Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 oktober 2024 te Winsum in de gemeente Het Hogeland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, toe te brengen, (in een treinstel naar die [slachtoffer] is gelopen en/of is gerend)
- die [slachtoffer] (meerdere malen) (met kracht) met (de) hand(en) en/of vuist(en) heeft geslagen en/of met (de) voet(en) heeft getrapt en/of gestampt
- daarbij die [slachtoffer] (meerdere malen) heeft geraakt op zijn lichaam en/of hoofd terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 oktober 2024 te Winsum in de gemeente Het Hogeland openlijk, te weten (in een treinstel) te station Winsum gelegen aan de openbare weg [adres] te Winsum, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] door die [slachtoffer]
- ( meerdere malen)(met kracht) met (de) hand(en) en/of vuist(en) te slaan en/of met (de) voet(en) te trappen en/of te stampen
- daarbij die [slachtoffer] (meerdere malen) te raken op zijn lichaam en/of hoofd
terwijl dit door hem/haar gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten een schaafverwonding (aan het hoofd) en/of een hersenschudding, voor die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
hij op of omstreeks 27 oktober 2024 te Winsum in de gemeente Het Hogeland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (zwarte) (vierkante) tas van het merk Xplicit,(een) bankpas(sen) (Rabobank en/of SNS bank), een hoeveelheid geld (ongeveer 80,-), een verblijfsvergunning en een reisdocument, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer] (in een treinstel)
- ( meerdere malen) (met kracht) met (de) hand(en) en/of vuist(en) te slaan en/of met (de) voet(en) te trappen en/of te stampen
- daarbij die [slachtoffer] (meerdere malen) te raken op zijn lichaam en/of hoofd.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van feit 2 en bewezenverklaring gevorderd voor feit 1 primair, de poging zware mishandeling in vereniging met voorbedachten rade.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feiten 1 primair en 2. Ten aanzien van feit 1 primair heeft zij aangevoerd dat het voorwaardelijk opzet op de poging tot zware mishandeling niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Uit de camerabeelden volgt dat verdachte tweemaal in de richting van aangever en eenmaal gericht in diens gezicht heeft uitgehaald. Echter kan hieruit, evenmin als uit de aangifte en de overige verklaringen, niet worden herleid met welke kracht dit is gebeurd en of de klappen op een bepaald kwetsbaar onderdeel van het gezicht waren gericht. Derhalve kan niet worden geconcludeerd dat de aanmerkelijke kans in het leven is geroepen dat zwaar lichamelijk letsel zou kunnen intreden. Evenmin kan uit de beelden en de verklaring van verdachte worden afgeleid dat zijn opzet daarop was gericht. Verder dient kritisch naar de verklaring van de huisarts te worden gekeken. Het huisartsbezoek heeft pas anderhalf maand na het incident (op verzoek van de politie) plaatsgevonden en uit het medisch journaal (bijlage 3 bij de vordering van benadeelde partij) blijkt dat aangever heeft verklaard dat hij twee weken voor het consult zou zijn mishandeld.
In het geval de rechtbank de poging tot zware mishandeling wel bewezen acht, dan is er geen wettig en overtuigend bewijs voor de voorbedachte raad. Verdachte heeft bij de politieverhoren niets over een mogelijk vooropgezet plan verklaard en uit het dossier komt onvoldoende naar voren wanneer verdachte zich voor het eerst in de groep heeft gemengd. In dat kader kan niet met zekerheid worden gezegd dat verdachte de tijd heeft gehad om na te denken over de betekenis van de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Gezien de diagnostiek en persoonlijkheid van verdachte, zoals beschreven in het reclasseringsrapport, is het niet uit te sluiten dat het handelen van verdachte een impulsieve actie is geweest en mogelijk heeft hij zich laten leiden door groepsdruk. Daarbij komt dat de getuigenverklaring van [getuige] zeer subjectief is, in die zin dat hij het vermoeden had dat de groep aangever kende en dat hij niet heeft uitgelegd waarop hij zijn vermoeden baseert dat met voorbedachten rade is gehandeld. Ook zegt het feit dat (mede)verdachten naar een bus zijn gerend niets over de intenties van verdachte vóór het incident.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
De rechtbank acht feit 2 niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. Uit het dossier is noch de betrokkenheid van verdachte bij de wegnemingshandeling noch het oogmerk van verdachte op de wederrechtelijke toe-eigening van de tas van aangever gebleken.
