Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder parketnummers 18/328707-24 onder 1 primair en onder 2, 18/390330-24, 18/071178-24 en 18/029151-25 ten laste gelegde.
Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat ter zake van de onder parketnummer 18/328707-24 onder 1 primair ten laste gelegde brandstichting sprake was van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte zodat sprake is van medeplegen van brandstichting. Omdat zich naast de in brand gestoken tafels en stoelen bedrijfspanden bevonden met daarboven bewoonde appartementen, was van de brandstichting naast gemeen gevaar voor goederen ook levensgevaar te duchten. Verdachte dient ter zake van het onder parketnummer 18/071178-24 onder 1 ten laste gelegde te worden vrijgesproken van het voorhanden hebben gehad van een gaspistool van het merk Röhm, nu dit vuurwapen niet onder verdachte in beslag is genomen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de onder parketnummer 18/328707-24 onder 1 primair ten laste gelegde brandstichting en moet worden vrijgesproken van het onder parketnummer 18/071178-24 onder 1 ten laste gelegde voorhanden hebben van gaspistool van het merk Röhm.
Ten aanzien van de brandstichting heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het dossier geen proces-verbaal van de brandweer bevat en uit het dossier niet blijkt of en welke schade is ontstaan aan de muur of de ramen van het restaurant of aan de overkapping. Nu niets bekend is over de brandbaarheid van de materialen en de hevigheid en duur van de brand die nodig is om andere materialen vlam te doen vatten, kan niet worden vastgesteld dat van de brandstichting gemeen gevaar voor goederen of levensgevaar te duchten was.
De raadsvrouw heeft geen bewijsverweren gevoerd ten aanzien van de overige ten laste gelegde feiten.
Oordeel van de rechtbank
18/328707-24
De rechtbank acht het onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1.
De door verdachte ter zitting van 16 oktober 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 9 september 2024 was ik thuis bij mijn moeder toen zij rond 00.30 uur werd gebeld door mijn tante. Mijn tante zei dat ze bang was omdat mensen van cafetaria [bedrijf] met verschillende autos door haar straat reden. Ik hoorde mijn tante huilen. Daarop ging bij mij een knop om. Ik heb toen [medeverdachte] gebeld. Hij had zn twijfels over het plan om brand te stichten, maar ik heb hem kunnen overhalen. Hij kwam met zijn scooter naar de woning van mijn moeder. Ik heb uit de schuur een jerrycan en een bijl gepakt. In de jerrycan zat 2-taktbenzine. Vervolgens zijn [medeverdachte] en ik op zijn scooter naar cafetaria [bedrijf] gereden. [medeverdachte] bestuurde de scooter en ik zat achterop. Ik heb toen eerst met de bijl tegen het raam in de deur van de cafetaria geslagen. Daarna heb ik benzine over de tafels en stoelen op het terras van de cafetaria gegoten en heb ik de benzine aangestoken. Het klopt dat ik degene
ben die wordt aangeduid als persoon 1 door de verbalisant die de camerabeelden heeft beschreven.
2.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 9 september 2024, opgenomen op pagina 228 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met kenmerk NN3R024083 / ORION d.d. 19 november 2024, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Plaats delict: De [adres] , Hoogeveen.
Toen mijn broer bij mij was zijn we naar de winkel gegaan om de machines en de verlichting uit te zetten zoals afgesproken. Het was 01.03 of 01.05 uur. Ik zag de politie en zag buren van mij die de brand aan het blussen waren.
V: Wat was er aan het branden toen je aan kwam?
A: het buitenterras was allemaal aan het branden, stoelen alles.
A: Alles was aan, de airco, verlichting. Ik heb enkele middelen in de winkel staan die licht ontvlambaar zijn. Zoals je op de film kunt zien hebben ze geprobeerd om het raam aan de voorzijde kapot te maken.
3.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, opgenomen op pagina 29
e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
De camera hing onder een overkapping en was schuin naar beneden recht op restaurant [bedrijf] Hoogeveen aan De [adres] gericht. De voor- en een deel van de zijgevel van het pand waren zichtbaar.
Bestand 1 (0:25 minuut)
0:00 minuut: Ik zag dat er op het beeld van de camera schuin voor het pand twee tafels met stoelen en naast het pand drie tafels met stoelen stonden. Ik zag dat op het moment dat het beeld begon, betrokkene 1 onder de overkapping in een lopende beweging recht op de toegangsdeur van het pand afliep. Ik zag dat betrokkene een object lijkend op een bijl in zijn rechterhand vasthield.
