ECLI:NL:RBNNE:2025:4720

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 november 2025
Publicatiedatum
18 november 2025
Zaaknummer
18-267680-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klaagschrift GGD Drenthe tegen inbeslagneming calamiteitenrapport

Op 18 november 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Assen, uitspraak gedaan in een zaak waarin Stichting GGD Drenthe een klaagschrift indiende tegen de inbeslagneming van een calamiteitenrapport. De rechtbank verklaarde het klaagschrift gegrond en oordeelde dat het rapport moet worden teruggegeven aan GGD Drenthe. De rechtbank stelde vast dat op het calamiteitenrapport de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) van toepassing is, en dat dit rapport niet voor strafrechtelijk onderzoek kan worden gebruikt, tenzij de gevorderde gegevens niet op een andere manier kunnen worden verkregen. De rechtbank concludeerde dat niet aan deze uitzonderingssituatie was voldaan, omdat het Openbaar Ministerie onvoldoende andere opsporingsmethoden had benut. De rechtbank benadrukte het belang van vertrouwelijkheid in de zorg en het recht op privacy van betrokken zorgprofessionals. De beslissing werd genomen door de meervoudige raadkamer, waarbij klaagster en de officier van justitie aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat het belang van waarheidsvinding niet opwoog tegen het belang van het verschoningsrecht, en dat de inbeslagneming van het rapport in strijd was met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Assen
raadkamernummer : 25-015587
parketnummer : 18-267680-22
datum : 18 november 2025
beslissing van de meervoudige raadkamer op het beklag op grond van artikel 98 lid 4 en artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

Stichting GGD Drenthe,

gevestigd te Mien Ruysweg 1, 9408 KA Assen,
terzake bijgestaan door mr. C. Grondsma, advocaat te Leeuwarden, hierna te noemen: klaagster, ook beslagene.

Procedure

Bij beslissing van 19 oktober 2022 heeft de rechter-commissaris in het strafrechtelijk opsporingsonderzoek met voormeld parketnummer aan de officier van justitie, op diens vordering, een machtiging verleend voor een vordering tot het verstrekken van gevoelige gegevens op grond van artikel 126nf van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) gericht aan Stichting GGD Drenthe (klaagster).
In de vordering van 19 oktober 2022 heeft de officier van justitie de gegevens waarop de vordering betrekking heeft als volgt omschreven:
Door de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd is in opdracht van de GGD Assen, een onderzoek verricht naar het gezin [familienaam] in verband met het overlijden van [kind] , geboren op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] ; het rapport geschreven door de onderzoekscommissie onder leiding van gepensioneerd arts dr. [arts] ;
Op 15 november 2022 heeft [naam] , namens klaagster schriftelijk bezwaar gemaakt tegen voornoemde vordering en de eventuele inbeslagneming van de gevorderde gegevens.
Op 6 augustus 2024 heeft de officier van justitie per e-mail aan de rechter-commissaris laten weten dat zij de vordering handhaaft.
Bij beslissing van 2 juni 2025 heeft de rechter-commissaris het bezwaar ongegrond verklaard en heeft de rechter-commissaris aan klaagster een bevel tot afgifte afgegeven van de in de vordering genoemde gegevens, in een gesloten en verzegelde envelop, aan het kabinet van de rechter-commissaris. De rechter- commissaris heeft beslist dat de verzegelde envelop door de rechter-commissaris in bewaring zal worden gehouden tot op een eventueel klaagschrift in de zin van artikel 552a Sv is beslist.
Op 10 juni 2025 heeft klaagster conform de beslissing van de rechter-commissaris het gevorderde rapport in een gesloten en verzegelde envelop afgegeven op het kabinet van de rechter-commissaris.
Op 16 juni 2025 heeft mr. C. Grondsma namens klaagster een klaagschrift ingediend op grond van artikel 552a Sv, in samenhang met artikel 98 Sv.
In het verweerschrift van 28 oktober 2025 heeft de officier van justitie haar standpunt gehandhaafd en nader onderbouwd.
De rechtbank heeft Stichting de Toegang als belanghebbende in deze procedure aangemerkt en in de gelegenheid gesteld aan het geding deel te nemen.
Het klaagschrift is op 5 november 2025 door de meervoudige raadkamer achter gesloten deuren behandeld, waarbij klaagster, bijgestaan door mr. C. Grondsma, de officier van justitie, mr. D. Roggen en Stichting de Toegang, bijgestaan door mr. C. Riemens, zijn gehoord.

