ECLI:NL:RBNNE:2025:4567

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 november 2025
Publicatiedatum
5 november 2025
Zaaknummer
18.119910.24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor ernstige delicten zoals belaging, brandstichting en bedreiging

In deze zaak is de verdachte veroordeeld voor een reeks ernstige delicten, waaronder belaging, brandstichting en bedreiging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het stelselmatig inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer, [slachtoffer 1], door haar te belagen en te intimideren. Dit gedrag heeft geleid tot ernstige psychische gevolgen voor het slachtoffer, waaronder PTSS. De verdachte heeft herhaaldelijk geprobeerd contact met haar te zoeken, ondanks dat zij had aangegeven geen contact meer te willen. Hij heeft ook vernielingen aangericht aan haar woning en auto, en heeft bedreigende berichten verstuurd, zelfs vanuit de gevangenis. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden en de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging opgelegd, gezien de ernst van de feiten en het hoge recidiverisico. De rechtbank heeft ook een contact- en locatieverbod opgelegd voor een periode van vijf jaar, om de veiligheid van het slachtoffer te waarborgen. De vordering van de benadeelde partij is toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding voor zowel materiële als immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18.119910.24
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 4 november 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1993 te [plaats] , wonende te Hein Doekesstraat 34, 8607BM [plaats] ,
thans gedetineerd te [instelling 1] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 21 oktober 2025.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.P. Snorn, advocaat te Heerenveen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.J. van der Heide.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 19 januari 2024 tot en met 8 april 2024 te [plaats] en/of [plaats] , gemeente Súdwest-Fryslân, althans in de provincie Friesland, althans in Nederland,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , door (onder meer)
  • veelvuldig - al dan niet door tussenkomst van derden- contact te zoeken met die [slachtoffer 1] , zulks terwijl deze heeft aangegeven geen contact te willen met verdachte (en/of waarbij verdachte medio januari 2024 ook een zgn. STOP-gesprek heeft gehad bij de politie) en/of
  • veelvuldig, op verschillende momenten rond te hangen bij het adres van de werkgever van die [slachtoffer 1] (te weten [bedrijf 1] , gevestigd aan de [adres] te [plaats] ) en/of aldaar teksten als
" [slachtoffer 1] de Hoer [adres] " en/of "Hoer [slachtoffer 1] " en/of " [slachtoffer 1] dood haar, Haha hoer dood, [slachtoffer 1]
Kechbar" op de muren, deuren en/of ramen te zetten en/of posters met daarop foto's van de woonkamer van de woning van die [slachtoffer 1] te hangen en/of de tekst "huis van [slachtoffer 1] , dit is nog niks" te hangen en/of te plakken op het pand van die werkgever en/of
  • zich op te houden bij de woningen en/of verblijfplaatsen van die [slachtoffer 1] , te weten de woningen aan de [adres] te [plaats] en/of de [adres] en/of aldaar bij voortduring, op verschillende momenten vernielingen aan te richten en/of teksten als "Hoer weg" en/of Hoer weg nu" en/of "Hoer” op die panden en/of ramen van die panden aan te brengen en/of
  • brieven en/of berichten (al dan niet met foto's) te maken en/of te verspreiden bij buren van [adres] onder meer het bericht/de brief (rond 23 maart 2024) waarin verdachte heeft geschreven dat [slachtoffer 1] aangeeft dat zij uit [plaats] is vertrokken omdat zij met veel mannen seks heeft gehad, dat zij Borderline heeft en als escort werkt" en/of
  • bij [moeder van slachtoffer 1] , de moeder van die [slachtoffer 1] door de straat rijdt en/of zich ophoudt bij de woning van die [moeder van slachtoffer 1] en/of een briefje met foto's in de brievenbus van die [moeder van slachtoffer 1] heeft gedaan met de tekst "Voor [moeder van slachtoffer 1] vies woning van u dochter, hopelijk is de nieuwe woning schoon, [adres] '' en/of aan die [slachtoffer 1] bericht dat hij bij de woning van haar moeder is en/of dat haar moeder met de hond loopt en/of
  • een grote hoeveelheid aan whatsapp, SMS, Facebook en/of emailberichten te versturen aan die [slachtoffer 1] , telkens met beledigende, intimiderende of bedreigende berichten en/of teksten (al dan niet verstuurd middels aangemaakte fake accounts) onder meer de teksten
"(28/3/24) Je kan er nog van af komen dan is ga gesprek aan met mij. Dan kan alles klaar zijn het is aan jou dit is nog niks vraag me ex maar dus je weet me te wonen ik ben altijd wel thuis en je hoef niet alleen hoor neem iemand mee of vraag [naam 1] om gesprek dan heb je weer Un leven" en/of
"(28/3/24) Hey [slachtoffer 1] weet waar ik mee zit dat jij alles hebt gelogen over trauma dit en trauma dat want toen je mij aan de kant hebt gezet was gelijk Un andre gast dat doet pijn weetje dat en datje
melding hebt gemaakt doet ook pijn en wat nu allemaal gebeurt is je eigen schuld ik weet niet of je dit binnen krijgt maar goed ik ben nog niet klaar ik ben klaar als je voelt wat ik voel pijn echt pijn slet watje er ben vies"
"(31/3/24) Hy kanker hoer ik ga jou nu zegen datje er aan gaat ben jou spug zat zat met melding doen ik heb niks gedaan ik heb gezegd niet meeer mij naam gebruiken je gaat er aan en je hele kanker fam vrienden ook dik bol kanker borderline herpes hoer" en/of
(telkens) met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
2.
hij in of omstreeks de periode 1 februari 2024 tot en met 5 april 2024 te [plaats] , gemeente Súdwest- Fryslân op of aan [adres] alhier en/of [adres] , op of aan [adres] alhier gemeente Súdwest-Fryslân, meermalen, op verschillende tijdstippen, althans eenmaal, al dan niet in vereniging met een ander, althans alleen, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, (telkens) toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [bedrijf 2] , in ieder geval (telkens) aan een ander dan aan verdachte heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, te weten
  • ( op of omstreeks 1 februari 2024 te [plaats] ) een auto (merk Peugeot 107, voorzien van het kenteken [kenteken] , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt, door een steen tegen en/of door de achterruit van die auto te gooien en/of witte verf op deze auto te smeren en/of gooien en/of
  • ( op of omstreeks 28 maart 2024 [adres] ) de sloten van de achterdeur en/of voordeur van de woning [adres] , althans enig goed toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [bedrijf 2] heeft vernield, beschadigd en/of (tijdelijk) onbruikbaar gemaakt, door deze
sloten met lijm, althans met enige stof dicht te spuiten en/of
- ( ( op of omstreeks 28 maart 2024 te [plaats] ) het slot van de voordeur van de woning [adres] , althans enig goed toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [bedrijf 2] heeft vernield, beschadigd en/of (tijdelijk) onbruikbaar gemaakt, door in dit slot lijm, althans een stof te spuiten) en/of
  • ( op of omstreeks 29 maart 2024 [adres] ) het slot van de voordeur van de woning [adres] en/of de voordeur en/of ra(a)m(en) van en/of de voor zij- en /of achtergevel van de woning [adres] , althans enig goed toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [bedrijf 2] heeft vernield, beschadigd en/of (tijdelijk) onbruikbaar gemaakt, door dit slot van de voordeur met lijm, althans met enige stof dicht te spuiten en/of door met een spuitbus met zwarte verf de ramen, de voordeur en/of de gevels van genoemde woning te bespuiten en/of
  • ( op of omstreeks 5 april 2024 [adres] ) een ruit aan de voorzijde van de woning [adres] , althans enig goed toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [bedrijf 2] heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door een steen door deze ruit te gooien;
3.
hij in of omstreeks de periode van 4 maart 2024 tot en met 5 maart 2024 te [plaats] , gemeente Súdwest- Fryslân, uit een woning aan de [adres] alhier meermalen, op verschillende tijdstippen, althans eenmaal, (telkens)
  • twee Wifi Camera's,
  • Een Ziggo Smartwifi modem en/of
  • diverse ansichtkaarten (waaronder ontvangen verjaardagskaarten) en/of
  • een hoeveelheid post t.n.v. [slachtoffer 1] en/of
  • een hoeveelheid bankpapieren van de SNS bank tnv [slachtoffer 1] en/of
  • een hoeveelheid verzekeringspapieren en/of
  • een uittreksel uit de Gemeentelijke Basisadministratie tnv [slachtoffer 1] en/of
  • ( ongeveer) 620 euro aan cash geld
  • twee zonnebrillen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door meermalen, althans eenmaal (zonder toestemming en/of medeweten van die [slachtoffer 1] ) met een door verdachte bijgemaakte huissleutel de woning aan de [adres] is binnengegaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 4 maart 2024 tot en met 5 maart 2024 te [plaats] , gemeente Súdwest- Fryslân, meermalen, althans eenmaal in de woning, [adres] , bij een ander, te weten bij [slachtoffer 1] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik (telkens) wederrechtelijk is binnengedrongen;
4.
