ECLI:NL:RBNNE:2025:472

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 februari 2025
Publicatiedatum
11 februari 2025
Zaaknummer
18-254093-24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor meerdere inbraken en diefstallen met bijzondere voorwaarden en taakstraf

Op 11 februari 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een 47-jarige man veroordeeld voor in totaal zeven strafbare feiten, waaronder inbraken en diefstallen met verbreking of valse sleutel. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met vijf ad informandum gevoegde feiten. De man is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 517 dagen, waarvan 450 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, en een taakstraf van 240 uren. De rechtbank heeft ook de vordering van een benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen en andere vorderingen niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan na een zitting op 28 januari 2025, waar de verdachte aanwezig was met zijn advocaat, mr. P. Th. Van Jaarsveld, en het openbaar ministerie vertegenwoordigd was door mr. I. Kluiter. De rechtbank achtte alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, mede op basis van de verklaring van de verdachte en verschillende proces-verbaal van aangifte. De rechtbank heeft de verdachte als strafbaar verklaard, waarbij de omstandigheden van de feiten en de persoonlijke situatie van de verdachte in de overwegingen zijn meegenomen. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf verbonden, waaronder toezicht door de reclassering en verplichtingen met betrekking tot schuldhulpverlening en middelengebruik.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Groningen
parketnummer 18-254093-24
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18-306128-24
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 11 februari 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1977 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] , [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 28 januari 2025.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P. Th. Van Jaarsveld, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. I. Kluiter.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Parketnummer 18-254093-24
1
hij op of omstreeks de periode van 30 april 2024 tot en met 5 mei 2024 te Groningen een hoeveelheid geld (afkomstig uit bedieningszuil(en) van (een) autowasbox(en)), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
2
hij op of omstreeks6 mei 2024 te [plaats] in de gemeente Midden-Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een hoeveelheid geld en/of andere (waardevolle) goederen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het
misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming (in een Dierenshopgnaamd [bedrijf] ) met dat opzet
  • in donkere kleding is gekleed en/of - daarbij een breekvoorwerp (een koevoet) en/of een bivakmuts in zijn hand(en) heeft en/of
  • daarmee naar het pand (een [bedrijf] ) is gelopen en/of
  • met een breekvoorwerp (een koevoet) een voordeur van het pand (het slot en/of sloten) open heeft gebroken en/of
  • in het pand naar een kassa en/of een kantoor is gelopen en/of
  • vervolgens naar buiten is gelopen en het pand heeft verlaten; terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 mei 2024 te [plaats] in de gemeente Midden-Groningen opzettelijk en wederrechtelijk een slot en/of sloten (van een voordeur van een [bedrijf] genaamd [bedrijf] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks de periode van 12 juni 2024 tot en met 13 juni 2024 te [plaats] in de gemeente Midden-Groningen, een hoeveelheid geld (ongeveer 15,-) (afkomstig uit (een) verzamelbak(ken) en/of (een) opvangbak(ken)) (van een tankstationmet (auto)stofzuiger(s) en/of een geldkast (voor muntstukken voor de autowasboxen), gelegen aan de [adres] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
4
hij op of omstreeks de periode van9 juli 2024 tot en met 10 juli 2024 te [plaats] een hoeveelheid geld (ongeveer 20,- à 30,-) (afkomstig uit een kassalade van een kapperszaak [slachtoffer 5] ) en/of een geurtje(s) (van het merk Montale) en/of een zippo aansteker (met
opschrift Stay Golden) in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 6] (eigenaar van de kapperszaak), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
5
hij op of omstreeks 19 juli 2024 te Groningen een kassalade (uit het café [bedrijf] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele [slachtoffer 7] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.
