ECLI:NL:RBNNE:2025:429

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 februari 2025
Publicatiedatum
7 februari 2025
Zaaknummer
18-087094-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen met minderjarige

Op 7 februari 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Groningen uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het plegen van ontuchtige handelingen met een aan hem toevertrouwde minderjarige. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 20 juli 2021 tot en met 8 januari 2023 meerdere ontuchtige handelingen heeft gepleegd met een minderjarige, geboren in 2008, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft de verklaring van het slachtoffer als betrouwbaar beoordeeld, gezien de consistentie en detail in haar verklaringen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de impact van het misbruik op het slachtoffer en haar familie, evenals de meewerkende houding van de verdachte tijdens het proces. De officier van justitie had een hogere straf geëist, maar de rechtbank oordeelde dat een deel van de straf voorwaardelijk moest zijn, gezien de omstandigheden en de verantwoordelijkheid die de verdachte lijkt te nemen. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder het slachtoffer en haar vader, voor zowel materiële als immateriële schade. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen en een schadevergoedingsmaatregel opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/087094-23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 7 februari 2025 in de zaak van het Openbaar Ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1976 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 24 januari 2025.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E. van der Meer, advocaat te Groningen. Het Openbaar Ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R. Janssens.
Tenlastelegging
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks 20 juli 2021 tot en met 8 januari 2023 te [plaatsnaam] en/of te [plaatsnaam] en/of elders in Nederland, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, met een aan zijn, verdachtes, zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2008, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten (eenmaal en/of meermalen):
  • heeft hij, verdachte, met de voet/teen gewreven over het geklede kruis van [slachtoffer] , en/of
  • is hij met zijn hand in de (onder)broek van [slachtoffer] gegaan, en/of
  • heeft hij met zijn hand/vinger(s) (over) het geklede kruis en/of de ontblote vagina van [slachtoffer] betast/gewreven, en/of
  • heeft hij zijn vinger(s) in de vagina dan wel tussen de schaamlippen van [slachtoffer] gestoken, en/of
  • heeft hij zijn handen (onder de bh) op de (blote) borst(en) van [slachtoffer] gehouden en/of haar borsten betast en/of aangeraakt en/of in de borst(en) geknepen, en/of
  • heeft hij [slachtoffer] op zijn schoot genomen en (vervolgens) heeft hij haar over zijn geklede geslachtsdeel bewogen althans heeft zij over zijn geklede geslachtsdeel bewogen, en/of
  • heeft hij de hand van [slachtoffer] in zijn (onder)broek gedaan en op zijn geslachtsdeel gelegd en/of heeft hij met haar hand een masturberende beweging gemaakt over zijn geslachtsdeel, en/of
  • is hij achter [slachtoffer] gaan liggen en heeft hij zijn hand in de (onder)broek van [slachtoffer] gedaan en heeft hij (vervolgens) haar (blote) billen en/of vagina betast, en/of
  • heeft hij zijn lichaam tegen (de billen van) [slachtoffer] gedrukt en zijn (geklede) geslachtsdeel tegen (de billen van) [slachtoffer] (op en neer) bewogen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks 20 juli 2021 tot en met 8 januari 2023 te [plaatsnaam] en/of te [plaatsnaam] en/of elders in Nederland, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, met een aan zijn, verdachtes, zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2008, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten (eenmaal en/of meermalen):
  • heeft hij, verdachte, met de voet/teen gewreven over het kruis van [slachtoffer] , en/of
  • is hij met zijn hand in de (onder)broek van [slachtoffer] gegaan, en/of
  • heeft hij met zijn hand/vinger(s) (over) het geklede kruis en/of de ontblote vagina van [slachtoffer] betast/gewreven, en/of
  • heeft hij zijn handen (onder de bh) op de (blote) borst(en) van [slachtoffer] gehouden en/of haar borsten betast en/of aangeraakt en/of in de borst(en) geknepen, en/of
  • heeft hij [slachtoffer] op zijn schoot genomen en heeft hij haar over zijn geklede geslachtsdeel bewogen althans heeft zij over zijn geklede geslachtsdeel bewogen, en/of
  • heeft hij de hand van [slachtoffer] in zijn (onder)broek gedaan en op zijn geslachtsdeel gelegd en/of heeft hij met haar hand een masturberende beweging gemaakt over zijn geslachtsdeel, en/of