hij op of omstreeks 8 april 2024 [adres] , in de gemeente Súdwest-Fryslân, nabij een woning, gelegen aan of bij [adres] (nr. [nummer] ), aldaar, in gebruik bij huurder [slachtoffer 1] en/of eigendom van [bedrijf
2] , opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met (de inhoud van) een vuilniscontainer en/of door gebruik van motorbenzine, althans met (een) brandbare stof(fen) en/of een brandversnellend middel en/of (vervolgens) deze brandende vuilniscontainer tegen de achterdeur van die woning te plaatsen, ten gevolge waarvan die vuilniscontainer en/of de achterdeur van die
woning en/of het dakbeschot van die woning, geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan
  • gemeen gevaar voor goederen, te weten voor die woning en/of voor de in die woning aanwezige goederen/inboedel en/of voor de naastgelegen woning(en) en/of voor de in die naastgelegen woning(en) aanwezige goederen/inboedel en/of
  • levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen, althans voor (een) ander(en) te weten voor één of meer perso(o)n(en) welke zich bevond(en) in de/een naastgelegen woning(en), te duchten was;
5.
hij in of omstreeks de periode van 6 juni 2024 tot en met 7 juni 2024 te [plaats] , gemeente Súdwest- Fryslân, althans in Nederland, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door deze [slachtoffer 1] naar het adres [adres] te [plaats]
  • een condoleancekaart te sturen met de tekst met oprechte deelneming en/of in deze kaart de tekst "Jou dood word mooi en snel ga maar snel afschijt nemen" te schrijven en/of
  • een brief te sturen met de tekst "Geef je 3 dagen. Ben je bang blijbaar niet zal maar oproten want kogel zul je krijgen zal maar snel weg uit je huis wife";
6.
hij in of omstreeks de periode van 22 maart 2024 tot en met 31 maart 2024 te [plaats] , gemeente Súdwest-Fryslân, bij een pand aan [adres] , in gebruik bij [bedrijf 1] (en/of eigendom van de gemeente Sudwest-Fryslân), meermalen, op verschillende tijdstippen, opzettelijk en wederrechtelijk genoemd pand
te beschadigen door
  • op vijf verschillende momenten/dagen lijm in de sloten van dit pand te spuiten en/of
  • door meermalen, althans tweemaal teksten met zwarte verf op de ramen van dit pand te spuiten en/of
  • door zwarte verf op de muren en ruiten van dit pand te smeren en/of daarbij teksten omtrent werkneemster [slachtoffer 1] erbij te zetten, in elk geval (telkens) enig goed, die geheel of ten dele aan [bedrijf 1] en/of de gemeente Sudwest-Fryslan, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of (tijdelijk) onbruikbaar gemaakt;
7.
hij in of omstreeks 20 maart 2024 tot en met 22 maart 2024 te [plaats] , gemeente Súdwest-Fryslân, althans in Nederland, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
- op 20 maart 2024 twee brieven naar die [slachtoffer 2] te sturen met de tekst "Bij deze laatste waarschuwing heb geen contact meer met die [verdachte] want door [verdachte] komt dit allemaal want door [verdachte] moeten mensen vluchten en die auto raam is ook zijn schuld dus wij zijn nog niet klaar met [verdachte] want hij krijgt geen leven meer CO zo lang jij contact met hem heb jij ook niet dus stop met contact" en/of
"bij deze laatste waarschuwing stop met contact met i [verdachte] door die [verdachte] komt dit allemaal door hem moeten Mensen op de vlucht door hem die autoraam kapot wij gaan achter hem aan hij krijgt geen leven meer zolang dat jij contact met hem hebt heb jij ook geen leven meer en Dit is nog een zachte waarschuwing wat er nu duidelijk aankomt is veel harder en jullie kunnen achter haar aangaan bereik je niks mee Ik ga pas stoppen als [verdachte] kapot is dat hij niks meer heeft en De politie doet mij niks je kan meldingen doen ik kom het wel te horen en hij was het Alleen maar harder en harder onthoud stop met het contact " en/of
- op 22 maart 2024 een (stoep)tegel voor de deur van de woning ( [adres] ) van die [slachtoffer 2] te leggen met de tekst "Dood jij of [verdachte] weg nu" en/of met tekeningen van een grafsteen en/of een pistool erop;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 20 maart 2024 tot en met 22 maart 2024 te [plaats] , gemeente Súdwest-Fryslân, een ander, te weten [slachtoffer 2] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander en/of derden, wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten heeft gedwongen geen contact meer te zoeken met [verdachte] , door
- op 20 maart 2024 twee brieven naar die [slachtoffer 2] te sturen met de tekst "Bij deze laatste waarschuwing heb geen contact meer met die [verdachte] want door [verdachte] komt dit allemaal want door [verdachte] moeten mensen vluchten en die auto raam is ook zijn schuld dus wij zijn nog niet klaar met [verdachte] want hij krijgt geen leven meer CO zo lang jij contact met hem heb jij ook niet dus stop met contact" en/of
"bij deze laatste waarschuwing stop met contact met i [verdachte] door die [verdachte] komt dit allemaal door hem moeten Mensen op de vlucht door hem die autoraam kapot wij gaan achter hem aan hij krijgt geen leven meer zolang dat jij contact met hem hebt heb jij ook geen leven meer en Dit is nog een zachte waarschuwing wat er nu duidelijk aankomt is veel harder en jullie kunnen achter haar aangaan bereik je niks mee Ik ga pas stoppen als [verdachte] kapot is dat hij niks meer heeft en De politie doet mij niks je kan meldingen doen ik kom het wel te horen en hij was het Alleen maar harder en harder onthoud stop met het contact " en/of
- op 22 maart 2024 een (stoep)tegel voor de deur van de woning ( [adres] ) van die [slachtoffer 2] te leggen met de tekst "Dood jij of [verdachte] weg nu" en/of met tekeningen van een grafsteen en/of een pistool erop.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1., 2., 3. primair, 4., 5., 6. en 7. primair ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 7. primair ten laste gelegde (bedreiging aangeefster [slachtoffer 2] ) heeft zij aangevoerd dat dit feit wettig en overtuigend kan worden bewezen op grond van de inhoud van de brieven in combinatie met de stoeptegel en het wapen dat daarop is getekend. Dat aangeefster [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij zich niet bedreigd heeft gevoeld door de brieven doet hieraan niet af.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 4., 5. en 7. primair ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 3. ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte partieel moet worden vrijgesproken; er is geen bewijs voor het stelen van cash geld.
Ten aanzien van het onder 4. ten laste gelegde (brandstichting) heeft hij het volgende aangevoerd. Het enige bewijs dat verdachte betrokken is geweest bij de brandstichting, zijn de historische verkeers- en locatiegegevens van de telefoon van verdachte. Uit die gegevens blijkt dat de telefoon van verdachte in de nacht van 7 op 8 april 2024 in de periode rond 23:00 uur tot 01:45 uur locaties heeft aangestraald tussen [plaats] en [plaats] en vice versa. Verdachte ontkent enige betrokkenheid bij de brandstichting. Hij heeft verklaard dat hij in de voornoemde periode niet in het bezit is geweest van zijn telefoon, omdat hij deze had uitgeleend. Hij communiceerde via een app op zijn laptop en tablet.
De politie heeft vervolgens onderzoek gedaan naar deze mededelingen van verdachte, op basis waarvan is gesteld dat het onwaarschijnlijk is dat verdachte zijn telefoon heeft uitgeleend aan een ander. Nu voor dat onderzoek echter geen machtiging is gegeven door de rechter-commissaris is sprake van een vormverzuim. De processen-verbaal die zijn opgesteld naar aanleiding van dit onderzoek, moeten dan ook worden uitgesloten van het bewijs.
Daarnaast is er geen sprake van overtuigend bewijs. Uit het proces-verbaal van bevindingen op pagina 679 van het dossier blijkt dat verbalisanten in de nacht van 7 op 8 april 2024 bij de woning van verdachte hebben gepost tussen 01:30 uur en 02:06 uur en daar iemand in de woning hebben gezien. Het kan niet anders zijn dan dat het verdachte is geweest. Bovendien blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen dat ziet op de analyse van Google Takeout dat de telefoon van verdachte om/rond 01:37 uur in [plaats] is. Als het zou gaan om verdachte die op dat moment thuis was gekomen, dan zouden de verbalisanten hem hebben moeten zien. Daar komt bij dat de zus van verdachte heeft verklaard dat zij verdachte om ongeveer 00:00 uur met de auto heeft opgehaald vanuit Bolsward, dat ze gezamenlijk tussen ongeveer 00:45 uur en 01:00 uur in [plaats] waren en dat ze verdachte in de buurt van zijn woning heeft afgezet.
Gelet op het voorgaande is er geen sprake van wettig en overtuigend bewijs.
Ten aanzien van het onder 5. ten laste gelegde (bedreiging aangeefster [slachtoffer 1] vanuit de P.I.) heeft hij het volgende aangevoerd. Blijkens de Regeling model huisregels penitentiaire inrichtingen houdt de P.I.,
onder andere in het belang van de slachtoffers, toezicht op de inhoud van de verstuurde correspondentie. Brieven met een dergelijke inhoud als de onderhavige, zullen nooit worden verstuurd. Bovendien zijn de enveloppen niet voorzien van de naam van verdachte en het nummer van zijn verblijfsruimte, wat uitdrukkelijk is voorgeschreven. Er kan dan ook worden geconcludeerd dat het hoogst onaannemelijk is dat de brieven vanuit de P.I. door verdachte kunnen zijn verstuurd.