Parketnummer 18-306128-24
1.
hij op of omstreeks 17 mei 2024 te Groningen
een autosleutel, een pot met een hoeveelheid (klein)geld (ongeveer 20,-), een scantool, in elk geval enig goed, (afkomstig uit een bedrijfspand gelegen aan de [adres] ), dat/die geheel of ten dele [slachtoffer 8] en/of [bedrijf] , in
elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
2.
hij op of omstreeks 17 mei 2024 te Groningen
een auto (een Citroen Berlingo met kenteken [nummer] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen auto onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel te weten een uit een bedrijfspand (gelegen aan de [adres] ) gestolen autosleutel.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de ten laste gelegde feiten.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen bewijsverweren gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Deze opgave luidt als volgt:
Parketnummers 18-254093-24 en 18-306128-24
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 januari 2025;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 21 mei 2024, opgenomen op pagina 1 en verder van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2024205463 d.d. 9 oktober 2024, inhoudend de verklaring van [naam] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 24 juli 2024, opgenomen op pagina 8 en verder van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 2] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 13 juni 2024, opgenomen op pagina 95 en verder van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 4] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 10 juli 2024, opgenomen op pagina 154 en verder van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 6] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 19 juli 2024, opgenomen op pagina 199 en verder van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 7] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 28 mei 2024, opgenomen op pagina 271 en verder van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 8] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feiten 1, 2, 3, 4 en 5 onder parketnummer 18-254093-24 en feiten 1 en 2 onder parketnummer 18-306128-24 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
Parketnummer 18-254093-24
1
hij omstreeks de periode van 30 april 2024 tot en met 5 mei 2024 te Groningen een hoeveelheid geld, afkomstig uit bedieningszuilen van autowasboxen, dat geheel aan [slachtoffer] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
2
hij op 6 mei 2024te [plaats] in de gemeente Midden-Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een hoeveelheid geld en/of andere waardevolle goederen, die geheel aan [slachtoffer 2] toebehoorden, weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en die weg te nemen goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak (in een [bedrijf] genaamd [bedrijf] ) met dat opzet
-
in donkere kleding is gekleed en
  • daarbij een breekvoorwerp in zijn handen heeft en
  • daarmee naar het pand (een [bedrijf] ) is gelopen en
  • met een breekvoorwerp een voordeur van het pand (het slot) open heeft gebroken en
  • in het pand naar een kassa is gelopen en
  • vervolgens naar buiten is gelopen en het pand heeft verlaten; terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
3
hij omstreeks de periode van 12 juni 2024 tot en met 13 juni 2024 te [plaats] in de gemeente Midden-Groningen, een hoeveelheid geld (afkomstig uit verzamelbakken van een tankstationmet autostofzuigers) en een geldkast (voor muntstukken voor de autowasboxen), gelegen aan de [adres] ), dat geheel aan [slachtoffer 4] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
4
hij omstreeks de periode van9 juli 2024 tot en met 10 juli 2024 te [plaats] een hoeveelheid geld (ongeveer 20,- à 30,-) afkomstig uit een kassalade van een kapperszaak [slachtoffer 5] ) en een geurtje (van het merk Montale), die geheel aan [slachtoffer 6] (eigenaar van de kapperszaak) toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
5
hij op 19 juli 2024 te Groningen een kassalade (uit het café [bedrijf] ), die geheel [slachtoffer 7] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Parketnummer 18-306128-24
1.
hij op 17 mei 2024 te Groningen een autosleutel, een pot met een hoeveelheid kleingeld (ongeveer 20,-), en een scantool, (afkomstig uit een bedrijfspand gelegen aan de
[adres] ), die geheel aan [bedrijf] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
2.
hij op 17 mei 2024 te Groningen een auto (een Citroen Berlingo met kenteken [nummer] ), die geheel aan een ander toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen auto onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel te weten een uit een bedrijfspand
(gelegen aan de [adres] ) gestolen autosleutel.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Parketnummer 18-254093-24
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Parketnummer 18-306128-24
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 517 dagen, waarvan 450 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest, met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, en een taakstraf voor de duur van 240 uren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een matiging van de door de officier van justitie gevorderde straf, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van de reclassering d.d. 2 januari 2025, het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 16 januari 2025, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de door verdachte erkende ad informandum gevoegde feiten onder parketnummer 18-254093-24, te weten:
  • diefstal door middel van braak op 10 mei 2024 te [plaats] ;
  • poging tot diefstal door middel van braak op 7 juni 2024 te [plaats] ;
  • diefstal door middel van braak op 13 juni 2024 te [plaats] ;
  • poging tot diefstal door middel van braak op 10 juli 2024 te [plaats] ;
  • diefstal door middel van braak op 21 juli 2024 te [plaats] .