Bewezenverklaring
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring van feit 1 primair redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 8 oktober 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik ging de trein in. Toen ik binnen was had ik [slachtoffer] een klap gegeven, nadat ik van hem een klap kreeg.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 27 oktober 2024, opgenomen op pagina 1 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2024324151 d.d. 25 januari 2025, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Op 27 oktober 2024 zag ik op het station in Uithuizen een aantal bekende jongens staan, waaronder op een gegeven moment [medeverdachte 1] . Omdat ik verdere ruzie wilde voorkomen besloot ik om de laatste trein naar huis te pakken. Om 01.21 uur stapte ik alleen in de trein van Uithuizen naar Groningen. Op 27 oktober 2024 omstreeks 01.41 uur kwam de trein waarin ik zat aan op het station in Winsum. Ik zag dat [medeverdachte 1] met meerdere jongens de trein in kwam stormen. Ik ken niet alle jongens, maar ik zag dat [medeverdachte 2] , de oudere broer van [medeverdachte 1] , er ook bij was. Ik herkende nog een jongen, zijn voornaam is [naam] . Ze waren met zes of zeven personen. Ze zagen mij in de trein zitten en kwamen op mij af lopen. Ik maakte mij klein en ze begonnen met z'n allen op mij in te slaan en te trappen. Ik kon mij niet verdedigen. De machinist van de trein kwam eraan lopen en schreeuwde dat we op moesten houden. Zij reageerden hier niet op en bleven doorgaan met slaan en schoppen. Ik voelde veel pijn op mijn lichaam. Het geweld dat werd uitgeoefend bestond uit schoppen en slaan tegen mijn bovenlichaam en hoofd. Toen ze uiteindelijk klaar waren met mij liepen ze weg.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van getuige d.d. 30 oktober 2024, opgenomen op pagina 18 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige] :
Op 27 oktober 2024, omstreeks 01.30-01.40 uur, stond ik op het treinstation van Winsum. Ik zag dat vijf à zes jongens aan kwamen rennen. Ik zag dat zij capuchons op hadden en ik had direct een vreemd onveilig gevoel. Ik zag dat zij met een behoorlijke snelheid richting de trein renden. Ik zag dat alle jongens richting het voorste compartiment van de trein renden. Ik zag dat de deur werd opengedaan en ik zag dat een jongen in de deuropening bleef staan. Ik zag dat vier of vijf jongens naar een vierzitsbankje liepen in de richting van een jongen. Ik zag dat vier of vijf jongens direct los gingen op het slachtoffer die al in de trein zat. Na drie tot vijf minuten zag ik alle jongens weer naar buiten rennen. Ik zag dat alle jongens in de richting van een bus renden en instapten.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 november 2024, opgenomen op pagina 23 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Ik bekeek de camerabeelden die gevorderd zijn bij Arriva. Deze camerabeelden stonden in de politiesystemen onder: [bestandsnaam] .
Op deze video zie ik het volgende: De camera is gericht op de deur van de treinmachinist. Aan de linkerzijde van de trein zie ik het slachtoffer [slachtoffer] in de hoek zitten. [slachtoffer] zit in een vierzitter en voor hem staat een tafel gevestigd.
In het onderstaande proces-verbaal verwijs ik naar de minuten en seconden in het filmpje. Vanaf 09:49 zie ik een groep van vijf personen naar [slachtoffer] lopen/rennen, ik zie dat de groep [slachtoffer] belaagt.
Om het overzicht te bewaren in dit proces-verbaal zal ik de personen en hun acties één voor één beschrijven.
Om 09:49 zie ik persoon 1 naar [slachtoffer] lopen. Persoon 1 draagt een jas met capuchon over zijn hoofd. Ik zie later in de video dat hij schoenen draagt. Ik zie dat deze persoon [slachtoffer] met beide handen bij zijn hoofd vastpakt en hem met kracht naar zich toe trekt. Ik zie dat de andere personen [slachtoffer] belagen. Ik zie dat persoon 1 bewegingen maakt met zijn bovenlichaam in de richting van [slachtoffer] . Ik kan de armen van de persoon niet zien, omdat de andere personen ervoor staan. Ik zie dat persoon 1 op de treinstoel naast [slachtoffer] gaat staan. Ik zie dat de persoon zich balanceert met zijn rechterarm op het bagagerek boven de stoelen. Ik zie dat de persoon zijn rechterbeen omhoog trekt tot boven zijn heup. Ik zie dat de persoon vijf keer op [slachtoffer] stampt. Ik kan niet zien waar persoon 1 [slachtoffer] raakt. Ik zie dat [slachtoffer] zijn handen aan weerszijden van zijn hoofd houdt terwijl de personen hem slaan en schoppen. Ik zie dat persoon 1 van de stoel afstapt. Ik zie dat persoon 1 nogmaals met kracht aan [slachtoffer] trekt.
Ik zie om 09:50 persoon 2 op [slachtoffer] aflopen. Hij draagt een jas met een capuchon over zijn hoofd getrokken. Ik zie dat persoon 2 gelijk met zijn rechterarm twee keer uithaalt naar [slachtoffer] . Ik zie dat de persoon door het gedrang van de andere personen in de stoel tegenover [slachtoffer] wordt gedrukt.