Oordeel van de rechtbank

Vrijspraak feit 7: bedreiging / dwang [slachtoffer 2]

De rechtbank acht het onder 7. primair en 7. subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het onder 7. primair ten laste gelegde het volgende.
Voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling is in een geval als het onderhavige vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij [slachtoffer 2] in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat zij het leven zou kunnen verliezen dan wel zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de bewoordingen die in de brieven staan die aan
[slachtoffer 2] zijn verstuurd, niet volgen dat [slachtoffer 2] moest vrezen voor haar leven of dat zij zwaar lichamelijk letsel zou lopen. Daarnaast is er geen enkel bewijs waaruit blijkt dat het verdachte is geweest die de stoeptegel voor de deur van de woning van [slachtoffer 2] heeft gelegd.
Ten aanzien van het onder 7. subsidiair ten laste gelegde is de rechtbank van oordeel dat noch uit de aangifte van [slachtoffer 2] , noch uit enig ander bewijs blijkt dat [slachtoffer 2] zich gedwongen heeft gevoeld geen contact meer te zoeken met verdachte nadat zij de twee brieven had ontvangen.
Feit 1: stalking [slachtoffer 1]
De rechtbank acht het onder 1. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Verdachte heeft hetgeen hem ten laste is gelegd onder het eerste en tweede gedachtestreepje van feit 1 duidelijk en ondubbelzinnig bekend.
De rechtbank volstaat daarom ten aanzien hiervan met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 oktober 2025;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 2 februari 2024, opgenomen op pagina 294 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2024029122 van 9 september 2024, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 3 april 2024, opgenomen op pagina 555 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] .
De verdachte heeft van het hem ten laste gelegde van feit 1 (onder het derde tot en met het zesde gedachtestreepje) niet duidelijk en ondubbelzinnig bekend dat hij op verschillende momenten vernielingen heeft aangericht en teksten op panden en ramen heeft aangebracht, brieven heeft gemaakt en verspreid bij buren, een briefje met fotos in de brievenbus van [moeder van slachtoffer 1] heeft gedaan en berichten heeft verstuurd aan [slachtoffer 1] op 28 maart 2024 en 31 maart 2024.
De rechtbank acht op grond van na te noemen bewijsmiddelen dit gedeelte van het onder 1. ten laste gelegde ook wettig en overtuigend bewezen.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 29 maart 2024, opgenomen op pagina 607 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2024029122 van 9 september 2024, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Pleegdatum: 29 maart 2024
Ik doe aangifte van vernieling van de woning aan de [adres] in [plaats] .
U laat mij de foto's zien die gemaakt zijn van de vernielingen aan de [adres] in [plaats] . Ik zie dat er met zwarte verf op de ramen en deur van de woning is gespoten.
Ik lees duidelijk het woord hoer en ook 'hoer weg nu.' U laat mij ook een filmpje zien van de dader. Ik herken deze persoon als [verdachte] . Ik herken hem aan zijn rode jas en aan zijn loopje. Dit is helemaal zijn manier van mij kwaad willen doen. In ieder mailtje dat hij stuurt staat het woord hoer.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 5 april 2024, opgenomen op pagina 650 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van
[slachtoffer 1] :
Pleegdatum: 28 maart 2024
Ik wil aangifte doen van vernieling. Het slot van de brievenbus behorende bij een woning die ik huur is vernield. Tevens is het slot van mijn voordeur volgespoten met lijm. Het betreft perceel [adres] te [plaats] .
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 9 april 2024, opgenomen op pagina 824 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Pleegdatum: tussen 5 en 6 april 2024.
Ik doe aangifte van vernieling van een ruit in mijn woning. Ik huur een woning op het adres [adres] in [plaats] .
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 29 maart 2024, opgenomen op pagina 611 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Op 29 maart 2024 omstreeks 00:40 uur zag ik in de woning aan [adres] verlichting branden en zag ik dat een man zich in de woonkamer ophield. Ik zag dat de verdachte in de woonkamer een rode jas aantrok en op zijn scooter wegreed. Hierop heb ik positie ingenomen op [adres] . Omstreeks 01:30 uur had ik zicht op de woning [adres] . Omstreeks 02:20 uur zag ik de verdachte langs mij lopen. Ik zag dat hij zich om 02:21 uur ophield bij de woning. Ik zag dat dat hij scheen op de voordeur gericht op het slot en dat hij handelingen deed bij dit slot. Vervolgens zag ik dat de verdachte terugliep in mijn richting. Ik herkende de verdachte als zijnde [verdachte] . Om 02:27 uur zag ik dat de verdachte komen lopen in de richting van de woning aan de [adres] . Ik zag dat het de eerder genoemde verdachte [verdachte] betrof. Ik zag dat de verdachte zich op ging houden aan de zijkant van de woning, ter hoogte van een raam. Ik zag dat de verdachte vervolgens met een spuitbus op dit raam spoot. Ik zag dit duidelijk aangezien er met een zwarte vloeistof op het raam werd gespoten. Daarna zag ik dat de verdachte zich verplaatste naar de voorzijde.
Aldaar spoot hij een zwarte vloeistof op het voorruit, de muur en de voordeur van de woning. Omstreeks 02:55 uur heb ik bij de woning [adres] gekeken. Ik constateerde toen dat de ramen waren bespoten met de tekst "Hoer" en "Hoer weg hier". Tevens heb ik gekeken naar het slot van de voordeur. Ik zag dat de cilinder van het slot was gevuld met een vloeistof, waardoor deze niet meer bruikbaar was.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 29 maart 2024, opgenomen op pagina 626 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Op vrijdag 29 maart 2024 om 10:34 uur heb ik de woning aan de [adres] nader bekeken.
Ik zag dat de volgende woorden c.q. teksten op de gevel, aan de straatzijde, van links
naar rechts met zwarte verf gespoten stond: [slachtoffer 1] , hoer, iets onleesbaars. Op het voorraam:
hoer weg. Op de voordeur: hoer weg nu. Op de zijgevel stonden de volgende woorden c.q. teksten van links naar rechts met zwarte verf gespoten: op een raam: hoer. Op de gevel: hoer. Op een raam: hoer en hoer. Op de achtergevel stonden de volgende woorden c.q. teksten van links naar rechts met zwarte verf gespoten: Op het raam: hoe en hoer.
Ik zag dat het slot van de voordeur met een substantie onklaar was gemaakt. Ik zag dat het slot van de achterdeur met een substantie onklaar was gemaakt.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 3 april 2024, opgenomen op pagina 555 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op 23 maart 2024 kreeg ik een mail van [verdachte] dat het er op mijn adres in [plaats] , [adres] , niet goed uit zou zien. Het bleek dat mijn buren en ik zelf een brief hadden gekregen in een zwarte envelop. In de brief werden mijn buren gewaarschuwd voor mij. In deze brieven stond onder andere dat ik uit [plaats] was vertrokken omdat ik met heel veel mannen sex had gehad. Dat ik borderline zou hebben en dat ik escort zou zijn. In die briefjes werd mijn naam genoemd en dat ik mij wilde voorstellen als nieuwe buurvrouw.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 24 maart 2024, opgenomen op pagina 594 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant] en
[verbalisant] :
Op 23 maart 2024 zijn wij naar de [adres] gegaan. Ter plaatse gekomen aan [adres] zagen wij tussen de voordeur en het deurkozijn een zwarte enveloppe
hangen. In de enveloppe een briefje met de tekst: "Hoi buren, ik ben de nieuwe buurvrouw van nummer [nummer] . Ik wou even melden dat ik veel overlast veroorzaak. Want ik spreek af met mannen waar ik seks mee heb en dan blokkeer en verwijder. Daarom ben ik ook uit [plaats] . Buren werden een beetje gek van mij. ik heb ook een beperking. Ik heb borderline ik doe aan escort, ik wil graag kinderen. Mijn huis is altijd vies. Maar ik hoop dat jullie niet te veel last van mij hebben. Groetjes buurvrouw [slachtoffer 1] ." Wij zagen dat er tevens op dit briefje met blauwkleurige stift was geschreven: "dit is nog niks".
Wij verbalisanten werden aangesproken door de buurvrouw wonende op [adres] .
Deze vertelde ons dat bij haar eenzelfde briefje door de brievenbus was gedaan in een zwarte envelop en zij overhandigde ons deze. Toen wij met buurvrouw van [adres] spraken, kwam ook buurvrouw van [adres] . Deze gaf ons ook eenzelfde briefje.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 22 april 2024, opgenomen op pagina 739 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Op 4 april 2024 zijn de historische en toekomstige gegevens gevorderd van 4 oktober 2023 tot en met 8 april 2024 van het nummer [telefoonnummer] welke in gebruik is bij verdachte [verdachte] . De gegevens heb ik vergeleken met de incidenten waarvan verdachte [verdachte] van wordt verdacht. Het volgende heb ik bevonden:
23 maart 2024: 2024076710 Smaad/laster Brieven
Op zaterdag 23 maart 2024 omstreeks 19:40 uur is de politie naar de [adres] gegaan omdat aangeefster [slachtoffer 1] een email had ontvangen van verdachte [verdachte] dat het bij haar adres in [plaats] er niet uit zou zien. De politie trof aan haar deur een envelop aan en ook diverse buren hadden een envelop ontvangen. In de envelop zat een brief wat over aangeefster [slachtoffer 1] ging. In de brief stonden allerlei onwaarheden over [slachtoffer 1] .