Standpunten partijen

Standpunt klaagster
Door klaagster wordt verzocht het klaagschrift gegrond te verklaren, het beslag op te heffen en het calamiteitenrapport ongeopend terug te geven aan klaagster. Daartoe is het volgende aangevoerd.
De gevorderde gegevens hebben betrekking op een calamiteitenrapport, waarop het verschoningsrecht van toepassing is. Van zeer uitzonderlijke omstandigheden die maken dat het verschoningsrecht zou moeten worden doorbroken is geen sprake. Door klaagster is daarbij gewezen op het lange tijdsverloop en het kennelijk ontbreken van een doorslaggevend belang van het calamiteitenrapport voor het strafvorderlijk onderzoek.
Ook heeft een calamiteitenrapport tot doel om leren van incidenten en de kwaliteit van de zorg te verbeteren. Een dergelijk rapport is gebaseerd op de openheid van betrokken zorgprofessionals. Wanneer een dergelijk rapport zou worden gebruikt in een strafrechtelijk onderzoek wordt dat doel doorbroken. In artikel 9 lid 6 van de Wet kwaliteit klachten en geschillen zorg (hierna: Wkkgz) is dan ook nadrukkelijk bepaald dat gegevens uit calamiteitenrapporten niet voor bewijs in procedures mogen worden gebruikt, tenzij de informatie niet anderszins kan worden verkregen. Het Openbaar Ministerie heeft echter geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om benodigde gegevens op te vragen bij de direct betrokken instanties en hulpverleners, terwijl deze grotendeels bekend zijn bij het Openbaar Ministerie. Het is daarmee ook niet zo dat de gevorderde gegevens niet of slechts zeer bezwaarlijk op een andere wijze kunnen worden verkregen. Daarbij benadrukt klaagster dat
het gevorderde rapport een overkoepelend rapport betreft dat ten behoeve van twee andere instanties is opgesteld en waarbij ook andere (hulpverlenings)instanties zijn betrokken. Ook bevat het rapport samenvattingen van zorgprofessionals die allen ook zelfstandig verschoningsrecht hebben. Dat maakt dat klaagster ook een afgeleid verschoningsrecht heeft. Het is niet aan klaagster om voor andere zorgverleners te bepalen of het verschoningsrecht doorbroken mag worden.
Standpunt de Toegang
Namens Stichting de Toegang is aangevoerd dat het klaagschrift gegrond moet worden verklaard en is grotendeels aangesloten bij het standpunt van klaagster. Namens Stichting de Toegang is benadrukt dat artikel 9 lid 6 Wkkgz in de weg staat aan verstrekking van het calamiteitenrapport, omdat niet voldaan is aan de uitzonderingssituatie genoemd in dit artikel. Het Openbaar Ministerie heeft nagelaten om gebruik te maken van alternatieve, minder verstrekkende, mogelijkheden om aan waarheidsvinding te doen.
Standpunt Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van zeer uitzonderlijke omstandigheden waaruit volgt dat het belang dat wordt gediend met het verschoningsrecht dient te wijken voor het belang van de waarheidsvinding. Het klaagschrift dient derhalve ongegrond te worden verklaard. Daartoe is het volgende aangevoerd.
Er is sprake van een verdenking van zeer ernstige strafbare feiten, waaronder een potentieel levensdelict. Vanuit de vader van [kind] én vanuit Veilig Thuis Drenthe is aangifte gedaan van vermoedens van kindermishandeling, waarmee expliciet aan politie en justitie verzocht is een onderzoek in te stellen naar de vermoedelijke strafbare feiten. Om te onderzoeken of en in hoeverre de hulpverlening een verwijt kan worden gemaakt is het gevorderde onderzoeksrapport onmisbaar. Hierin wordt immers beschreven welke hulpverlening in het gezin betrokken is (geweest), welke handelingen zij hebben verricht of nagelaten en worden conclusies getrokken over de kwaliteit van hun handelen. Deze informatie is noodzakelijk om de door vader geuite verdenking - die met medische dossiers waarin een veel langer bestaande problematiek wordt beschreven is onderbouwd - dat moeder, maar ook de hulpverleners mogelijk strafrechtelijk
verwijtbaar hebben gehandeld te verifiëren dan wel te falsificeren. Het verstrekken van de gevorderde gegevens zou bovendien een proportionele doorbreking van het verschoningsrecht opleveren, omdat daarmee geen complete (medische) dossiers bij zorgverleners worden opgevraagd, maar enkel de (samengevatte) informatie die noodzakelijk is om hetgeen vader in zijn aangifte stelt te bevestigen dan wel te ontkrachten. De beperking op de privacy blijft daarmee zo beperkt mogelijk. Daar komt bij dat niet bekend is welke zorgverleners allemaal bij het gezin betrokken zijn (geweest) en dat de gevorderde informatie uit het calamiteitenrapport niet op een andere wijze kan worden verkregen, omdat de (samengevatte) informatie van verschillende instanties en conclusies over het handelen niet terug te vinden zijn in de gegevens die bij de verschillende hulpverleners bekend zijn. Daarmee is ook voldaan aan de uitzonderingssituatie zoals opgenomen in artikel 9 lid 6 Wkkgz, waaronder een calamiteitenrapport wel gebruikt mag worden voor strafrechtelijk onderzoek.

