Feit 4: brandstichting woning [slachtoffer 1]
De rechtbank acht het onder 4. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 9 april 2024, opgenomen op pagina 667 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2024029122 d.d. 9 september 2024, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik doe aangifte van brandstichting van mijn woning aan de [adres] in [plaats] . Deze woning is het eigendom van [bedrijf 2] . Pleegdatum: tussen maandag 8 april 2024 om 00:51 uur en maandag 8 april 2024 om 01:46 uur.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 8 april 2024, opgenomen op pagina 676 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] :
Op 8 april omstreeks 00:52 uur kregen wij de melding te gaan naar de [adres] in verband met een woningbrand. De woning stond vol rook. Nadat de brand geblust was vertelde de bevelvoerder ons dat de groene kliko welke tegen de achterdeur was gezet volledig uitgebrand was.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal forensisch onderzoek woning [adres] [plaats] van 30 april 2024, opgenomen op pagina 687 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Bevindingen
Op de grond, ter hoogte van de achterdeur van de woning, zag ik brandresten, die door mij werden herkend als de restanten van een container en daarbij behorende inhoud. Door mij werd ter hoogte van de brandresten een meting verricht naar vluchtige componenten. Hierbij werd
achterdeur werd uitgevoerd. Ik verwijderde de tuintegels onder de brandresten, tegen de drempel van de achterdeur aan, en zag dat zich hieronder een zandlaag bevond. Bij het verwijderen van de tegels nam ik een sterke brandstofgeur waar. Hierop deed ik een meting naar vluchtige componenten van de zandlaag, ter hoogte van de drempel van de achterdeur. Deze meting leverde een sterk verhoogde waarde op die een indicatie gaf voor de aanwezigheid van eventuele brandversnellende middelen. Ik stelde een grondmonster (spooridentificatienummer AAPQ5799NL) van deze locatie veilig voor onderzoek naar eventuele brandversnellende middelen.
Samenvatting
Gelet op de doorgebrande deur, de door brand aangetaste sierlijst boven deze deur en de roetvorming op de naast de deur gelegen gevel, moest de brandhaard zich tegen of dichtbij de achterdeur heeft bevonden. Aangezien:
Er op deze locatie geen technische voorzieningen waren die de brand hadden kunnen veroorzaken,
Er geen sprake was van (weers)omstandigheden die een spontane brand konden verklaren,
Er motorbenzine in het ter hoogte van de brandhaard veiliggestelde monster is aangetroffen, is een opzettelijk brandstichting het meest waarschijnlijke scenario ten aanzien van het ontstaan van de brand. Gevaarzetting
Uit de situatie ter plaatse blijkt dat de brand schade heeft veroorzaakt aan de container en de woning, waaruit het te duchten gemeen gevaar voor goederen is gebleken.
Verder blijkt uit de situatie ter plaatse dat de brand, indien deze niet tijdig was ontdekt en geblust, zich verder had kunnen ontwikkelen en zich zo had kunnen verspreiden naar andere delen van de woning en de aangrenzende woning ( [adres] ). Aangezien de bewoners van [adres] thuis waren ten tijde van de brand, was door de brand gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of levensgevaar voor een ander te duchten.
3. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer [nummer] , van 23 april 2024 opgemaakt door ing. J. Dogger, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, opgenomen op pagina 700
e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend als zijn/haar verklaring:
Te onderzoeken materiaal: SIN AAPQ5799NL
Conclusie: In het monster zijn vluchtige stoffen aangetoond die afkomstig zijn van motorbenzine.
4. Een proces-verbaal van bevindingen van 16 april 2024, opgenomen op pagina 731 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Uit bovenstaand schema blijkt dat de GSM van verdachte [verdachte] op 7 april 2024 te 23:02 uur de mast gebruikte die staat op [adres] te [plaats] . Wanneer er vervolgens in de tijd verder gekeken wordt is te zien dat de GSM richting [plaats] gaat. Op 8 april 2024 te 00:22 uur is te zien dat de GSM een mast gebruikte in [plaats] , [adres] . Op 8 april 2024 te 00:42 uur maakt de GSM gebruik van een GSM in
[plaats] . Op diezelfde dag omstreeks 01:00 uur maakt de GSM voor het eerst weer gebruik van een mast in [plaats] .
Bewijsoverweging
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Uit de voornoemde bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat er in de nacht van 7 op 8 april 2024 met behulp van motorbenzine brand is gesticht in de woning aan de [adres] in [plaats] met gevaar voor goederen. De brand is gemeld om 00:51 uur. Uit het forensisch onderzoek blijkt verder dat als de brand niet tijdig was ontdekt en was geblust, de brand zich verder had kunnen ontwikkelen en zich zo had kunnen verspreiden naar andere delen van de woning en de woning van de buren aan de [adres] .
Aangezien de bewoners van [adres] ten tijde van de brand thuis waren, was door de brand ook levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of verdachte de brand heeft gesticht.
Uit de historische verkeersgegevens van de telefoon van verdachte blijkt dat zijn telefoon op 8 april 2024 om 00:22 uur een mast heeft aangestraald in [plaats] en om 01:00 uur een mast in [plaats] . Verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting ten stelligste ontkend de brand te hebben gesticht. Over waar hij die nacht wel precies was, heeft hij wisselend verklaard. Zo heeft hij in eerste instantie bij de politie verklaard dat hij in de bewuste nacht in een kroeg in Bolsward was. Uit onderzoek van de politie bleek echter dat de betreffende kroeg in die periode gesloten was. Verdachte heeft vervolgens in zijn tweede verhoor verklaard dat hij bij een vriend, genaamd [naam 2] , in Bolsward voetbal heeft gekeken.