  • is hij achter [slachtoffer] gaan liggen en heeft hij zijn hand in de (onder)broek van [slachtoffer] gedaan en heeft hij (vervolgens) haar (blote) billen en/of vagina betast, en/of
  • heeft hij zijn lichaam tegen (de billen van) [slachtoffer] gedrukt en zijn (geklede) geslachtsdeel tegen (de billen van) [slachtoffer] (op en neer) bewogen.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte een bekennende proceshouding heeft en dat de eerste vier gedachtestreepjes van het primair ten laste gelegde integraal bewezen kunnen worden. Verdachte ontkent dat hij zijn penis heeft laten betasten en ontkent de gebeurtenissen die volgens het slachtoffer [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) plaats zouden hebben gevonden in [plaatsnaam] . Tot slot verklaart verdachte dat het misbruik is begonnen in april 2022 en niet al in juli 2021.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft met betrekking tot het hierna primair bewezen verklaarde feit de hieronder aangeduide redengevende inhoud van de volgende bewijsmiddelen gebezigd voor de bewezenverklaring:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 januari 2025;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 2 februari 2023, inclusief bijlagen, opgenomen op pagina 65 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2023011348 d.d. 22 september 2023, inhoudende de verklaring van [slachtoffer] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 18 april 2023, opgenomen op pagina 102 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [naam] .
De rechtbank acht op grond van de voornoemde bewijsmiddelen het primair ten laste gelegde seksueel misbruik van [slachtoffer] wettig en overtuigend bewezen en neemt daarbij de verklaring van [slachtoffer] als uitgangspunt. De rechtbank overweegt daartoe dat [slachtoffer] consistent en zeer gedetailleerd heeft verklaard over specifieke gebeurtenissen waarbij verdachte haar seksueel heeft benaderd en betast. Deze incidenten heeft zij eveneens gedeeld met haar ouders. Uit niets is gebleken dat [slachtoffer] haar verklaring heeft opgeblazen of dat zij daarbij belang had. De rechtbank acht de verklaring van [slachtoffer] daarom betrouwbaar. De rechtbank gaat ook uit van de verklaring van [slachtoffer] voor wat betreft de begindatum van het seksueel misbruik. [slachtoffer] heeft zeer gedetailleerd verklaard over het moment waarop verdachte haar voor het eerste seksueel heeft betast en koppelt dit aan een specifiek moment waarop verdachte met zijn gezin de auto inpakte om op vakantie te gaan in juli 2021. Dat ook al sprake was van seksueel misbruik in de periode voorafgaand aan de periode waar verdachte over verklaart (dus al voor april 2022) vindt ook ondersteuning in de verklaring van getuige [naam] , die heeft verklaard dat [slachtoffer] al in januari 2022 schreef en vertelde over het misbruik door verdachte.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 20 juli 2021 tot en met 8 januari 2023 te [plaatsnaam] en [plaatsnaam] , met een aan zijn, verdachtes, zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2008, die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren had
bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten:
  • heeft hij, verdachte, met de voet/teen gewreven over het geklede kruis van [slachtoffer] , en
  • is hij met zijn hand in de (onder)broek van [slachtoffer] gegaan, en
  • heeft hij met zijn hand/vinger(s) (over) het geklede kruis en/of de ontblote vagina van [slachtoffer] betast/gewreven, en
  • heeft hij zijn vinger(s) in de vagina dan wel tussen de schaamlippen van [slachtoffer] gestoken, en
  • heeft hij zijn handen (onder de bh) op de (blote) borst(en) van [slachtoffer] gehouden en/of haar borsten betast en/of aangeraakt en/of in de borst(en) geknepen, en
  • heeft hij [slachtoffer] op zijn schoot genomen en (vervolgens) heeft hij haar over zijn geklede geslachtsdeel bewogen en
  • heeft hij de hand van [slachtoffer] in zijn (onder)broek gedaan en op zijn geslachtsdeel gelegd en/of heeft hij met haar hand een masturberende beweging gemaakt over zijn geslachtsdeel, en
  • is hij achter [slachtoffer] gaan liggen en heeft hij zijn hand in de (onder)broek van [slachtoffer] gedaan en heeft hij (vervolgens) haar (blote) billen en/of vagina betast, en
  • heeft hij zijn lichaam tegen (de billen van) [slachtoffer] gedrukt en zijn (geklede) geslachtsdeel tegen (de billen van) [slachtoffer] (op en neer) bewogen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
primair. met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, met daaraan verbonden als bijzondere voorwaarde een contactverbod met