Telecom
Uit de historische mastgegevens zag ik dat het gsm-nummer van verdachte [verdachte] op 23 maart 2024 omstreeks 19:43 uur een telecom mast gebruikte op [adres] . De mast werd gebruikt voor een gesprek en dataverkeer voor een duur van 57 seconden.
27 maart 2024: 2024080930 Vernieling sloten
Tussen dinsdag 19 maart 2024 en donderdag 28 maart 2024 is er lijm in de sloten van de voor- en achterdeur gespoten van de woning van aangeefster [slachtoffer 1] , [adres] .
Telecom
Uit de historische mastgegevens zag ik dat het gsm-nummer van verdachte [verdachte] op 27 maart 2024 omstreeks 18:35 uur een telecom mast gebruikte op [adres] .
De mast werd gebruikt voor dataverkeer voor een duur van 12000 seconden / 200 minuten. 29 maart 2024: 2024081940 Graffiti
Op 29 maart 2024 omstreeks 02:20 uur zag een politiefunctionaris verdachte [verdachte] bij de woning op de [adres] en daar vernielingen pleegde door middel van graffiti.
Telecom
Uit de historische mastgegevens zag ik dat het gsm-nummer van verdachte [verdachte] op 28 maart 2024 omstreeks 22:59 uur een telecom mast gebruikte op [adres] . De mast werkt gebruikt voor dataverkeer voor een duur van 12000 seconden, oftewel 200 minuten.
5/6 april 2024: 2024092600 Vernieling ramen
Aangeefster [slachtoffer 1] deed aangifte van vernieling van een ruit op de [adres] . Deze vernieling werd gepleegd tussen vrijdag 5 april 2024 te 10:00 uur en zaterdag 6 april 2024 te 10.00 uur.
Telecom
Uit de historische mastgegevens zag ik dat het gsm-nummer van verdachte [verdachte] op 6 april 2024 omstreeks 00:46 uur en 01:55 uur een telecom mast gebruikte op [adres]
.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 9 april 2024, opgenomen op pagina 827 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van
[moeder van slachtoffer 1] :
Nadat er bij mijn dochter is ingebroken in haar woning aan [adres] te [plaats] , is het lastigvallen bij mij thuis begonnen.
09-03-2024: Rond half 11 s morgens als ik de hond uitlaat staat er een jongen op het trottoir voor het huis van mijn buurvrouw. Hij is op zijn telefoon bezig. Later hoor ik dat [slachtoffer 1] op dat moment ook mailtje krijgt waarin [verdachte] vraagt hoe het met haar moeder en haar hondje is met
mijn adres en postcode erbij gezet.
23-03-2024: 06:30: vanmorgen briefje in de brievenbus met foto's en tekst waarin nieuwe adres werd genoemd. Met stift geschreven: "Voor [moeder van slachtoffer 1] , vies woning van u dochter hopelijk is de nieuwe woning schoon [adres] [plaats] ."
Op 31 maart 2024 omstreeks 17.55 uur, ontdekte mijn dochter dat [verdachte] voor mijn woning langsreed op zijn scooter. Mijn dochter heeft het filmpje daarvan al naar de politie gestuurd.
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 9 april 2024, opgenomen op pagina 667 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
[verdachte] weet ook waar mijn moeder woont. Mijn moeder heeft cameras en daarop is te zien dat [verdachte] vorige week langs het huis van mijn moeder is gereden en heel erg lang naar binnen gekeken heeft. Deze filmpjes heb ik al doorgestuurd naar de politie.
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van juni 2024, opgenomen op pagina 757 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Op het email adres [e-mailadres 1] zijn vele e-mails ontvangen en werden slechts enkele e-mails verstuurd. Hieronder een aantal recent verstuurde e-mails naar [e-mailadres 2] . Dit betreft het email adres van aangeefster [slachtoffer 1] .
28 maart 2024 te 14:08 uur werd de email van [e-mailadres 1] verstuurd naar [e-mailadres 2]
Je kan er nog van af komen dat is ga gesprek aan met mij . Dan kan alles klaar zijn het is aan jou dit is nog niks vraag me ex maar dus je weet me te wonen ik ben altijd wel thuis en je hoef niet alleen hoor neem iemand mee of vraag [naam 1] om gesprek dan heb je weer Un leven
28 maart 2024 te 13:51 uur werd de email van [e-mailadres 1] verstuurd naar [e-mailadres 2]
Hey [slachtoffer 1] weet waar ik mee zit dat jij alles heb gelogen over trauma dit en trauma dat want toen je mij aan de kant heb gezet was gelijk Un andre gast dat doet pijn weetje dat en datje melding hebt gemaakt doet ook pijn en wat nu allemaal gebeurt is je eigen schuld ik weet niet of je dit binnen krijgt maar goed ik ben nog niet klaar ik ben klaar als je voelt wat ik voel pijn echt pijn slet watje er bent vies 31 maart 2024 te 13:27 uur werd de email van [e-mailadres 1] verstuurd naar [e-mailadres 2]
Ey kanker hoer ik ga jou nu zegen datje er aan gaat ben jou spug zat met melding doen ik heb niks gedaan ik heb gezegt niet meeer mij naam gebruiken je gaat er aan en je heel kanker fam vrienden ook dik bol kanker borderline herpes hoer.

Feit 2: vernieling goederen van [slachtoffer 1]

De rechtbank acht het onder 2. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 oktober 2025;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 1 februari 2024, opgenomen op pagina 286 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2024029122 d.d. 9 september 2024, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 28 maart 2024, opgenomen op pagina 600 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 29 maart 2024, opgenomen op pagina 607 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 5 april 2024, opgenomen op pagina 650 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 9 april 2024, opgenomen op pagina 824 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] .

Feit 3: inbraak woning [slachtoffer 1]

De rechtbank acht het onder 3. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van 8 april 2024, opgenomen op pagina 80 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2024029122 d.d. 9 september 2024, inhoudende de verklaring van verdachte;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 13 maart 2024, opgenomen op pagina 378 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] .

Feit 4: brandstichting woning [slachtoffer 1]

De rechtbank acht het onder 4. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 9 april 2024, opgenomen op pagina 667 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2024029122 d.d. 9 september 2024, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik doe aangifte van brandstichting van mijn woning aan de [adres] in [plaats] . Deze woning is het eigendom van [bedrijf 2] . Pleegdatum: tussen maandag 8 april 2024 om 00:51 uur en maandag 8 april 2024 om 01:46 uur.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 8 april 2024, opgenomen op pagina 676 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] :
Op 8 april omstreeks 00:52 uur kregen wij de melding te gaan naar de [adres] in verband met een woningbrand. De woning stond vol rook. Nadat de brand geblust was vertelde de bevelvoerder ons dat de groene kliko welke tegen de achterdeur was gezet volledig uitgebrand was.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal forensisch onderzoek woning [adres] [plaats] van 30 april 2024, opgenomen op pagina 687 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Bevindingen
Op de grond, ter hoogte van de achterdeur van de woning, zag ik brandresten, die door mij werden herkend als de restanten van een container en daarbij behorende inhoud. Door mij werd ter hoogte van de brandresten een meting verricht naar vluchtige componenten. Hierbij werd
achterdeur werd uitgevoerd. Ik verwijderde de tuintegels onder de brandresten, tegen de drempel van de achterdeur aan, en zag dat zich hieronder een zandlaag bevond. Bij het verwijderen van de tegels nam ik een sterke brandstofgeur waar. Hierop deed ik een meting naar vluchtige componenten van de zandlaag, ter hoogte van de drempel van de achterdeur. Deze meting leverde een sterk verhoogde waarde op die een indicatie gaf voor de aanwezigheid van eventuele brandversnellende middelen. Ik stelde een grondmonster (spooridentificatienummer AAPQ5799NL) van deze locatie veilig voor onderzoek naar eventuele brandversnellende middelen.
Samenvatting
Gelet op de doorgebrande deur, de door brand aangetaste sierlijst boven deze deur en de roetvorming op de naast de deur gelegen gevel, moest de brandhaard zich tegen of dichtbij de achterdeur heeft bevonden. Aangezien:
Er op deze locatie geen technische voorzieningen waren die de brand hadden kunnen veroorzaken,
Er geen sprake was van (weers)omstandigheden die een spontane brand konden verklaren,
Er motorbenzine in het ter hoogte van de brandhaard veiliggestelde monster is aangetroffen, is een opzettelijk brandstichting het meest waarschijnlijke scenario ten aanzien van het ontstaan van de brand. Gevaarzetting
Uit de situatie ter plaatse blijkt dat de brand schade heeft veroorzaakt aan de container en de woning, waaruit het te duchten gemeen gevaar voor goederen is gebleken.
Verder blijkt uit de situatie ter plaatse dat de brand, indien deze niet tijdig was ontdekt en geblust, zich verder had kunnen ontwikkelen en zich zo had kunnen verspreiden naar andere delen van de woning en de aangrenzende woning ( [adres] ). Aangezien de bewoners van [adres] thuis waren ten tijde van de brand, was door de brand gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of levensgevaar voor een ander te duchten.
3. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer [nummer] , van 23 april 2024 opgemaakt door ing. J. Dogger, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, opgenomen op pagina 700
e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend als zijn/haar verklaring:
Te onderzoeken materiaal: SIN AAPQ5799NL
Conclusie: In het monster zijn vluchtige stoffen aangetoond die afkomstig zijn van motorbenzine.
