ECLI:NL:RBNNE:2025:4554

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
16 oktober 2025
Publicatiedatum
4 november 2025
Zaaknummer
LEE 25/3338
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening jeugdhulp wegens ontbreken spoedeisend belang

Op 16 oktober 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak LEE 25/3338, waarin verzoeker, vertegenwoordigd door zijn moeder, een voorlopige voorziening vroeg met betrekking tot de toekenning van jeugdhulp. Verzoeker was het niet eens met de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen, dat hem jeugdhulp had toegekend voor een bepaalde periode. De voorzieningenrechter heeft de belangen van verzoeker en het college afgewogen en vastgesteld dat het verzoek niet meer spoedeisend was. Tijdens de zitting op 9 oktober 2025 werd duidelijk dat het college een nieuw aanbod had gedaan voor verlenging van de jeugdhulp, wat door verzoeker was geaccepteerd. Hierdoor was er geen spoedeisend belang meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter verklaarde het verzoek niet-ontvankelijk, maar veroordeelde het college wel tot betaling van de proceskosten aan verzoeker, inclusief het griffierecht. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 16 oktober 2025.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 25/3338

uitspraak van de voorzieningenrechter van 16 oktober 2025 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

wettelijk vertegenwoordiger: [wettelijk vertegenwoordiger] (moeder van verzoeker)
(gemachtigde: L.R.J. Folkers),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen, het college
(gemachtigden: G.K.L. Vos en L. Alma).

Samenvatting

1. Deze uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening gaat over de toekenning van jeugdhulp aan verzoeker. Verzoeker is het hier niet mee eens. Hij verzoekt daarom om een voorlopige voorziening en voert daartoe een aantal gronden aan. De voorzieningenrechter weegt de belangen van verzoeker die pleiten vóór het treffen van een voorlopige voorziening en de belangen van het college die pleiten tegen het treffen daarvan, aan de hand van de gronden van verzoeker als volgt af.
1.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat bij de behandeling ter zitting is komen vast te staan dat het verzoek niet meer spoedeisend is. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Verzoeker heeft een aanvraag ingediend voor jeugdhulp. Het college heeft aan verzoeker met het besluit van 26 februari 2025 jeugdhulp toegekend voor de periode 1 maart 2025 tot en met 30 juni 2025. Deze hulp zou worden geboden door Team050 voor 4 uur per week. Met het besluit van 27 mei 2025 heeft het college deze jeugdhulp ambtshalve verlengd tot en met 30 september 2025.
2.1.
Met het bestreden besluit van 11 juli 2025 op het bezwaar van verzoeker was het college bij het besluit van 26 februari 2025 gebleven. Hierbij gaf het college aan dat er meer onderzoek nodig was om het recht op jeugdhulp te beoordelen. Omdat verzoeker vroeg om een beslissing op bezwaar is het besluit genomen. Daarnaast heeft het college aangegeven dat het aanvullende onderzoek voor 30 september 2025 zou zijn afgerond.
2.2.
Verzoeker heeft tegen het besluit van 11 juli 2025 beroep ingesteld en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen. Het college heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
2.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 9 oktober 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de wettelijk vertegenwoordiger van verzoeker, de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigden van het college.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Heeft verzoeker een spoedeisend belang?
3. De voorzieningenrechter kan op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht tijdens een beroepsprocedure een voorlopige voorziening treffen, indien ‘onverwijlde spoed’ dat gelet op de betrokken belangen vereist. Dit wordt het spoedeisend belang genoemd. De voorzieningenrechter neemt het spoedeisend belang aan, als verzoeker ten gevolge van het bestreden besluit in een noodsituatie dreigt te verkeren, dan wel als het besluit leidt tot dreigende onomkeerbare gevolgen.
3.1.
Bij e-mailbericht van 15 september 2025 heeft het college aan verzoeker aangeboden om zijn indicatie voor jeugdhulp bij Team050 tot en met 31 augustus 2026 te verlengen voor 5 uur begeleiding per week. Hierbij heeft het college aangegeven dat het aanvullend onderzoek eind september kan doorgaan zodat besproken kan worden wat verzoeker op dit moment nodig heeft. De wettelijk vertegenwoordiger van verzoeker heeft dit aanbod, na overleg met de gemachtigde, op 15 september 2025 niet geaccepteerd.
3.2.
Op de zitting van 9 oktober 2025 bij de voorzieningenrechter is het eerder gedane aanbod door het college herhaald en verduidelijkt. Hierbij heeft het college aangegeven dat het voorstel inhoudt dat de jeugdhulp op maat door Team050 van 5 uur per week wordt verlengd tot en met 31 augustus 2026. Ook heeft de gemachtigde van het college hierbij aangegeven dat tot 1 september 2026 de begeleiding niet in uren of soort zorg zal worden aangepast, tenzij blijkt dat er meer zorg nodig is. Wel heeft de gemachtigde van het college aangegeven dat er in juni / juli 2026 een evaluatie zal plaatsvinden om te kijken of en welke zorg verzoeker vanaf 1 september 2026 nodig heeft. Hierbij heeft de gemachtigde van het college aangegeven dat zij dit voorstel aan WIJ Groningen zal terugkoppelen, zodat de indicatie tot 1 september 2026 niet zal worden aangepast. De wettelijk vertegenwoordiger en de gemachtigde van verzoeker hebben dit ter zitting door het college geconcretiseerde en verduidelijkte aanbod geaccepteerd.
3.3.
Gelet op het door het college gedane aanbod en het feit dat verzoeker dit aanbod ter zitting heeft geaccepteerd ziet de voorzieningenrechter geen spoedeisend belang (meer) voor het treffen van een voorlopige voorziening.

Conclusie en gevolgen

4. Het verzoek is niet ontvankelijk, omdat er geen spoedeisend belang meer is. Dat betekent dat de voorzieningenrechter niet toekomt aan de bespreking van de inhoudelijke argumenten.
4.1.
De voorzieningenrechter ziet wel aanleiding om het college te veroordelen in de proceskosten. Hiertoe overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Het college heeft het op 15 september 2025 gedane voorstel pas op de zitting van 9 oktober 2025 verhelderd en geconcretiseerd. Met name het soort onderzoek dat nog moet plaatsvinden en wanneer dit onderzoek gaat plaatsvinden was voor verzoeker onduidelijk. Nu het college deze punten pas op de zitting bij de voorzieningenrechter heeft verduidelijkt ziet de voorzieningenrechter aanleiding om het verzoek om vergoeding van de proceskosten toe te wijzen. Het college dient het griffierecht aan verzoeker te vergoeden en ook krijgt verzoeker een vergoeding van zijn proceskosten. Deze vergoeding bedraagt € 1.814,– omdat de gemachtigde van verzoeker een verzoekschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt het college tot betaling van € 1.814,- aan verzoeker;
  • draagt het college op het betaalde griffierecht van € 53,- aan verzoeker te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van
mr. S.I. Havinga, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 16 oktober 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.