ECLI:NL:RBNNE:2025:4572

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
6 november 2025
Publicatiedatum
5 november 2025
Zaaknummer
18.232511.23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging, mishandeling en belaging van ex-partner met taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf

Op 6 november 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn ex-partner heeft bedreigd, mishandeld en belaagd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 5 maanden, met een proeftijd van 3 jaren. De voorwaarden van de voorwaardelijke straf omvatten een contactverbod met de ex-partner en een locatieverbod voor Leek, die dadelijk uitvoerbaar zijn.

De zaak kwam ter terechtzitting na een onderzoek op 23 oktober 2025, waarbij de verdachte aanwezig was en werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. P.Th. van Jaarsveld. Het Openbaar Ministerie werd vertegenwoordigd door mr. A.J. Kemkers. De tenlastelegging omvatte onder andere bedreiging met de dood, mishandeling en belaging van de ex-partner, die in de periode van 1 september 2021 tot en met 12 september 2023 stelselmatig in haar persoonlijke levenssfeer werd aangetast.

De rechtbank oordeelde dat de officier van justitie niet-ontvankelijk was in de vervolging voor de handelingen jegens een andere slachtoffer, omdat er geen klacht was ingediend. Voor de handelingen jegens de ex-partner na 8 februari 2022 was de rechtbank van oordeel dat de officier van justitie wel ontvankelijk was, omdat er een klacht was ingediend. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van enkele onderdelen van de tenlastelegging, waarvoor de verdachte werd vrijgesproken.

De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de impact op het slachtoffer en de eerdere veroordelingen van de verdachte. De opgelegde straf is bedoeld als waarschuwing en om de verdachte te motiveren om geen nieuwe strafbare feiten te plegen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
Parketnummer 18.232511.23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 6 november 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1978 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23 oktober 2025. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P.Th. van Jaarsveld, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door
mr. A.J. Kemkers.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op 12 september 2023 te Groningen [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "Ik zoek je op en ik maak je af!", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op 12 september 2023 te Groningen [slachtoffer 1] heeft mishandeld door tegen het been van die [slachtoffer 1] te schoppen/trappen;
3.
hij in of omstreeks de periode 1 september 2021 tot en met 12 september 2023 te Groningen, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] door veelvuldig en langdurig (bijna dagelijks)
  • die [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] (bedreigend) (via Whatsapp) te berichten
  • die [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] te bellen
  • in een groepsgesprek, waarvan die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] mededeelnemers, zijn dreigende berichten gericht aan die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] te sturen
  • die [slachtoffer 1] afbeeldingen/emojis van grafstenen en/of doodshoofden te sturen
  • die [slachtoffer 1] een bewerkte foto toe te sturen waarop doodshoofden op het hoofd van die [slachtoffer 1] en haar zoons zijn geplaatst en boven hun hoofden een grafsteen
  • afluister- en kijkapparatuur in de woning van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te plaatsen
  • de auto van die [slachtoffer 3] te vernielen
  • zijn visitekaartje op de auto van die [slachtoffer 1] achter te laten
met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de onder feit 3. ten laste gelegde handelingen jegens [slachtoffer 2] heeft de raadsman bepleit dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard nu er geen klacht is gedaan. Ook dient het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te worden verklaard ten aanzien van de onder feit 3. tenlastegelegde handelingen jegens [slachtoffer 1] voor zover die zien op de periode na 8 februari 2022 aangezien over deze periode geen klacht is gedaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat Openbaar Ministerie ontvankelijk is in de vervolging.