4. Een proces-verbaal van bevindingen van 16 april 2024, opgenomen op pagina 731 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Uit bovenstaand schema blijkt dat de GSM van verdachte [verdachte] op 7 april 2024 te 23:02 uur de mast gebruikte die staat op [adres] te [plaats] . Wanneer er vervolgens in de tijd verder gekeken wordt is te zien dat de GSM richting [plaats] gaat. Op 8 april 2024 te 00:22 uur is te zien dat de GSM een mast gebruikte in [plaats] , [adres] . Op 8 april 2024 te 00:42 uur maakt de GSM gebruik van een GSM in
[plaats] . Op diezelfde dag omstreeks 01:00 uur maakt de GSM voor het eerst weer gebruik van een mast in [plaats] .
Bewijsoverweging
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Uit de voornoemde bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat er in de nacht van 7 op 8 april 2024 met behulp van motorbenzine brand is gesticht in de woning aan de [adres] in [plaats] met gevaar voor goederen. De brand is gemeld om 00:51 uur. Uit het forensisch onderzoek blijkt verder dat als de brand niet tijdig was ontdekt en was geblust, de brand zich verder had kunnen ontwikkelen en zich zo had kunnen verspreiden naar andere delen van de woning en de woning van de buren aan de [adres] .
Aangezien de bewoners van [adres] ten tijde van de brand thuis waren, was door de brand ook levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of verdachte de brand heeft gesticht.
Uit de historische verkeersgegevens van de telefoon van verdachte blijkt dat zijn telefoon op 8 april 2024 om 00:22 uur een mast heeft aangestraald in [plaats] en om 01:00 uur een mast in [plaats] . Verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting ten stelligste ontkend de brand te hebben gesticht. Over waar hij die nacht wel precies was, heeft hij wisselend verklaard. Zo heeft hij in eerste instantie bij de politie verklaard dat hij in de bewuste nacht in een kroeg in Bolsward was. Uit onderzoek van de politie bleek echter dat de betreffende kroeg in die periode gesloten was. Verdachte heeft vervolgens in zijn tweede verhoor verklaard dat hij bij een vriend, genaamd [naam 2] , in Bolsward voetbal heeft gekeken.
De politie heeft aan hem gevraagd of hij op Google maps kan aanwijzen waar deze [naam 2] woont. Verdachte heeft verklaard dat hij dat niet weet. Over zijn telefoon heeft verdachte bij de politie verklaard dat hij deze had uitgeleend aan iemand wiens naam hij niet wilde noemen. Het zou iemand zijn die buiten Friesland zou wonen, maar een adres is voor verdachte onbekend. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat deze vriend [naam 3] heet, maar dat hij niet weet wat zijn achternaam is.
Verdachte heeft dus een alternatief scenario gegeven. Dat is slechts aannemelijk als het niet op het eerste gezicht ongeloofwaardig is en er in beginsel ook een verifieerbare onderbouwing aan ten grondslag ligt. De enkele verklaring van verdachte dat hij zijn telefoon heeft uitgeleend aan ene [naam 3] en dat deze [naam 3] dan de brand zou moeten hebben gesticht, is onvoldoende concreet en is, nu niet is aangegeven wat de achternaam van [naam 3] is, waar hij woont en waarom hij dan de brand zou hebben gesticht, niet verifieerbaar. Gelet op de wisselende en grotendeels niet verifieerbare verklaringen die verdacht op dit punt heeft afgelegd, acht de rechtbank dit alternatieve scenario onaannemelijk. Daarbij komt dat de telefoon van verdachte ten tijde van het plegen van de andere delicten in deze periode ook bij verdachte was.
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de brand heeft gesticht. Dat de raadsman nog heeft aangevoerd dat verdachte thuis moet zijn geweest ten tijde van de brand, omdat de verbalisanten later in de nacht zagen dat er iemand in zijn woning was, maakt het oordeel niet anders. Dat geldt ook voor de verklaring van de zus van verdachte.
Feit 5: bedreiging [slachtoffer 1]
De rechtbank acht het onder 5. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 7 juni 2024, opgenomen op pagina 874 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2024029122 d.d. 9 september 2024, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik doe aangifte van bedreiging met de dood. Ik woon aan de [adres] , [plaats] . Vandaag, vrijdag 7 juni 2024 kwam ik in de hal van mijn flatwoning, ik zag dat er twee brieven in de brievenbus lagen. Ik had één van die brieven die ochtend gezien op de app van Post.nl. Aan het handschrift en de taalfouten had ik al direct in de gaten dat deze brieven van [verdachte] waren. Toen ik de eerste brief opende zag ik dat daar een kaart in zat met daarop "Oprechte deelning". Ik zag dat daarop het volgende met de pen was geschreven: "jou dood word mooi en snel ga maar snel afschijt nemen". Ik heb toen de volgende brief geopend. Ik zag dat daarin een opgevouwen blocnote zat ter grote van A4 formaat. Ik zag dat daarop het volgende met een pen stond geschreven:
"geef je 3 dagen ben je bang blijbaar niet zal maar oproten want kogel zal je krijgen zal maar snel weg uit je huis wife Ik zag op de envelop dat de brieven op donderdag 6 juni 2024 waren verzonden. Ik dacht dat ik veilig was omdat [verdachte] in voorarrest zit, maar dat blijkt niet zo te zijn. Het gaat gewoon door.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 augustus 2024, opgenomen op pagina 883 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
In het onderzoek naar de bedreiging van aangever [slachtoffer 1] , zag ik door aangever overhandigde enveloppen met de daarbij behorende brief en kaart. Ik zag dat op beide enveloppen, de kaart en brief, met een blauwe pen geschreven was. De teksten, de schrijftaal, gebruik letter type/ handschrift, gebruik van woorden en taalfouten, op voornoemde enveloppen, brief en kaart, komen in bepaalde mate overeen met eerder aangetroffen geschreven teksten in zaken waarin [verdachte] verdachte is.
Op 18 juni 2024 had ik contact met de [instelling 2] waar aangehouden verdachte [verdachte] op dat moment gedetineerd zat.
Door de PI werd medegedeeld dat door hen geen administratie werd bijgehouden met betrekking tot uitgaande post.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal vooronderzoek lab van 22 augustus 2024, opgenomen in het FO-dossier met BVH-nummer [nummer] , inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Op 21 augustus 2024 vond een dactyloscopisch onderzoek plaats op de enveloppen om eventuele latente vingerafdrukken zichtbaar te maken. Tijdens dit onderzoek werden op beide enveloppen in totaal zes bruikbare dactyloscopische sporen waargenomen. Een van deze dactyloscopische sporen bevond zich aan de voorzijde van de binnenkant van de envelop: SIN AARZ3780NL.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal conclusie onderzoek dactyloscopische sporen van 30 september 2024, opgenomen in voornoemd FO-dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Overzicht resultaten
Het spoor AARZ3780NL levert een individualisatie op met [verdachte] , geboortedatum [geboortedatum] 1993.