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in een relatief korte periode van minder dan drie maanden schuldig gemaakt aan in totaal twaalf strafbare feiten. Het betreft allemaal inbraken, diefstallen met verbreking of valse sleutel of pogingen daartoe. Verdachte heeft hiermee blijk gegeven geen enkel respect te hebben voor andermans eigendom. Dergelijke feiten veroorzaken materiële schade en praktische overlast bij de gedupeerden.
Bovendien heeft verdachte deze feiten gepleegd om te kunnen voorzien in zijn drugsverslaving, waarbij verdachte slechts oog heeft gehad voor zijn eigen financiële gewin. De schadelijke gevolgen van zijn handelen voor de (voornamelijk kleine) ondernemers die hij hiermee heeft getroffen waren voor hem van ondergeschikt belang.
De rechtbank rekent dit alles verdachte aan.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank in de eerste plaats gekeken naar de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting (LOVS), waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid is opgenomen. Als uitgangspunt voor een eenmalige inbraak in een bedrijfspand, waarbij sprake is van recidive, wordt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 10 weken gehanteerd.
De rechtbank heeft bij de strafbepaling rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Daartoe heeft de rechtbank allereerst acht geslagen op het uittreksel uit de justitiële documentatie, waaruit blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Dit weegt de rechtbank in strafverzwarende zin mee.
Verder heeft de rechtbank ten aanzien van de persoon van verdachte kennis genomen van de door de reclassering opgemaakte rapportage. Hieruit volgt dat verdachte een terugval heeft gehad in drugsgebruik, vanwege een relatiebreuk in combinatie met het niet meer mogen zien van zijn dochter. Sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte halverwege oktober 2024 heeft hij weer dagbesteding in de vorm van betaald werk en is hij abstinent van middelen. Ook is hij bezig om omgang te regelen met zijn dochter en is hij voornemens om uit de schulden te komen middels een traject bij de GKB. Bij een terugval in middelengebruik schat de reclassering het risico op recidive in als gemiddeld tot hoog. Indien de rechtbank tot een veroordeling van verdachte komt, adviseert de reclassering om hem een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden. De door de reclassering geschetste voorzichtige positieve ontwikkelingen op verschillende leefgebieden en het feit dat verdachte verantwoordelijkheid neemt voor zijn daden, weegt de rechtbank in het voordeel van verdachte mee bij de strafbepaling.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf dient te worden opgelegd voor de duur van 517 dagen met aftrek, waarvan 450 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Daarnaast acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 240 uren passend en geboden. De rechtbank acht de oplegging van een fors voorwaardelijk strafdeel noodzakelijk als stok achter de deur om te voorkomen dat verdachte wederom (soortgelijke) strafbare feiten pleegt.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 9]
, tot een bedrag van 690,00 ter vergoeding van materiële schade en 4.500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Ten aanzien van parketnummer 18-254093-24, feit 1, [slachtoffer]
[bedrijf] , tot een bedrag van 3.062,70 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Ten aanzien van parketnummer 18-254093-24, feit 3, [slachtoffer 4]
, tot een bedrag van 6.009,50 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
Standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 9]
De officier van justitie heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 9] .
Ten aanzien van parketnummer 18-254093-24, feit 1, [slachtoffer]
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht de vordering gedeeltelijk toe te wijzen, tot een bedrag van 2.720,62, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Daartoe heeft zij aangevoerd dat ten aanzien van de drie afdekramen en zes sloten geldt dat dient te worden uitgegaan van de bijgesloten facturen in plaats van de offertes. Verder blijkt onvoldoende dat er door dit feit schade is ontstaan aan de slotplaten van de stofzuigers.