De politie heeft aan hem gevraagd of hij op Google maps kan aanwijzen waar deze [naam 2] woont. Verdachte heeft verklaard dat hij dat niet weet. Over zijn telefoon heeft verdachte bij de politie verklaard dat hij deze had uitgeleend aan iemand wiens naam hij niet wilde noemen. Het zou iemand zijn die buiten Friesland zou wonen, maar een adres is voor verdachte onbekend. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat deze vriend [naam 3] heet, maar dat hij niet weet wat zijn achternaam is.
Verdachte heeft dus een alternatief scenario gegeven. Dat is slechts aannemelijk als het niet op het eerste gezicht ongeloofwaardig is en er in beginsel ook een verifieerbare onderbouwing aan ten grondslag ligt. De enkele verklaring van verdachte dat hij zijn telefoon heeft uitgeleend aan ene [naam 3] en dat deze [naam 3] dan de brand zou moeten hebben gesticht, is onvoldoende concreet en is, nu niet is aangegeven wat de achternaam van [naam 3] is, waar hij woont en waarom hij dan de brand zou hebben gesticht, niet verifieerbaar. Gelet op de wisselende en grotendeels niet verifieerbare verklaringen die verdacht op dit punt heeft afgelegd, acht de rechtbank dit alternatieve scenario onaannemelijk. Daarbij komt dat de telefoon van verdachte ten tijde van het plegen van de andere delicten in deze periode ook bij verdachte was.
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de brand heeft gesticht. Dat de raadsman nog heeft aangevoerd dat verdachte thuis moet zijn geweest ten tijde van de brand, omdat de verbalisanten later in de nacht zagen dat er iemand in zijn woning was, maakt het oordeel niet anders. Dat geldt ook voor de verklaring van de zus van verdachte.
Feit 5: bedreiging [slachtoffer 1]
De rechtbank acht het onder 5. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 7 juni 2024, opgenomen op pagina 874 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2024029122 d.d. 9 september 2024, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik doe aangifte van bedreiging met de dood. Ik woon aan de [adres] , [plaats] . Vandaag, vrijdag 7 juni 2024 kwam ik in de hal van mijn flatwoning, ik zag dat er twee brieven in de brievenbus lagen. Ik had één van die brieven die ochtend gezien op de app van Post.nl. Aan het handschrift en de taalfouten had ik al direct in de gaten dat deze brieven van [verdachte] waren. Toen ik de eerste brief opende zag ik dat daar een kaart in zat met daarop "Oprechte deelning". Ik zag dat daarop het volgende met de pen was geschreven: "jou dood word mooi en snel ga maar snel afschijt nemen". Ik heb toen de volgende brief geopend. Ik zag dat daarin een opgevouwen blocnote zat ter grote van A4 formaat. Ik zag dat daarop het volgende met een pen stond geschreven:
"geef je 3 dagen ben je bang blijbaar niet zal maar oproten want kogel zal je krijgen zal maar snel weg uit je huis wife Ik zag op de envelop dat de brieven op donderdag 6 juni 2024 waren verzonden. Ik dacht dat ik veilig was omdat [verdachte] in voorarrest zit, maar dat blijkt niet zo te zijn. Het gaat gewoon door.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 augustus 2024, opgenomen op pagina 883 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
In het onderzoek naar de bedreiging van aangever [slachtoffer 1] , zag ik door aangever overhandigde enveloppen met de daarbij behorende brief en kaart. Ik zag dat op beide enveloppen, de kaart en brief, met een blauwe pen geschreven was. De teksten, de schrijftaal, gebruik letter type/ handschrift, gebruik van woorden en taalfouten, op voornoemde enveloppen, brief en kaart, komen in bepaalde mate overeen met eerder aangetroffen geschreven teksten in zaken waarin [verdachte] verdachte is.
Op 18 juni 2024 had ik contact met de [instelling 2] waar aangehouden verdachte [verdachte] op dat moment gedetineerd zat.
Door de PI werd medegedeeld dat door hen geen administratie werd bijgehouden met betrekking tot uitgaande post.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal vooronderzoek lab van 22 augustus 2024, opgenomen in het FO-dossier met BVH-nummer [nummer] , inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Op 21 augustus 2024 vond een dactyloscopisch onderzoek plaats op de enveloppen om eventuele latente vingerafdrukken zichtbaar te maken. Tijdens dit onderzoek werden op beide enveloppen in totaal zes bruikbare dactyloscopische sporen waargenomen. Een van deze dactyloscopische sporen bevond zich aan de voorzijde van de binnenkant van de envelop: SIN AARZ3780NL.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal conclusie onderzoek dactyloscopische sporen van 30 september 2024, opgenomen in voornoemd FO-dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Overzicht resultaten
Het spoor AARZ3780NL levert een individualisatie op met [verdachte] , geboortedatum [geboortedatum] 1993.
Feit 6: beschadiging pand werkgever [slachtoffer 1]
De rechtbank acht het onder 6. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van 8 april 2024, opgenomen op pagina 80 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2024029122 d.d. 9 september 2024, inhoudend de verklaring van verdachte;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 20 februari 2024, opgenomen op pagina 440 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 25 maart 2024, opgenomen op pagina 463 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 26 maart 2024, opgenomen op pagina 481 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 27 maart 2024, opgenomen op pagina 499 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van
6. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 28 maart 2024, opgenomen op pagina 517 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van
7. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 3 april 2024, opgenomen op pagina 537 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van