Feit 6: beschadiging pand werkgever [slachtoffer 1]
De rechtbank acht het onder 6. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van 8 april 2024, opgenomen op pagina 80 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2024029122 d.d. 9 september 2024, inhoudend de verklaring van verdachte;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 20 februari 2024, opgenomen op pagina 440 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van
[getuige] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 25 maart 2024, opgenomen op pagina 463 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van
[getuige] ;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 26 maart 2024, opgenomen op pagina 481 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van
[getuige] ;
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 27 maart 2024, opgenomen op pagina 499 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van
[getuige] ;
6. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 28 maart 2024, opgenomen op pagina 517 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van
[getuige] ;
7. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 3 april 2024, opgenomen op pagina 537 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van
[getuige] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1., 2., 3. primair, 4., 5. en 6. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. ​
hij in de periode van 19 januari 2024 tot en met 8 april 2024 te [plaats] en [plaats] , gemeente Súdwest- Fryslân, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , door onder meer
  • veelvuldig -al dan niet door tussenkomst van derden- contact te zoeken met die [slachtoffer 1] , zulks terwijl deze heeft aangegeven geen contact te willen met verdachte en waarbij verdachte medio januari 2024 ook een zgn. STOP-gesprek heeft gehad bij de politie en
  • veelvuldig, op verschillende momenten rond te hangen bij het adres van de werkgever van die [slachtoffer 1] , te weten [bedrijf 1] , gevestigd aan de [adres] te [plaats] en aldaar teksten als
" [slachtoffer 1] de Hoer [adres] " en "Hoer [slachtoffer 1] " en " [slachtoffer 1] dood haar, Haha hoer dood, [slachtoffer 1] Kechbar" op de muren, deuren en ramen te zetten en posters met daarop foto's van de woonkamer van de woning van die [slachtoffer 1] te hangen en de tekst "huis van [slachtoffer 1] , dit is nog niks" te plakken op het pand van die werkgever en
  • zich op te houden bij de woningen van die [slachtoffer 1] , te weten de woningen aan de [adres] te [plaats] en de [adres] en aldaar bij voortduring, op verschillende momenten vernielingen aan te richten en teksten als "Hoer weg" en “Hoer weg nu" en "Hoer” op die panden en ramen van die panden aan te brengen en
  • brieven te maken en te verspreiden bij buren van [adres] onder meer de brief (rond 23 maart 2024) waarin verdachte heeft geschreven dat [slachtoffer 1] aangeeft dat zij uit [plaats] is vertrokken omdat zij met veel mannen seks heeft gehad, dat zij Borderline heeft en als escort werkt" en
  • bij [moeder van slachtoffer 1] , de moeder van die [slachtoffer 1] door de straat rijdt en zich ophoudt bij de woning van die [moeder van slachtoffer 1] en een briefje met foto's in de brievenbus van die
[moeder van slachtoffer 1] heeft gedaan met de tekst "Voor [moeder van slachtoffer 1] vies woning van u dochter, hopelijk is de nieuwe woning schoon, [adres] '' en aan die [slachtoffer 1] bericht dat hij bij de woning van haar moeder is en dat haar moeder met de hond loopt en
- een grote hoeveelheid aan whatsapp, SMS, Facebook en emailberichten te versturen aan die [slachtoffer 1] , telkens met beledigende, intimiderende of bedreigende berichten (al dan niet verstuurd middels aangemaakte fake accounts) onder meer de teksten
"(28/3/24) Je kan er nog van af komen dan is ga gesprek aan met mij. Dan kan alles klaar zijn het is aan jou dit is nog niks vraag me ex maar dus je weet me te wonen ik ben altijd wel thuis en je hoef niet alleen hoor neem iemand mee of vraag [naam 1] om gesprek dan heb je weer Un leven" en
"(28/3/24) Hey [slachtoffer 1] weet waar ik mee zit dat jij alles hebt gelogen over trauma dit en trauma dat want toen je mij aan de kant hebt gezet was gelijk Un andre gast dat doet pijn weetje dat en datje melding hebt gemaakt doet ook pijn en wat nu allemaal gebeurt is je eigen schuld ik weet niet of je dit binnen krijgt maar goed ik ben nog niet klaar ik ben klaar als je voelt wat ik voel pijn echt pijn slet watje er ben vies"
"(31/3/24) Hy kanker hoer ik ga jou nu zegen datje er aan gaat ben jou spug zat zat met melding doen ik heb niks gedaan ik heb gezegd niet meeer mij naam gebruiken je gaat er aan en je hele kanker fam vrienden ook dik bol kanker borderline herpes hoer" en
telkens met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en vrees aan te jagen;
hij in de periode 1 februari 2024 tot en met 5 april 2024 te [plaats] aan [adres] en [adres] , aan [adres] , meermalen, op verschillende tijdstippen, al dan niet in vereniging met een ander, telkens opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, telkens toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [bedrijf 2] , heeft vernield en onbruikbaar gemaakt, te weten
  • op 1 februari 2024 te [plaats] een auto, merk Peugeot 107, voorzien van het kenteken [kenteken] , die aan [slachtoffer 1] toebehoorde, heeft vernield door een steen door de achterruit van die auto te gooien en witte verf op deze auto te gooien en
  • op 28 maart 2024 [adres] de sloten van de achterdeur en voordeur van de woning [adres] , toebehorende aan [bedrijf 2] , tijdelijk onbruikbaar heeft gemaakt door deze sloten met enige stof dicht te spuiten en
  • op 28 maart 2024 te [plaats] het slot van de voordeur van de woning [adres] , toebehorende aan [bedrijf 2] , tijdelijk onbruikbaar heeft gemaakt door in dit slot een stof te spuiten en
  • op 29 maart 2024 [adres] het slot van de voordeur van de woning [adres] en de voordeur en ramen en de voor-, zij- en achtergevel van de woning [adres] , toebehorende aan [bedrijf 2] , beschadigd en tijdelijk
onbruikbaar heeft gemaakt door dit slot van de voordeur met enige stof dicht te spuiten en door met een spuitbus met zwarte verf de ramen, de voordeur en de gevels van genoemde woning te bespuiten en
- op of omstreeks 5 april 2024 [adres] een ruit aan de voorzijde van de woning [adres] , toebehorende aan [bedrijf 2] , heeft vernield door een steen door deze ruit te gooien;
3. primair
hij in de periode van 4 maart 2024 tot en met 5 maart 2024 te [plaats] , uit een woning aan de [adres] , meermalen, op verschillende tijdstippen
  • twee Wifi Camera's en
  • een Ziggo Smartwifi modem en
  • diverse ansichtkaarten, waaronder ontvangen verjaardagskaarten en
  • post t.n.v. [slachtoffer 1] en
  • bankpapieren van de SNS bank t.n.v. [slachtoffer 1] en
  • verzekeringspapieren en
  • een uittreksel uit de Gemeentelijke Basisadministratie t.n.v. [slachtoffer 1] en
  • ongeveer 620 euro aan cash geld en
  • twee zonnebrillen, toebehorende aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een valse sleutel, door zonder toestemming en medeweten van die [slachtoffer 1] met een door verdachte bijgemaakte huissleutel de woning aan de [adres] is binnengegaan;
hij op 8 april 2024 [adres] , nabij een woning aan de [adres] , in gebruik bij huurder [slachtoffer 1] en eigendom van [bedrijf 2] , opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een vuilniscontainer en door gebruik van motorbenzine en deze brandende vuilniscontainer tegen de achterdeur van die woning te plaatsen, ten gevolge waarvan die vuilniscontainer en de achterdeur van die woning en het dakbeschot van die woning geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, terwijl daarvan
  • gemeen gevaar voor goederen, te weten voor die woning en voor de in die woning aanwezige goederen en voor de naastgelegen woning en voor de in die naastgelegen woning aanwezige goederen en
  • levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen, te weten voor personen welke zich bevonden in de naastgelegen woning, te duchten was;
hij in de periode van 6 juni 2024 tot en met 7 juni 2024 te [plaats] , [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door deze [slachtoffer 1] naar het adres [adres] te [plaats]
  • een condoleancekaart te sturen met de tekst met oprechte deelneming en in deze kaart de tekst "Jou dood word mooi en snel ga maar snel afschijt nemen" te schrijven en
  • een brief te sturen met de tekst "Geef je 3 dagen. Ben je bang blijbaar niet zal maar oproten want kogel zul je krijgen zal maar snel weg uit je huis wife";
hij in de periode van 22 maart 2024 tot en met 31 maart 2024 te [plaats] , bij een pand aan [adres] , in gebruik bij [bedrijf 1] en eigendom van de gemeente Sudwest-Fryslân, meermalen, op verschillende tijdstippen, opzettelijk en wederrechtelijk genoemd pand te beschadigen door
  • op vijf verschillende momenten/dagen lijm in de sloten van dit pand te spuiten en
  • door meermalen teksten met zwarte verf op de ramen van dit pand te spuiten en
- door zwarte verf op de muren en ruiten van dit pand te smeren en daarbij teksten omtrent werkneemster [slachtoffer 1] erbij te zetten.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Belaging.
Medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen en
Opzettelijke wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen en onbruikbaar maken, meermalen gepleegd.
3. primair Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd.
4. Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar/gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
5. Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
6. Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2., 3. primair, 4., 5., 6. en
7. primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren en dat daarnaast aan verdachte de ongemaximeerde maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege (hierna ook: tbs met dwangverpleging) wordt opgelegd.
Daarnaast heeft zij gevorderd dat aan verdachte de vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v Sr wordt opgelegd voor de duur van 5 jaren, inhoudende een contactverbod met aangeefster en haar moeder en een locatieverbod zoals is geadviseerd door de reclassering, voor de duur van vijf jaren, met toepassing van de vervangende hechtenis van twee weken voor iedere keer dat verdachte niet aan de maatregel voldoet, met een maximum van zes maanden. De officier van justitie heeft de dadelijke uitvoerbaarheid van deze maatregel gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals die waren geformuleerd bij de beslissing tot schorsing van de voorlopige hechtenis, waarbij de voorwaarden 5 en 7 vervallen en de voorwaarden 9 en 10 worden gewijzigd. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Verdachte zit inmiddels ruim 16 maanden vast en is voldoende met de neus op de feiten gedrukt. Tijdens de schorsing heeft hij laten zien dat hij gemotiveerd is om aan alle vormen van (ambulante) behandeling en overige bijzondere voorwaarden mee te werken. Hoewel de schorsing is opgeheven, kwam dat niet door overtreding van het drugsverbod, maar vond de reclassering dat de voorwaarden op dat moment niet toereikend waren om het toezicht voort te zetten. Er zou een gevaar voor recidive bestaan dat vooral is gebaseerd op de uitlatingen van verdachte zelf. Verdachte heeft om hulp gevraagd, maar de wijze waarop hij dingen verwoord, is tegen hem gebruikt om een gevaar voor herhaling te construeren. Er was elektronische monitoring en verdachte heeft geen contact- of locatieverbod overtreden. Evenmin was er aanleiding om te veronderstellen dat hij dat zou doen. Hij heeft geen strafbare feiten begaan en heeft zich aan alle overige voorwaarden gehouden. Een forse voorwaardelijke gevangenisstraf zal voldoende recidivebeperkend werken.