Op het beeld zie ik dat hij met zijn linkerarm de linkerarm van [slachtoffer] vasthoudt. [slachtoffer]
bedekte op dit moment met deze arm de linkerkant van zijn hoofd. Ik zie dat [slachtoffer] opstaat en meerdere malen met zijn beide armen in de richting van persoon 2 slaat. Ik zie dat persoon 2 met beide armen in de richting van [slachtoffer] slaat. Ik zie als persoon 1 [slachtoffer] aantrekt, dat persoon 2 met zijn rechterarm met kracht uithaalt naar [slachtoffer] zijn gezicht. Ik zie [slachtoffer] heen en weer bewegen alsof er aan hem getrokken wordt.
Ik zie om 09.50 persoon 3 op [slachtoffer] aflopen. Persoon 3 draagt een jas met capuchon over zijn hoofd getrokken. Ook draagt hij schoenen. Persoon 3 staat middenin de groep personen. Persoon 3 beweegt met zijn bovenlichaam in schokkende bewegingen in de richting van [slachtoffer] . Ik zie dat persoon 3, twee slaande bewegingen met zijn rechter- en linkerarm maakt in de richting van [slachtoffer] . Ik zie dat de persoon twee keer een schoppende beweging maakt met zijn rechterbeen in de richting van [slachtoffer] . Ik zie dat persoon 3 aan [slachtoffer] trekt.
Om 09:50 zie ik persoon 4 op [slachtoffer] aflopen. Persoon 4 draagt een jas met een capuchon die hij over zijn hoofd heeft getrokken. Hij draagt schoenen. Ik zag dat de persoon naar [slachtoffer] toeliep en zich over de tafel buigt in de richting van [slachtoffer] . Ik zie dat de persoon met zijn bovenlichaam schokkende bewegingen maakt in de richting van [slachtoffer] . Ik zie persoon 4 zijn armen niet op de beelden. Ik zie dat persoon 4 uit de groep personen stapt. Ik zie dat zodra persoon 1 en 2 de trein verlaten hij naar [slachtoffer] toestapt. Ik zie dat hij vijf keer zijn rechterhand naar achteren beweegt en deze met kracht tegen [slachtoffer] slaat. Ik zie dat persoon 4 als enige nog in de trein staat terwijl de rest van de personen weg zijn gelopen. Ik zie dat persoon 4 met zijn rechterbeen tegen het lichaam van [slachtoffer] trapt, vervolgens slaat hij met zijn rechterarm tegen [slachtoffer] zijn hoofd. Hij slaat tegen de linkerzijde van [slachtoffer] zijn hoofd. Vervolgens slaat hij met zijn linkerhand in het gezicht van [slachtoffer] . Hierna houdt [slachtoffer] zijn handen bovenop zijn eigen hoofd. Hierna slaat persoon nog één keer met een kracht in een hoek tegen [slachtoffer] zijn achterhoofd.
Om 09.52 zie ik persoon 5 op [slachtoffer] aflopen. Ik zie dat de persoon een capuchon over zijn hoofd draagt. Ik zie dat de persoon zich over de tafel heen buigt in de richting van [slachtoffer] . Ik zie dat hij acht keer zijn linkerarm naar achteren beweegt en slaande bewegingen maakt in de richting van [slachtoffer] zijn hoofd.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 december 2024, opgenomen op pagina 122 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Op 5 december 2024 nam ik telefonisch contact op met aangever [slachtoffer] . V: Kan je mij vertellen wie jou tegen het hoofd aan heeft getrapt?
A: Ik heb het niet gezien omdat ik mezelf moest beschermen, maar ik voelde wel een trap tegen mijn hoofd aan.
V: Heb je ook letsel overgehouden van je mishandeling?
A: Ik heb een schaafplek op mijn hoofd. Ook heb een week lang last gehad van mijn hoofd, ik heb in het verleden ook een hersenschudding gehad en dit voelde net zo. Tot op heden heb ik nog steeds last van mijn hoofd dit is sinds het ongeval en is het niet overgegaan.
6. Een geneeskundige verklaring, op 16 december 2024 opgemaakt en ondertekend door [huisarts] , huisarts, voor zover inhoudend, als zijn/haar geneeskundige verklaring:
Medische informatie betreffende: [slachtoffer] .
Datum waarop voornoemde persoon werd onderzocht: 12/12/2024. Overige van belang zijnde informatie: licht traumatisch hersenletsel. Geschatte duur van de genezing: aantal weken.
