Op 25 september 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, uitspraak gedaan in een zaak waarin betrokkene een boete was opgelegd op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De boete was opgelegd omdat betrokkene niet op eerste vordering zijn rijbewijs ter inzage had afgegeven. Betrokkene stelde dat hij ten tijde van de verkeersovertreding niet in het betrokken voertuig had gereden en dat er sprake was van identiteitsfraude. Hij had verklaringen van collega's overgelegd die bevestigden dat hij op het moment van de overtreding op zijn werk was in een andere plaats. De kantonrechter heeft de zaak behandeld en na het horen van de argumenten van betrokkene en de vertegenwoordigster van de officier van justitie, geconcludeerd dat betrokkene aannemelijk had gemaakt dat hij niet de bestuurder was van het voertuig. De kantonrechter heeft het beroep gegrond verklaard en de boete vernietigd. De beslissing van de officier van justitie werd ook vernietigd, en betrokkene kreeg het bedrag van de zekerheidstelling terug.