Oordeel van de rechtbank
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in de vervolging ten aanzien van de onder 3 tenlastegelegde handelingen jegens [slachtoffer 2] . Belaging is een klachtdelict. Volgens artikel 164, eerste lid Sv bestaat een klacht uit een aangifte met een verzoek tot vervolging. Over de precieze wijze zwijgt de wet, maar de klager zal moeten doen blijken dat hij bepaaldelijk een strafrechtelijke vervolging wil.
De rechtbank stelt in de onderhavige zaak vast dat er door [slachtoffer 2] geen klacht is ingediend. Op 7 juli 2023 is door [slachtoffer 3] , ook namens [slachtoffer 2] , aangifte gedaan. De aangifte is niet door [slachtoffer 2] ondertekend en ook een schriftelijke volmacht ontbreekt. Het voorgaande maakt dat het verweer van de verdediging slaagt en het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging van verdachte ter zake de handelingen die zien jegens [slachtoffer 2] .
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het Openbaar Ministerie wel ontvankelijk is in de vervolging ten aanzien van het onder feit 3 tenlastegelegde jegens [slachtoffer 1] na 8 februari 2022. [slachtoffer 1] heeft op 8 februari 2022 klacht gedaan. Hierna is zij aanvullend verhoord op 30 augustus 2023. Uit deze verklaring blijkt voldoende dat aangeefster nog steeds wil dat er tot vervolging wordt overgegaan.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feit 1, 2 en 3.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte partieel moet worden vrijgesproken van feit 3.
Daartoe heeft hij aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor de belaging van [slachtoffer 3] . Dat geldt ook voor de vernieling van de auto van [slachtoffer 3] en het plaatsen van afluister- en kijkapparatuur in de woning van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] .
Oordeel van de rechtbank
Feit 3
Ten aanzien van [slachtoffer 1]
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte aangeefster heeft belaagd door afluister- en kijkapparatuur in haar woning te plaatsen. Verdachte heeft gesteld dat hij met toestemming kijk- en afluisterapparatuur in de woning van zijn vader, [vader van verdachte] , heeft geplaatst en dat aangeefster hier ook van op de hoogte was. De rechtbank acht deze verklaring geloofwaardig. Dat verdachte ook afluisterapparatuur in de woning van aangeefster heeft geplaatst blijkt nergens uit. De overige handelingen ten aanzien van [slachtoffer 1] acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van [slachtoffer 3]
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder feit 3 ten laste is gelegd, voor zover dat feit ziet op de handelingen jegens [slachtoffer 3] . De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
De rechtbank overweegt dat voor belaging, als bedoeld in artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht, vereist is dat sprake is van een wederrechtelijke, stelselmatige en opzettelijke inbreuk op een anders persoonlijke levenssfeer. Daarbij moet de pleger het oogmerk hebben om een ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.
Verdachte is de schoonvader van [slachtoffer 3] . Uit het dossier en hetgeen ter zitting naar voren is gekomen blijkt dat verdachte aangeefster [slachtoffer 3] in een periode van meer dan twee jaar enkele berichten heeft gestuurd. De rechtbank is van oordeel dat dit onvoldoende is om te kunnen spreken van stelselmatigheid.
De verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van de ten laste gelegde belaging ten aanzien van [slachtoffer 3] .
De rechtbank is verder van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat dat verdachte de auto van [slachtoffer 3] heeft vernield. Verdachte dient van dit deel van de tenlastelegging dan ook te worden vrijgesproken.
De rechtbank acht feit 1, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
Feit 1
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 oktober 2025;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 12 september 2023, opgenomen op pagina 10 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2023243802 d.d. 6 december 2023, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 1] ;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 12 september 2023, opgenomen op pagina 43 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [naam] .