De beoordeling van het klaagschrift

Bevoegdheid en ontvankelijkheid
De rechtbank is op grond van artikel 552a Sv bevoegd en klaagster is op grond van artikel 98 lid 4 Sv ontvankelijk in het beklag.
Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg
Op het calamiteitenrapport is de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (hierna: Wkkgz) van toepassing. De rechtbank zal daarom eerst dienen te beoordelen of verstrekking hiervan op de Wkkgz kan worden gestoeld.
Beoordelingskader
Op grond van artikel 9 lid 6 van de Wkkgz kunnen gegevens in het register, bedoeld in artikel 7 lid 2 van de Wkkgz, betreffende intern gemelde incidenten, behoudens die met betrekking tot een calamiteit of geweld in de zorgrelatie, niet in een strafrechtelijke procedure als bewijs worden gebruikt. Dit is alleen anders indien de gegevens redelijkerwijs niet op een andere manier kunnen worden verkregen.
Uit de memorie van toelichting bij deze wet blijkt dat de wetgever het maatschappelijk van groot belang acht dat incidenten in de zorg ter voorkoming van herhaling en derhalve ter bevordering van de kwaliteit van de zorgverlenging vertrouwelijk gemeld kunnen worden. Daartegenover staat het belang van een doelmatige opsporing, vervolging en bestraffing van ernstige strafbare feiten.1
Beoordeling
In de onderhavige zaak is ten behoeve van een calamiteitenrapport informatie verzameld
die rechtsreeks verband houdt met de uitoefening van de toezichthoudende taak. De informatie uit het calamiteitenrapport is dan ook primair bedoeld voor intern onderzoek en de verbetering van de kwaliteit van de zorg en is uitdrukkelijk niet opgesteld met een strafvorderlijk doel. De rechtbank onderstreept het belang dat zorgverleners zonder terughoudendheid kunnen meewerken aan de totstandkoming van een dergelijk rapport. Het belang van het veilig incident melden-systeem moet daarbij zorgvuldig worden afgewogen tegen het maatschappelijke, strafvorderlijke belang. In dat kader dient allereerst de vraag te worden beantwoord of de gegevens uit het calamiteitenrapport redelijkerwijs niet op een andere manier kunnen worden verkregen.
Op basis van de beschikbare stukken en het onderzoek ter zitting kan worden geconcludeerd dat het Openbaar Ministerie naast het vorderen van het calamiteitenrapport tot dusver geen noemenswaardig opsporingsonderzoek heeft verricht. Zo heeft de officier van justitie ter zitting van 5 november 2025 medegedeeld dat [naam] en de betrokken hulpverleners (nog) niet zijn gehoord en dat de gegevens uit het calamiteitenrapport als startpunt fungeren van een eventueel strafrechtelijk onderzoek. De officier van justitie heeft in dat verband gesteld dat op basis van de conclusies van het calamiteitenrapport zal worden beoordeeld of nader onderzoek naar en eventueel vervolging van hulpverlenende instanties zal plaatsvinden.