0:02 minuut: Ik zag en hoorde dat betrokkene 1 met de scherpe kant van de bijl tweemaal tegen het glas van de toegangsdeur sloeg. Ik zag dat het glas schade had. Ik zag dat betrokkene 2 met de linkerhand een donker object links van de scooter op de grond zette.
0:05 uur: Ik zag dat het neergezette object van betrokkene 2 een donkere jerrycan was. 0:07 minuut: Ik zag dat betrokkene 1 de jerrycan vastpakte en uit beeld liep.
0:09 minuut: Ik zag dat betrokkene 1 van onder de camera met de jerrycan in zijn beide handen boven de twee tafels schudde. Ik zag dat er een doorzichtige vloeistof vanuit de jerrycan over de tafels verspreidde. 0:12 minuut: Ik zag dat betrokkene 1 met de jerrycan voor zich in een rechte lijn naar de achterste tafel liep. Ik zag dat betrokkene 1 ondertussen alle tafels, alle stoelen en de lege ruimte tussen de tafels natmaakte met de vloeistof.
0:21 minuut: Ik zag dat betrokkene 1 wat terugliep en vloeistof uit de jerrycan op de grond goot.
0:22 minuut: Ik zag dat betrokkene 1 met de jerrycan voor twee seconden uit beeld liep.
0:24 minuut: Ik zag dat betrokkene 1 half in beeld hurkte en met zijn rechterhand naar de grond reikte, waar betrokkene 1 de grond waar hij eerder de grond natmaakte. Ik hoorde een klikkend geluid. Ik zag dat betrokkene 1 vervolgens gelijk zijn rechterhand iets terugtrok. Ik zag dat het leek alsof betrokkene 1 de jerrycan nog vasthield.
Bestand 2 (0:10 minuut)
0:00 minuut: Ik zag dat, op het moment dat het beeld begon, dat er vuur brandde bij de tafels aan de zijkant van het pand. Ik hoorde een knal. Ik zag dat het vuur zich over de grond verspreidde richting de voorkant van het pand.
0:03 minuut: Ik zag dat de gegoten vloeistof op de tafels aan de voorzijde van het pand brandde.
4.
De eigen waarneming van de rechtbank welke bij het onderzoek op de terechtzitting van 16 oktober 2025 door haar persoonlijk is geschied, voor zover inhoudende:
De rechtbank neemt op de camerabeelden van het incident, welke beelden deel uitmaken van voornoemd dossier en ter terechtzitting zijn getoond en besproken, waar dat drie tafels direct tegen de zijgevel van het pand staan. Op de beelden is te zien dat er over deze drie tafels en over twee tafels aan de voorzijde een vloeistof wordt gegoten en dat zij hevig branden.
5.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 26 november 2024, opgenomen op pagina 260 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte] :
V: Je bent dus samen met [verdachte] naar [bedrijf] gegaan. Waarom gingen jullie daar heen?
A: Hij wou ze laten schrikken. Ik was het er eerst niet mee eens maar hij zei: wat als het jouw moeder was, en zo heb ik me laten ompraten.
V: Wat zouden jullie daar gaan doen?
A: Hij had het alleen over een paar stoelen en tafels in de brand steken. V: Je wist dus dat jullie wat in de brand gingen zetten?
A: Ja.
Bewijsoverweging
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde stelt de rechtbank op basis van de bewijsmiddelen vast dat vijf tafels met stoelen met benzine zijn overgoten en dat de benzine vervolgens in brand is gestoken.