Mocht de rechtbank een tbs met voorwaarden overwegen dan zal verdachte zich aan die voorwaarden houden, ook als dat in zou houden dat hij zich zal laten opnemen in een instelling.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het Pro Justitia rapport van psychiater A.W.M.M. Stevens van 7 juli 2025, het Pro Justitia rapport van psycholoog drs. J.H. Viersen van 30 juli 2024, de aanvulling daarop van
4 juli 2025 en het reclasseringsrapport van 16 oktober 2025, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een aanzienlijke hoeveelheid delicten waarbij met name de belaging en de brandstichting zeer ernstig zijn. Op 19 januari 2024 heeft de politie een stopgesprek met verdachte gevoerd. Dit heeft hem er echter niet van weerhouden om het slachtoffer, met wie hij slechts een aantal weken omgang heeft gehad, nog een aantal maanden op een zeer indringende, intimiderende en beangstigende wijze lastig te vallen, nadat zij hem eerder te kennen had gegeven geen contact meer te willen. Verdachte heeft geprobeerd veelvuldig contact met haar te zoeken en heeft zich herhaaldelijk opgehouden bij haar woning, die van haar moeder en bij het adres van haar werkgever. Zelfs nadat zij uit haar woning was weggevlucht voor verdachte, achterhaalde hij haar nieuwe adres en zocht hij haar ook op bij haar nieuwe woning. Dit is de woning waar verdachte later ook brand heeft gesticht. Verdachte is door
zo te handelen het leven en de veilige wereld van het slachtoffer binnengedrongen op een wijze die alle perken te buiten gaat. Overal dook verdachte op. Hij liet zich door niemand tegenhouden.
Zowel bij haar woning als bij het pand van haar werkgever heeft verdachte beledigende teksten op de muren, deuren en ramen aangebracht. Daarnaast heeft hij bedreigende berichten naar het slachtoffer gestuurd. Ook heeft hij spullen vernield door ruiten van haar auto en woning in te (laten) gooien en een vloeistof te spuiten in sloten van de woning waardoor deze niet meer konden worden gebruikt. Dit heeft hij ook verschillende malen gedaan bij het pand van haar werkgever. Verder heeft verdachte in de woning van het slachtoffer ingebroken. Vlak voor zijn aanhouding heeft hij brand gesticht bij haar woning waar zij op dat moment al niet meer verbleef, omdat zij (wederom) voor verdachte was gevlucht. Bij de brandstichting is onder meer levensgevaar voor de buren ontstaan. Zelfs vanuit de gevangenis is verdachte doorgegaan en heeft hij het slachtoffer bedreigd door haar een condoleancekaart en een brief te sturen.
Uit het spreekrecht dat namens het slachtoffer ter zitting is uitgeoefend blijkt hoe groot de gevolgen van het handelen van verdachte voor haar zijn geweest: zij heeft doodsangsten uitgestaan, heeft moeten vluchten en is banen kwijtgeraakt. Haar leven is geruïneerd door verdachte. Zij is tot op de dag van vandaag uitgeput, heeft PTSS opgelopen en heeft nog steeds slapeloze nachten en paniek- en angstaanvallen. Haar veilige en vertrouwde omgeving dicht bij haar vrienden en familie, een omgeving waarin zij zou kunnen werken aan herstel en traumas, is haar afgenomen door verdachte. Het slachtoffer is nog steeds zo bang voor verdachte dat zij op een geheim adres woont dat zelfs niet bekend is bij haar familie en vrienden. Deze situatie voelt voor haar als uitzichtloos en dat maakt haar depressief.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij met zijn handelen volledig voorbij is gegaan aan de gevoelens en de belangen van de aangeefster en slechts oog heeft gehad voor zichzelf en zijn eigen gevoelens van frustratie.
Hij is hierin zo ver gegaan dat hij brand heeft gesticht, waardoor er levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel is ontstaan voor de buren in de naastgelegen woning. Dat de schade beperkt is gebleven, is niet aan verdachte te danken. Hij heeft zich in het geheel niet bekommerd om de gevolgen van zijn handelen.
Persoon van verdachte
Volgens de psychiater lijdt verdachte aan een licht verstandelijke beperking, ADHD, een ernstige stoornis in cannabisgebruik en een matige stoornis in cocaïnegebruik, beiden in remissie in een gereguleerde omgeving. Deze stoornissen waren aanwezig ten tijde van het plegen van de feiten.
Verdachte heeft vanuit de ADHD en de licht verstandelijke beperking onvoldoende adequate copingvaardigheden ontwikkeld en overziet de gevolgen van zijn gedrag onvoldoende. Hij voelde zich onheus bejegend en wilde wraak nemen, wat hij aanvankelijk nog min of meer “binnen de normen” deed (het ei gooien), maar gaandeweg nam de frustratie toe over de verschillende meldingen die aangeefster deed over
verdachte, waardoor hij in toenemende mate zon op genoegdoening. Het advies is om de feiten in verminderde mate toe te rekenen aan verdachte.
Zonder behandeling van verdachte wordt het risico op recidive van belagingsgedrag als hoog ingeschat. De combinatie van psychische problemen geeft bij verdachte veel risicofactoren en er zijn nauwelijks beschermende factoren. Verdachte is eerder (gedwongen) in behandeling geweest met reclasseringstoezicht en blijft desondanks recidiveren in delictgedrag.
Gezien de psychische stoornissen en het als hoog ingeschatte recidiverisico, indien verdachte niet behandeld zou worden, is het van belang dat hij behandeling zal blijven krijgen. Een (deels) voorwaardelijke vrijheidsstraf met bijzondere voorwaarden en reclasseringstoezicht is overwogen. Deze heeft hij eerder gehad met uiteindelijk onvoldoende resultaat. Van belang is ook dat, indien hij zich onverhoopt niet aan de voorwaarden zou houden, dit zou betekenen dat de voorwaardelijke straf ten uitvoer wordt gelegd en hij behandeling zou ontberen, wat
zeer onwenselijk wordt geacht.
Zowel een tbs voorwaarden als een tbs met dwangverpleging zijn overwogen, waarbij in eerste instantie de voorkeur uit is gegaan naar een tbs met dwangverpleging, omdat er wat twijfels zijn over de behandelmotivatie van verdachte. De voorlopige hechtenis van verdachte is echter medio mei 2024 geschorst en volgens informatie van de toezichthouder gaat het thuis goed en houdt verdachte zich aan de gemaakte afspraken. Een tbs met voorwaarden is dan ook te overwegen, waarbij er dan wel hele duidelijke afspraken met verdachte moeten worden gemaakt over de voorwaarden en het plan van aanpak.
De psycholoog komt tot eenzelfde diagnose en toerekenbaarheid. Daarbij heeft de psycholoog nog aangegeven dat een terbeschikkingstelling met voorwaarden passend is in de situatie dat verdachte voornemens is om mee te werken aan de voorwaarden. Maar dat een dergelijk traject een beperkte kans van slagen heeft, omdat verdachte tijdens het onderzoek volhardend en consistent heeft aangegeven niet te zullen meewerken aan een (klinische) behandeling en/of beschermd wonen. Vanuit gedragskundig oogpunt is een tbs met dwangverpleging dan ook de enige optie om verdachte te bewegen tot gedragsverandering en daarmee te komen tot het verlagen van het recidiverisico. Omdat de reclassering op 2 juli 2025 nog heeft gemeld dat verdachte vooralsnog goed lijkt mee te werken met de aan hem opgelegde schorsingsvoorwaarden, kan dat een argument zijn om wel te starten met een terbeschikkingstelling met voorwaarden.
De rechtbank neemt voormelde conclusies ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid van verdachte over en maakt deze tot de hare. De rechtbank rekent het bewezenverklaarde verminderd aan verdachte toe.
Verder tekent de rechtbank aan dat de rapporten van de deskundigen zijn opgesteld zonder de wetenschap van opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis. In hun adviezen hebben de deskundigen zich wel uitgelaten over de situatie waarin verdachte zich niet weet te houden aan de voorwaarden, zodat de rechtbank zich hier voldoende over geïnformeerd acht.
Naar aanleiding van de rapportages van de psychiater en de psycholoog is door de reclassering een maatregelrapport opgemaakt.
Hierin staat vermeld dat de reclassering op 16 juli 2025 heeft geadviseerd om de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen vanwege het overtreden van het drugsverbod.
De ambulante begeleiding van Limor bleek op dat moment ontoereikend om de problematiek te behandelen. Het NIFP-advies zorgde bovendien ook voor extra spanning bij verdachte, die aangaf drugs te moeten gebruiken om rustig te blijven. Deze crisis illustreert het kernprobleem, namelijk dat alleen ambulante begeleiding onvoldoende is om verdachte te stabiliseren en het recidiverisico te beperken.
Uit de hulpverleningsgeschiedenis van verdachte blijkt een vast patroon: hij start behandelingen in crisissituaties maar haakt af zodra de acute nood voorbij is, stopt dan met ADHD-medicatie en weigert over zijn verleden te praten. Zo kwam de ambulante hulp bij Trajectum in 2020 tot 2022 onvoldoende van de grond doordat verdachte de motivatie verloor waardoor ook de kernproblematiek onvoldoende werd behandeld. De conclusie kan in ieder geval worden getrokken dat het hulpverleningstraject moet worden geïntensiveerd tot een klinisch traject. Een tbs met voorwaarden waarbij wordt gestart met een klinische behandeling en daarna een ambulante behandeling en begeleiding, is een theoretische mogelijkheid. Het probleem hierin is echter de beperkte en vooral ook wisselende bereidheid van verdachte om hier aan mee te werken.
Het uiteindelijke advies is dan ook dat een tbs met voorwaarden te weinig mogelijkheden biedt om de risicos te beperken of het gedrag te veranderen.