De rechtbank is van oordeel dat een medisch-professioneel oordeel naar aanleiding van een onderzoek met een ander doel dan de opsporing van strafbare feiten in beginsel niet doorslaggevend is voor de beoordeling of een strafvorderlijk onderzoek opportuun is. Het Openbaar Ministerie heeft in dat opzicht een eigen verantwoordelijkheid om onderzoek te doen en te oordelen of en zo ja, in hoeverre er aan een persoon of instelling een strafrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.
De rechtbank overweegt voorts dat het Openbaar Ministerie voldoende andere, minder ingrijpende mogelijkheden heeft om feiten te verzamelen die voor de bovenbedoelde beoordeling benodigd zijn. Zo kan het Openbaar Ministerie op basis van de informatie die het reeds tot zijn beschikking heeft, zich rechtstreeks wenden tot de betrokken hulpverlenende instanties. Ook beschikt het Openbaar Ministerie over toestemmingsverklaringen van beide ouders voor het opvragen van dossiers bij onder andere twee huisartsenpraktijken, GGD Drenthe en het consultatiebureau.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat de uitzonderingssituatie als bedoeld in artikel 9 lid 6 Wkkgz niet van toepassing is nu de gevorderde gegevens naar het oordeel van de rechtbank ook op een andere, minder ingrijpende, wijze verkregen kunnen worden. Het in beslag nemen en inzien van het calamiteitenrapport is dan ook in strijd met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
Op grond van het hiervoor overwogene acht de rechtbank het beklag gegrond en zal zij een daarbij behorende last tot teruggave geven.
Overige belanghebbenden
Hoewel niet valt uit te sluiten dat in het calamiteitenrapport meerdere betrokken hulpverleningsinstanties voorkomen die als belanghebbende zouden kunnen worden aangemerkt, is de rechtbank van oordeel dat het eventuele belang van deze betrokken personen of instanties bij het ingediende klaagschrift is komen te vervallen nu de rechtbank het klaagschrift gegrond zal verklaren en verstrekking van het calamiteitenrapport aan het Openbaar Ministerie niet aan de orde is.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beklag gegrond;
- gelast de teruggave aan klaagster van de verzegelde envelop met daarin de gevorderde gegevens die in bewaring wordt gehouden bij het kabinet van de rechter-commissaris te Assen.
Deze beslissing is gegeven door de raadkamer, mr. R. Baluah, voorzitter,
mr. G. Eelsing en mr. J. van Bruggen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.E. de Vries, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 18 november 2025.
De griffier is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor het Openbaar Ministerie beroep in cassatie bij de Hoge Raad open, in te stellen bij de griffie van deze rechtbank, binnen veertien (14) dagen na dagtekening van deze beslissing.
1. Tweede Kamer 2009-2010, 32 402, nr. 3, p. 45