Ook dat deel van de vordering komt derhalve voor toewijzing in aanmerking. Anders dan wordt gevorderd blijkt uit de aangifte echter dat [slachtoffer 5] 120,00 euro, en niet de opgegeven
140,00, in haar portemonnee had toen de portemonnee werd gestolen. Gelet op het voornoemde zal de vordering van [slachtoffer 5] met betrekking tot de materiële schade (gedeeltelijk) worden toegewezen tot een bedrag van 214,95 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 maart 2025. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom
bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
[slachtoffer 7]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij materiële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 13 bewezen verklaarde. Anders dan door de raadsvrouw bepleit acht de rechtbank wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte contant geld van [slachtoffer 7] heeft weggenomen. Ook dat deel van de vordering komt derhalve voor toewijzing in aanmerking.
Op basis van het benadelingsbedrag dat blijkt uit de aangifte van [slachtoffer 7] is de rechtbank van oordeel dat de vordering toegewezen kan worden tot een bedrag van 290,00.
De rechtbank zal de vordering (gedeeltelijk) toewijzen tot voornoemd bedrag vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 maart 2025. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
[slachtoffer 8]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gevorderde materiële schade ter hoogte van 1621,00 heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 14 en feit 15 bewezen verklaarde. Anders dan door de raadsvrouw bepleit acht de rechtbank wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte contant geld [slachtoffer 8] heeft weggenomen. Ook dat deel van de vordering komt derhalve voor toewijzing in aanmerking. Gelet op het voornoemde zal de vordering van [slachtoffer 8] met betrekking tot de materiële schade worden toegewezen vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 maart 2025.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De benadeelde partij heeft naast vergoeding van materiële schade ook vergoeding van immateriële schade gevorderd. Indien geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals in dit geval, kan op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) slechts een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Geestelijk letsel kan pas worden aangemerkt als aantasting van de persoon, indien de psychische gevolgen voldoende ernstig zijn.
Gelet op de hoge leeftijd van [slachtoffer 8] begrijpt de rechtbank dat de bewezenverklaarde feiten veel impact hebben op haar leven hebben en gevoelens van angst en onveiligheid hebben veroorzaakt. Hoewel de rechtbank geen afbreuk wil doen aan de psychische klachten van de benadeelde partij zoals thans onderbouwd in de vordering, is de rechtbank van oordeel dat die psychische klachten nog geen aantasting in de persoon als bedoeling in artikel 6:106 BW vormen. Ernstige psychische schade, als hiervoor bedoeld, acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd. De vordering tot vergoeding van immateriële schade zal derhalve niet ontvankelijk worden verklaard. Dat deel van de vorderingen kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Beslag

Standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van het beslag heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de inbeslaggenomen telefoon van verdachte aan verdachte kan worden teruggegeven.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen verweer gevoerd met betrekking tot het beslag.
Oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de telefoon van verdachte aan verdachte teruggegeven dient te worden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36e, 36f, 45, 47, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank
Verklaart het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14 en 15 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.

Vorderingen benadeelde partijen

Ten aanzien van feiten 3 en 4, [slachtoffer 2]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer 2] te betalen:
  • het bedrag van 1683,55 (zegge: duizend zeshonderddrieëntachtig euro en vijfenvijftig cent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 2 maart 2025 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat te betalen een bedrag van 1683,55 (zegge: duizend zeshonderddrieëntachtig euro en vijfenvijftig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 maart 2025 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 26 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van feiten 5 en 6, [slachtoffer 3]
Verklaart de vordering van [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk.
Ten aanzien van feiten 9 en 10, [slachtoffer 5]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer 5] te betalen:
  • het bedrag van 214,95 (zegge: tweehonderdveertien euro en vijfennegentig cent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 maart 2025 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Wijst de vordering van [slachtoffer 5] voor het overige af.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 5] aan de Staat te betalen een bedrag van 214,95 (zegge: tweehonderdveertien euro en vijfennegentig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 maart 2025 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 4 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van feit 13, [slachtoffer 7]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer 7] te betalen:
  • het bedrag van 290,00 (zegge: tweehonderdnegentig euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 maart 2025 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Wijst de vordering van [slachtoffer 7] voor het overige af.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 7] aan de Staat te betalen een bedrag van 290,00 (zegge: tweehonderdnegentig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 maart 2025 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 5 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van feiten 14 en 15, [slachtoffer 8]
Wijst de vordering van de benadeelde partij met betrekking tot de materiële schade toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan [slachtoffer 8] te betalen:
  • het bedrag van 1621,00 (zegge: duizend zeshonderdeenentwintig euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 maart 2025 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer 8] met betrekking tot de immateriële schade niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 8] aan de Staat te betalen een bedrag van 1621,00 (zegge: duizend zeshonderdeenentwintig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 maart 2025 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 26 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Beslag
Gelast de teruggave aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt ten aanzien van:
1) 1 STK GSM, (Omschrijving: paars, merk: Apple Iphone).
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Baluah, voorzitter, mr. H.M. Lenting en mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door mr. A. Kamphuis, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 november 2025.
Mr. E.P. van Sloten is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.