Medeplegen van de poging tot zware mishandeling
De rechtbank dient te beoordelen of het handelen van verdachte(n) het medeplegen van een poging tot zware mishandeling oplevert. Daarbij moet er ten minste sprake van voorwaardelijk opzet zijn geweest; door toedoen van verdachte(n) moet een aanmerkelijke kans in het leven zijn geroepen dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou bekomen en dat verdachte(n) die kans ook bewust heeft/hebben aanvaard. In dat kader dient er tevens door hen voldoende nauw en bewust te zijn samengewerkt, in de zin dat eenieder een substantiële bijdrage heeft geleverd.
De rechtbank stelt aan de hand van de voormelde bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast. Vijf personen onder wie verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] hebben (gelijktijdig) geweld op aangever uitgeoefend, terwijl aangever in de hoek tussen de zitplaats en de tafel zat ingeklemd. De geweldshandelingen bestonden uit het veelvuldig (en krachtig) slaan op aangevers lichaam, hoofd dan wel gezicht en het herhaaldelijk met geschoeide voet stampen/trappen tegen diens lichaam dan wel hoofd. Aangever heeft aan het voorval letsel overgehouden, te weten een schaafplek op zijn hoofd en een (lichte) hersenschudding waarvan hij ten minste zes weken na het incident last heeft gehad.
De rechtbank is van oordeel dat de voornoemde geweldsgedragingen, tegelijkertijd uitgevoerd door vijf personen, naar hun uiterlijke verschijningsvormen kunnen worden aangemerkt als gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Daarbij vindt de rechtbank dat het opzet in voorwaardelijke vorm aanwezig was, nu verdachte klaarblijkelijk door zijn handelen en als lid van de gewelddadige groep de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel heeft aanvaard. Daarbij is naar het oordeel van de rechtbank ook van belang dat aangever zich in een zeer kwetsbare positie bevond en dat het vorenbedoelde letsel bij hem typerend is voor de hevigheid van het uitgevoerde geweld.
De rechtbank beschouwt verdachte als medepleger, aangezien zijn rol van voldoende gewicht was. Immers heeft hij meermaals met zijn armen naar aangever uitgehaald, waarvan eenmaal met kracht naar het gezicht van aangever. Terwijl aangever door de medeverdachten ook werd aangevallen.
Met voorbedachten rade
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van de voorbedachte raad moet vast komen te staan dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen besluit of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van de voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Het gaat hier om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij (contra-)indicaties in ogenschouw moeten worden genomen.
Voor de bewezenverklaring van de voorbedachte raad acht de rechtbank in het bijzonder de volgende feiten en omstandigheden, die voortvloeien uit de voormelde bewijsmiddelen, redengevend. Aangever had op het station van Uithuizen ruzie met medeverdachte [medeverdachte 1] gehad en vervolgens stapte aangever ongeveer twintig minuten voorafgaand aan het incident alleen in de trein van Uithuizen naar Groningen. Toen de trein met daarin aangever op het station in Winsum aankwam renden zes personen onder wie verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] met behoorlijke snelheid en met hun capuchons op in de richting van de treincoupé waarin aangever zat. Daarna werd de deur opengedaan, bleef een van de zes personen in de deuropening staan en stoven de andere vijf verdachten onder wie verdachte en op aangever af. Zij vielen hem direct aan Na het geweld renden alle verdachten uit de trein in de richting van een bus om daarin te stappen. Dit alles gebeurde in slechts enkele minuten.
Uit deze gedragingen en gebeurtenissen voor, tijdens en na het delict leidt de rechtbank af dat verdachte en zijn medeverdachten het vooropgezette plan hadden om aangever (zwaar) te mishandelen. In het
bijzonder blijkt de planmatigheid uit de korte tijdsspanne waarbinnen het gebeuren heeft plaatsgevonden, in samenhang met het gegeven dat de zes verdachten vanaf het station met hun capuchons op naar het treincompartiment waarin aangever zich bevond waren gerend en vijf van hen onder wie verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] op het moment dat de treindeur openging op aangever waren afgestormd, terwijl de zesde persoon de treindeur bleef openhouden zodat de vijf verdachten nadien uit de trein konden vluchten. De rechtbank neemt op grond hiervan als vaststaand aan dat verdachte vóór de uitvoering van de daad, heeft nagedacht over de betekenis en de gevolgen van de voorgenomen daad en zich daarvan daadwerkelijk rekenschap heeft gegeven.
Van enige ogenblikkelijke gemoedsopwelling waarin verdachte zou hebben gehandeld is niet gebleken. Evenmin is gebleken van andere contra-indicaties die het aannemen van voorbedachte raad in de weg staan. Het verweer van de raadsvrouw, dat verdachte impulsief heeft gehandeld en zich mogelijk door groepsdruk heeft laten leiden, schuift de rechtbank gelet op het vorenbedoelde ter zijde. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld.
Concluderend acht de rechtbank het medeplegen van de poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade wettig en overtuigend bewezen.