slachtoffer [slachtoffer] . De officier van justitie heeft bij zijn strafeis in het nadeel van verdachte rekening gehouden met de ernst van het feit, de duur en frequentie van het misbruik, de impact die het misbruik nog altijd heeft op [slachtoffer] en haar familie, het feit dat verdachte de schuld deels bij [slachtoffer] neerlegt en het in ernstige mate schaden van de vertrouwensrelatie tussen verdachte en [slachtoffer] . In het voordeel van verdachte heeft de officier van justitie meegewogen dat verdachte zich van het begin af aan meewerkend heeft opgesteld, dat hij hulp heeft gezocht en dat hij met zijn gezin is verhuisd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair gepleit voor oplegging van een forse, geheel voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een taakstraf van 240 uren. Subsidiair heeft de raadsman gepleit voor oplegging van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, waar het onvoorwaardelijke deel ligt tussen de 3 en 6 maanden. De raadsman heeft de rechtbank daarbij verzocht rekening te houden met de meewerkende houding van verdachte, de verantwoordelijkheid die verdachte neemt voor de gebeurtenissen en het feit dat hij naar aanleiding van het ten laste gelegde is verhuisd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsrapport van 3 april 2024, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van bijna anderhalf jaar meermalen schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met [slachtoffer] , zijn voormalige buurmeisje van destijds tussen de 12 en 14 jaar oud. Verdachte heeft onder meer zijn hand in haar onderbroek gedaan, haar vagina betast, zijn vinger in haar vagina geduwd en haar billen en borsten betast. De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij [slachtoffer] , die zich in een levensfase bevond waarin zij bijzonder kwetsbaar en afhankelijk was, op deze seksuele wijze gedurende een lange periode heeft benaderd.
Het gezin van verdachte was in de periode van het misbruik vervlochten met het gezin van [slachtoffer] ; de gezinnen waren bevriend en kwamen vaak bij elkaar over de vloer. [slachtoffer] was daarnaast met grote regelmaat in de woning van verdachte, omdat verdachtes jongste dochter haar beste vriendin was. Het grove misbruik heeft onder meer plaatsgevonden in de woning waar verdachte met zijn vrouw en kinderen woonde en vond soms zonder hun medeweten in hun bijzijn plaats. Deze woning was een plek waar [slachtoffer] zich bij uitstek veilig en geborgen moest kunnen voelen. Verdachte heeft misbruik gemaakt van zijn positie als buurman, familievriend en vertrouwenspersoon en heeft het in hem gestelde vertrouwen op ernstige wijze geschonden. De rechtbank neemt het verdachte ook zeer kwalijk dat hij [slachtoffer] in een benarde positie heeft gebracht ten opzichte van haar omgeving, voor wie zij moest verzwijgen wat zich afspeelde tussen haar en verdachte.
Ook het gemak waarmee verdachte keer op keer seksuele handelingen verrichtte met [slachtoffer] rekent de rechtbank verdachte aan. Verdachte heeft verklaard iedere keer te hebben beseft dat zijn handelen fout was, heeft haar zelfs een aantal keren zijn excuses aangeboden, maar stopte er niet mee, omdat [slachtoffer] niet op de rem trapte. Verdachte heeft telkens zijn eigen lust boven het welzijn en de lichamelijke en seksuele integriteit van [slachtoffer] gesteld. [slachtoffer] zal er mee moeten leren leven dat haar eerste seksuele ervaring met haar voormalige, veel oudere buurman is geweest. De ervaring leert dat dergelijke gebeurtenissen voor de slachtoffers langdurige en ernstige psychische gevolgen kunnen hebben. Blijkens de slachtofferverklaringen die [slachtoffer] en haar beide ouders ter terechtzitting hebben
voorgedragen, heeft het bewezenverklaarde een stempel op het leven van [slachtoffer] en haar gezin gedrukt en heeft het misbruik tot op heden zeer nadelige gevolgen.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank tevens het reclasseringsrapport in aanmerking genomen. De reclassering stelt dat sprake is van seksueel grensoverschrijdend gedrag en van grooming. Het motief voor het delictgedrag lijkt gelegen in sensatiezucht. Het psychosociaal functioneren is daarmee een delictgerelateerde, criminogene factor. De relatie met verdachtes vrouw is naar de toekomst toe een van de weinige beschermende factoren. Verdachte lijkt zijn verantwoordelijkheid te willen nemen en is omwille van [slachtoffer] en haar gezin verhuisd en heeft zich gemeld voor professionele hulp. De reclassering schat het recidiverisico in als laag en adviseert oplegging van een straf zonder reclasseringsinterventies, maar met een contactverbod met [slachtoffer] . De reclassering ziet geen contra-indicaties voor oplegging van een gevangenisstraf, hoewel er (onder andere financieel) wel negatieve gevolgen zullen optreden voor verdachtes gezin.