Ten aanzien van parketnummer 18-254093-24, feit 3, [slachtoffer 4]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering, nu de vordering niet is onderbouwd en de opgevoerde goederen niet overeenkomen met die in de aangifte.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun vorderingen. Daartoe heeft hij primair aangevoerd dat in de gevallen van [slachtoffer] en [slachtoffer 4] onduidelijk is of degene die de vordering heeft ingediend ook daartoe bevoegd is. Subsidiair heeft de raadsman zich aangesloten bij hetgeen de officier van justitie heeft aangevoerd.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 9]
Gelet op het feit dat de door de benadeelde partij [slachtoffer 9] gestelde schade geen rechtstreeks verband houdt met (een van) de ten laste gelegde (en bewezen verklaarde) feiten, zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
Ten aanzien van parketnummer 18-254093-24, feit 1, [slachtoffer]
Ondanks het ontbreken van een uittreksel uit de Kamer van Koophandel is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de aangifte, het evident is dat [naam] bevoegd is om namens [slachtoffer] een vordering tot schadevergoeding in te dienen. De betaling aan [slachtoffer] van het toe te wijzen bedrag zal dan ook tot dat bedrag bevrijdend zijn.
Ten aanzien van de afdekramen, de sloten en de betaalterminals is naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18-254093-24 feit 1 bewezen verklaarde. Wat betreft de afdekramen en de sloten zal de rechtbank aansluiting zoeken bij de ingediende facturen, aangezien daaruit de daadwerkelijk geleden schade blijkt: 238,80 voor de afdekramen en 111,82 voor de sloten. Ten aanzien van de betaalterminals gaat de rechtbank wel uit van de offerte ten bedrage van 2.370,00, aangezien deze nog vervangen moeten worden. Tot slot is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van de opgevoerde kosten voor de slotplaten van de stofzuigers onvoldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18-254093-24 feit 1 bewezen verklaarde. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij daarom gedeeltelijk toewijzen, tot een bedrag van 2.720,62, vermeerderd met de wettelijke rente.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Voor zover de vordering ziet op de slotplaten van de stofzuigers zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering.
Ten aanzien van parketnummer 18-254093-24, feit 3, [slachtoffer 4]
Gelet op het feit dat een uittreksel uit de Kamer van Koophandel ontbreekt en de vordering van de benadeelde partij daarmee niet volgens de regels is ingediend, kan niet worden vastgesteld of de vordering is ingediend door de juiste vertegenwoordiger. De vordering is namelijk ingediend door [naam] , terwijl [naam] blijkens de aangifte eigenaar c.q. beheerder is van het pompstation waar de schade is toegebracht. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 57, 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart alle ten laste gelegde feiten bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 517 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 450 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich binnen 5 dagen meldt bij de Verslavingsreclassering GGZ op het adres [adres] . De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
dat de veroordeelde zich laat behandelen door de Forensische Polikliniek van VNN of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo snel als mogelijk. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal de veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De
justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke
zorginstelling de opname plaatsvindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling.
3. dat de veroordeelde gedurende proeftijd op de door de reclassering vastgestelde tijdstippen aanwezig zal zijn op de navolgende locatie: [adres] te [plaats] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met de veroordeelde en mede afhankelijk van de dagbesteding. De precieze tijden betreffen minimaal 2 en maximaal 17 uren vrijheden in een aaneengesloten blok. Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft. Ter nakoming van dit locatiegebod zal de veroordeelde zich onder elektronisch toezicht stellen. De veroordeelde gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering de genoemde bloktijden veranderen of het locatiegebod laten vervallen.
4. dat de veroordeelde meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening (schuldsaneringsregeling) in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
5. dat de veroordeelde meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten
behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.

een taakstraf voor de duur van 240 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 4 maanden zal worden toegepast.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 9]
Verklaart de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 9] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Ten aanzien van parketnummer 18-254093-24, feit 1, [slachtoffer]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] gedeeltelijk toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van 2.720,62 (zegge: tweeduizend zevenhonderdtwintig euro en tweeënzestig eurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 mei 2024 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 2.720,62 (zegge: tweeduizend zevenhonderdtwintig euro en tweeënzestig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 mei 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 37 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Verklaart de vordering voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Ten aanzien van parketnummer 18-254093-24, feit 3, [slachtoffer 4]
Verklaart de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij zijn eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.S. van der Kuijl, voorzitter, mr. O.J. Bosker en mr. C. Krijger, rechters, bijgestaan door mr. F.C.A. Fierstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 februari 2025.