Hierdoor zijn deze tafels en stoelen hevig gaan branden. Op camerabeelden is te zien dat op het moment van de brandstichting drie van de vijf tafels direct tegen de zijgevel van het pand van cafetaria [bedrijf] stonden. Door met een flinke hoeveelheid benzine brand te stichten aan goederen die direct tegen de gevel van de cafetaria stonden was naar het oordeel van de rechtbank naar algemene ervaringsregels voorzienbaar dat hiervan gemeen gevaar voor goederen te duchten was, namelijk het pand waarin de cafetaria was gevestigd en de goederen die zich in dit pand bevonden.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat als gevolg van de brandstichting gemeen gevaar voor andere (verder van de brandhaard gelegen) bedrijfspanden en appartementen of levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel van een ander te duchten was. Het dossier bevat geen technisch rapport met betrekking tot de brand en met betrekking tot de materialen waaruit de panden en de plafonds bestonden. De rechtbank beschikt aldus over te weinig informatie om vast te kunnen stellen of, en in welke mate, de brand zich verder had kunnen ontwikkelen. Gelet hierop zal de rechtbank verdachte vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Bij de uitvoering van de brandstichting is sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] . Weliswaar heeft de medeverdachte niet met benzine gegoten of dit aangestoken, maar hij heeft verdachte wel opgehaald met zijn scooter, ze zijn samen naar de cafetaria gereden en samen weggegaan en de medeverdachte heeft de benzine vervoerd op zijn scooter, terwijl hij wist wat verdachte daarmee wilde doen. Er is dan ook sprake van medeplegen.
18/390330-24
De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Deze opgave luidt als volgt:
1.
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 oktober 2025;
2.
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 9 november 2024, opgenomen op pagina 14 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2024307830 d.d. 29 november 2024, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 2] .
Bewijsoverweging
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde acht de rechtbank op basis van de bewijsmiddelen niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte verbalisant [slachtoffer 2] het woord nazis heeft toegevoegd, zodat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
18/071178-24
De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Deze opgave luidt als volgt:
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 oktober 2025;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal (met bijlagen) d.d. 17 oktober 2023, opgenomen op pagina 376 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met kenmerk NN3R023057 / KINGBEEK, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant 2];
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (met bijlagen) d.d. 12 februari 2024, opgenomen op pagina 389 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant 3] .
Bewijsoverweging
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde acht de rechtbank op basis van de bewijsmiddelen niet wettig en overtuigend bewezen dat het verdachte is geweest die het gaspistool van het merk Röhm voorhanden heeft gehad, nu dit vuurwapen is aangetroffen in de slaapkamer van de moeder van verdachte. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
18/029151-25
De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1.
de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 oktober 2025;
2.
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 19 september 2024, opgenomen op pagina 5 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100- 2024255950 d.d. 4 december 2024, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 3] .
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het onder parketnummers 18/328707-24 onder 1 primair en onder 2, 18/390330-24, 18/071178-24 en 18/029151-25 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 9 september 2024 te Hoogeveen tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk brand heeft gesticht door benzine te gieten over een terras met tafels en stoelen van restaurant [bedrijf] (gevestigd aan De [adres] ) en vervolgens aan te steken, ten gevolge waarvan die tafels en stoelen en de bestrating nabij die tafels en stoelen geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten het pand gelegen aan De [adres] en de in dat pand aanwezige goederen, te duchten was;
2
hij op 9 september 2024 te Hoogeveen opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van het pand gelegen aan De [adres] , die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] toebehoorde, heeft vernield.
1
hij op 8 november 2024 te Hoogeveen een ambtenaar, te weten [slachtoffer 2] , hoofdagent bij de eenheid Noord-Nederland, gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] in de hand te bijten;
2
hij op 8 november 2024 te Hoogeveen opzettelijk een ambtenaar, te weten [slachtoffer 2] , hoofdagent bij de eenheid Noord-Nederland, gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen:
- “kankerlijer” en
- “teringlijer” en
- “ kankerklootzak”.
1
hij op 3 oktober 2023 te Hoogeveen
- wapens van categorie III onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten een semi-automatisch gaspistool van het merk Umarex, type Walther P99, kaliber 9mm en een semi-automatisch gaspistool van het merk Umarex, type Walther P22, kaliber 9mm, zijnde vuurwapens in de vorm van een pistool en
- munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten centraalvuur knalpatroon van het merk Pobjeda,
2
hij op 3 oktober 2023 te Hoogeveen
- een wapen van categorie I onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten een vlindermes en
- wapens van categorie I onder 3° van de Wet wapens en munitie, te weten een boksbeugel en vilmessen en
- wapens van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen, namelijk gaspatronen en gaspatroonhouders, en een voorwerp dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een airsoftwapen,
18/029151-25
hij op 18 september 2024 te Hoogeveen opzettelijk en wederrechtelijk een sleutelbos die ten dele aan [slachtoffer 3] toebehoorde heeft weggemaakt.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.