Gezien de ernst van het feit is de rechtbank van oordeel dat, ondanks de mogelijke negatieve gevolgen van detentie, niet anders gereageerd kan worden dan met het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Oplegging van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf met een taakstraf, zoals bepleit door de verdediging, zou, ondanks het feit dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest voor een soortgelijk delict, geen rechtdoen aan de ernst van het feit. Nu verdachte zijn verantwoordelijkheid lijkt te nemen voor het misbruik, maar ook ter voorkoming van recidive, zal de rechtbank een deel van de gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm opleggen.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden is. Aan het voorwaardelijke strafdeel zal de rechtbank een contactverbod met [slachtoffer] verbinden als bijzondere voorwaarde.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[slachtoffer] ( [slachtoffer] ), tot een bedrag van 1.822,29 ter zake van materiële schade en 10.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[naam] (vader [slachtoffer] ), tot een bedrag van 2.950,92 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de beide benadeelde partijen voor toewijzing in aanmerking komen, met dien verstande dat de materiële schade die door beide benadeelde partijen wordt verzocht slechts aan één benadeelde partij moet worden toegewezen. De officier van justitie heeft daarbij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de beide vorderingen kunnen worden toegewezen.
Oordeel van de rechtbank
T.a.v. [slachtoffer] en [naam] :
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partijen de gestelde schade hebben geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het primair bewezen verklaarde. De rechtbank merkt daarbij op dat door de beide benadeelde partijen dezelfde reiskosten, parkeerkosten en medicijnkosten zijn gevorderd. De vorderingen, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zullen worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 8 januari 2023, met dien verstande dat de gevorderde reiskosten, medicijnkosten en parkeerkosten zullen worden toegewezen aan benadeelde partij [naam] .
Voor zover de raadsman heeft verzocht de vergoeding van de niet-vergoede schade toe te kennen als voorschot, wijst de rechtbank dat verzoek af.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vordering hebben gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De rechtbank zal de vordering van benadeelde partij [slachtoffer] afwijzen voor wat betreft de reiskosten, medicijnkosten en parkeerkosten.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 245 (oud) en 248 (oud) van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 12 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
- dat de veroordeelde gedurende de proeftijd van 2 jaren op geen enkele wijze -direct of indirect- contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2008, zolang het Openbaar Ministerie dit nodig vindt.
Geeft aan Reclassering Nederland de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer] (primair feit; parketnummer 18/087094-23):
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van 10.000,- (zegge: tienduizend euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 8 januari 2023 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Wijst de vordering van [slachtoffer] voor het overige af.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 10.000,- (zegge: tienduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 januari 2023 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 85 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van benadeelde partij [naam] (primair feit; parketnummer 18/087094-23):
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [naam] te betalen:
  • het bedrag van 2.950,92 (zegge: tweeduizend negenhonderdvijftig euro en tweeënnegentig eurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 8 januari 2023 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [naam] aan de Staat te betalen een bedrag van 2.950,92 (zegge: tweeduizend negenhonderdvijftig euro en tweeënnegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 januari 2023 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 39 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. Offerein-Hulshoff, voorzitter, mr. M.A.M. Wolters en
mr. O.J. Bosker, rechters, bijgestaan door mr. C.A.C. Thiadens, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 februari 2025.