Straf en maatregelen
Bij het bepalen van de straf houdt de rechtbank in strafverzwarende zin rekening met het strafblad van verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor belaging en vernieling. Daarbij merkt de rechtbank op de verdachte tweemaal eerder is veroordeeld voor brandstichting. Dit is weliswaar al langer geleden, maar desondanks zeer zorgelijk.
Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigen de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten de oplegging van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Bij de bepaling van de duur daarvan heeft de rechtbank de eis van de officier van justitie als uitgangspunt genomen, te weten een gevangenisstraf van drie jaren. De rechtbank zal, meer dan de officier van justitie, rekening houden met de verminderde toerekenbaarheid van verdachte en de op te leggen straf matigen naar een gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank zal daarnaast aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling opleggen.
Blijkens de hiervoor al genoemde psychiatrische en psychologische rapportage bestond bij verdachte tijdens het begaan van de delicten een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. De door verdachte begane brandstichting is een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en de belaging betreft het misdrijf omschreven in artikel 37a lid 1 sub 2 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Het gaat bij brandstichting bovendien om een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Verder eist de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de oplegging van die maatregel.
In tegenstelling tot de verdediging acht de rechtbank een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden dan wel een tbs met voorwaarden niet passend en ontoereikend.
Zowel de psychiater als de psycholoog geven in eerste instantie de voorkeur aan een tbs met dwangverpleging, maar hebben uiteindelijk een tbs met voorwaarden geadviseerd, omdat verdachte zich ten tijde van het uitbrengen van de rapportages hield aan de voorwaarden die hem in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis waren opgelegd. De reclassering heeft negatief geadviseerd over een tbs met voorwaarden vanwege de wisselende bereidheid van verdachte om mee te werken aan voorwaarden.
Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij vindt dat hij wel behandeling nodig heeft, maar dat dit ambulant kan. Als hij naar een kliniek moet dan zal hij alles kwijtraken en als hij ambulant wordt behandeld, dan kan hij thuis wonen en zijn familie zien. Overdag zou hij wel naar een kliniek willen. Hij wil overal wel aan meewerken, maar het liefst vanuit huis. Indien er een tbs zou worden opgelegd, dan hoopt hij dat het een tbs met voorwaarden wordt en dat de klinische opname voor een korte periode is.
De rechtbank heeft er echter geen vertrouwen in dat verdachte zich langdurig kan committeren aan eventueel te stellen voorwaarden. Hij lijkt onvoldoende ziektebesef en ziekte-inzicht te hebben en zijn intrinsieke motivatie voor een behandeling ontbreekt. Daarbij komt dat het hem eerder niet is gelukt om zich te houden aan bijzondere voorwaarden en is tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis ook gebleken dat hij zich niet aan alle voorwaarden kon houden. Verdachte blijft ondanks eerdere behandelingen en reclasseringstoezichten recidiveren. De mogelijkheid bieden aan verdachte om te laten zien dat hij zich wel kan houden aan voorwaarden in het kader van een tbs met voorwaarden, acht de rechtbank onverantwoord, gelet op de ernst van de feiten en het hoge recidiverisico.
Alles overwegende zal de rechtbank dan ook aan verdachte de maatregel van verpleging van overheidswege opleggen. De maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege wordt opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten brandstichting. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Maatregel ex artikel 38v Sr
De rechtbank is, gelet op het hoge recidiverisico dat blijkt uit de rapportages van de deskundigen, van oordeel dat oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten door verdachte passend en geboden is.
Deze maatregel bestaat uit een contact- en een locatieverbod. Het contactverbod houdt in dat verdachte gedurende vijf jaren op geen enkele wijze -direct of indirect- contact mag opnemen met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 1988 en haar moeder [moeder van slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 1962.
Het locatieverbod houdt in dat verdachte zich gedurende vijf jaren niet mag bevinden in de woonplaats van [moeder van slachtoffer 1] , op dit moment is dat [plaats] en de gemeenten [gemeente 1] , [gemeente 2] , [gemeente 3] en [gemeente 4] .
De rechtbank zal bepalen dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van twee weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van zes maanden.
Aangezien voldaan is aan het criterium van artikel 38v lid 4 Sr, te weten dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend jegens [slachtoffer 1] zal gedragen, zal de rechtbank beslissen dat het contact- en locatieverbod dadelijk uitvoerbaar wordt verklaard.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank acht het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een GSM, merk Samsung (G1707348) vatbaar voor verbeurdverklaring nu het onder 1. ten laste gelegde is begaan en deze toebehoort aan verdachte.

Benadeelde partij

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 6.289,54 ter vergoeding van materiële schade en 10.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum
waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gehele vordering voor toewijzing vatbaar is met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en toepassing van de wettelijke rente.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de gevorderde kosten die zien op de posten gederfd huurgenot, kosten eigen risico, reiskosten en taxatiekosten ten behoeve van vaststelling van de schade aan de auto.
Ten aanzien van de kosten voor de opslagbox heeft de raadsman naar voren gebracht dat hij zich afvraagt of er voldoende concreet causaal verband is met het bewezenverklaarde.
Voor wat betreft de kosten die zien op de schade aan de auto heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat grondig moet worden gekeken naar het arbeidsloon, omdat hem dit hoog voorkomt.
Ten aanzien van de gevorderde schade als gevolg van de inbraak en vernieling in de woning heeft de raadsman aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte 620,00 uit de woning van de benadeelde partij heeft weggenomen, noch dat verdachte verantwoordelijk kan worden gehouden voor het gasverbruik en de overige gevorderde schade. Bovendien ontbreekt voldoende causaal verband met de inbraak. Dit deel van de vordering moet dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard, dan wel worden afgewezen.
De raadsman heeft gesteld dat de vordering van de immateriële schade voldoende onderbouwd is, maar hij pleit wel voor behoorlijke matiging van het bedrag.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde materiële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1., 2. en 3. primair bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende gemotiveerd namens verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 8 april 2024.
Bij de beoordeling van de gevorderde immateriële schade heeft de rechtbank acht geslagen op bedragen die in vergelijkbare zaken zijn toegewezen. Daarnaast heeft de rechtbank gelet op de bedragen die in de Rotterdamse schaal als uitgangspunt worden genomen en daarbij aansluiting gezocht bij categorie A, de meeste ernstige vorm van belaging.
Onder die categorie valt belaging die langdurig (meestal langer dan één jaar), frequent en intensief is. De dader benadert de benadeelde zowel op afstand (bellen, berichten, brieven e.d.) als fysiek (zoals achtervolgen, ophouden rondom de woning van de benadeelde, de woning betreden en/of vernieling van de woning). De dader zoekt ook contact via personen in de omgeving van de benadeelde. In dat geval is een bedrag tussen de 5.000,00 en
8.000,00 aangewezen.
In de onderhavige zaak is weliswaar niet sprake geweest van een belaging die langer dan een jaar heeft geduurd, maar had de belaging wel een zeer hoge frequentie en intensiteit.
Naast de al genoemde handelingen heeft verdachte zich onder andere opgehouden bij het werk van de benadeelde partij, heeft herhaaldelijk haar woning en pand van haar werkgever beklad met beledigende teksten, heeft berichten over haar verspreid bij buren en heeft haar bedreigd.
Bij het bepalen van de hoogte van het toe te wijzen bedrag heeft de rechtbank mede in aanmerking genomen dat verdachte naast de belaging brand heeft gesticht bij de woning van de benadeelde partij en dat hij haar met de dood heeft bedreigd. Daar komt bij dat de benadeelde partij door het handelen van verdachte meerdere malen heeft moeten verhuizen en dat zij PTSS heeft opgelopen. De gevolgen zijn nog altijd aanzienlijk voor haar.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het voldoende aannemelijk is dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van de bewezenverklaarde feiten.
De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende namens verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 8 april 2024.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 33a, 33b, 36f, 37a, 37b, 38v, 38w, 47, 57, 157, 285, 285b, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 7. is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1., 2., 3. primair, 4., 5. en 6. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld en beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
De maatregel dat de veroordeelde voor de duur van vijf jaren op geen enkele wijze -direct of indirect- contact zal opnemen, zoeken of hebben met slachtoffer [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 1988 en haar moeder [moeder van slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 1962.
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van de vervangende hechtenis bedraagt twee weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van zes maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
De maatregel dat de veroordeelde voor de duur van vijf jaren zich niet zal ophouden in [plaats] , de woonplaats van [moeder van slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 1962 en in de gemeenten [gemeente 1] , [gemeente 2] , [gemeente 3] en [gemeente 4] .
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van de vervangende hechtenis bedraagt twee weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van zes maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de opgelegde maatregelen contactverbod en locatieverbod dadelijk uitvoerbaar zijn.
Verklaart verbeurd de in beslag genomen GSM, merk Samsung (G1707348).
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer 1] te betalen:
  • het bedrag van 16.289,54 (zegge: zestienduizend tweehonderdnegenentachtig euro en vierenvijftig cent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 8 april 2024 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat te betalen een bedrag van 16.289,54 (zegge: zestienduizend tweehonderdnegenentachtig euro en vierenvijftig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 april 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit 6.289,54 aan materiële schade en
10.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 116 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Joha, voorzitter, mr. M. Brinksma en mr. A. de Jong, rechters, bijgestaan door mr. L.T.A. Fokkema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 november 2025.