Feit 2

De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 oktober 2025;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 12 september 2023, opgenomen op pagina 10 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2023243802 d.d. 6 december 2023, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 1] .
Feit 3
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 oktober 2025;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 8 februari 2022, opgenomen op pagina 288 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2022033904 d.d. 6 december 2023, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 1] ;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanvullend verhoor inclusief bijlagen d.d. 30 augustus 2023, opgenomen op pagina 87 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2023062309 d.d. 6 december 2023, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 1] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feiten 1, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 12 september 2023 te Groningen [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen "Ik zoek je op en ik maak je af!";
2.
hij op 12 september 2023 te Groningen [slachtoffer 1] heeft mishandeld door tegen het been van die [slachtoffer 1] te schoppen/trappen;
3.
hij in de periode 1 september 2021 tot en met 12 september 2023 te Groningen, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] door veelvuldig en langdurig
  • die [slachtoffer 1] (bedreigend) (via Whatsapp) te berichten
  • die [slachtoffer 1] te bellen
  • in een groepsgesprek, waarvan die [slachtoffer 1] mededeelnemer was, dreigende berichten gericht aan die [slachtoffer 1] te sturen
  • die [slachtoffer 1] afbeeldingen/emojis van grafstenen en doodshoofden te sturen
  • die [slachtoffer 1] een bewerkte foto toe te sturen waarop doodshoofden op het hoofd van die [slachtoffer 1] en haar zoons zijn geplaatst en boven hun hoofden een grafsteen
- zijn visitekaartje op de auto van die [slachtoffer 1] achter te laten
met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen en vrees aan te jagen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
mishandeling;
belaging.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1, 2 en 3 wordt veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf van 5 maanden met een proeftijd van 2 jaren. De officier van justitie vordert dat als bijzonder voorwaarde bij de voorwaardelijke straf een contactverbod met de aangevers, alsmede een locatieverbod voor Leek wordt opgelegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het reclasseringsrapport van 6 februari 2025 en 21 augustus 2025, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 3 oktober 2025, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging, mishandeling en belaging van zijn ex-partner. Op 12 september 2023 heeft verdachte het slachtoffer op straat bedreigd en geschopt. Hij heeft daarmee een inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit en haar respectloos behandeld. Daarnaast heeft verdachte gedurende een periode van ruim twee jaar steeds op een indringende en dreigende manier contact gezocht met het slachtoffer, met het doel haar te dwingen hem te erkennen als erfgenaam. Twee stopgesprekken, een kort geding en een contactverbod hielden verdachte niet tegen. Uit de verklaringen van het slachtoffer blijkt dat zij zich zeer onveilig voelde, lichamelijke en psychische klachten heeft, en ook bang was dat verdachte haar naasten iets aan zou doen. Verdachte heeft slechts ten dele verantwoordelijkheid genomen voor zijn gedrag. Enerzijds heeft hij spijt betuigd, anderzijds legt hij de schuld bij het slachtoffer en meent hij dat zij hem onrecht heeft aangedaan.
Strafblad
Uit het strafblad van verdachte volgt dat hij op 31 augustus 2020 is veroordeeld tot 16 maanden gevangenisstraf vanwege zware mishandeling, bedreiging en wapenbezit.
Persoon van verdachte
De reclassering adviseert in het rapport van 6 februari 2025 om een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden. Verdachte heeft geen hulpvraag en is onvoldoende gemotiveerd. De reclassering ziet geen mogelijkheden tot gedragsverandering door middel van voorwaarden. Ter bescherming van aangeefster adviseren zij een contactverbod en een locatieverbod.
Straf
De rechtbank acht voor bewezenverklaarde feiten als onderhavige, gezien de aard en ernst daarvan, in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. De rechtbank kijkt daarbij naar de landelijke oriëntatiepunten (LOVS) en de straffen in soortgelijke zaken.
In deze zaak is de redelijke termijn waarin een strafzaak in beginsel dient te worden afgedaan, namelijk twee jaren nadat jegens verdachte een handeling is verricht waaruit hij redelijkerwijs kon afleiden dat hij zou worden vervolgd voor de onderhavige feiten, echter overschreden. Gezien dit tijdsverloop en gezien het feit dat verdachte na de schorsing van zijn voorlopige hechtenis op 15 september 2023 geen contact meer heeft gezocht met het slachtoffer acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet meer op zijn plaats.
Een stevig kader, in de zin van een voorwaardelijke straf met een lange proeftijd, vindt de rechtbank wel noodzakelijk om zo nog een forse waarschuwing aan verdachte te geven en hem te motiveren om de juiste keuzes te blijven maken en niet opnieuw strafbare feiten te plegen. Ook wil de rechtbank daarmee de ernst van de feiten benadrukken. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf wordt een proeftijd van drie jaren verbonden, zodat een stevige stok achter de deur aanwezig is. De rechtbank acht daarbij een contact- en locatieverbod noodzakelijk, ter bescherming van aangeefster.
Alles afwegend zal de rechtbank aan verdachte een taakstraf voor de duur van 150 uren opleggen, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden.
De rechtbank stelt de proeftijd vast op 3 jaren en zal als bijzondere voorwaarden een contactverbod met aangeefster en een locatieverbod voor Leek opleggen.
De opgelegde bijzondere voorwaarden zijn dadelijk uitvoerbaar, nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen en/of zich belastend zal gedragen jegens aangeefster.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 285, 285b, 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging ten aanzien van feit 3 voor zover dit betrekking heeft op [slachtoffer 2] .
Verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 150 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 75 dagen zal worden toegepast.

een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- Verdachte heeft of zoekt op geen enkele wijze -direct of indirect- contact met
[slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 1981, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
- Verdachte bevindt zich niet in Leek, zolang het Openbaar Ministerie dit nodig vindt.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met onmiddellijke ingang.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. van der Werff, voorzitter, mr. M.O. Thijsen en
mr. Nynke N Hof, rechters, bijgestaan door J. Kunst, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 november 2025.
Mr. N. Hof is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.