ECLI:NL:RBNNE:2025:4273

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 oktober 2025
Publicatiedatum
20 oktober 2025
Zaaknummer
248092
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige met een perspectiefbesluit

In deze zaak heeft de kinderrechter op 14 oktober 2025 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een één jaar oud kind, hierna aangeduid als [naam kind]. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Noord (GI) had verzocht om de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing te verlengen voor een jaar, omdat de ouders niet in staat waren om voor het kind te zorgen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de GI niet de Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om te onderzoeken of er nog perspectief was op hereniging met de ouders, wat heeft geleid tot kostbare tijdsverliezen in het onderzoek naar het opgroeiperspectief van het kind. De kinderrechter heeft zelf een onderzoeksopdracht gegeven aan de Raad om het perspectief van [naam kind] te onderzoeken en heeft de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing verlengd voor zes maanden, tot 24 april 2026. Tevens heeft de kinderrechter het verzoek van de GI om gezag over [naam kind] uit te oefenen afgewezen, omdat de noodzaak hiervoor niet voldoende was onderbouwd. De kinderrechter heeft benadrukt dat de ouders onvoldoende in staat zijn om aan de zorgbehoeften van het kind te voldoen en dat er geen redelijke verwachting is dat zij binnen een aanvaardbare termijn de opvoedingsverantwoordelijkheid kunnen dragen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Groningen
Zaaknummers: C/18/248092 / JE RK 25-519
C/18/248417 / JE RK 25-540
Beschikking van 14 oktober 2025 van de kinderrechter over de verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing en de gezagsuitoefening
in de zaken die gaan over
[naam kind],
die is geboren op [geboortedatum] 2024 in [geboorteplaats] ,
en die hierna “ [naam kind] ” wordt genoemd.
De kinderrechter wijst als belanghebbenden aan:
de gecertificeerde instelling
Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis Groningen,
die is gevestigd in Groningen,
en die hierna “de GI” wordt genoemd,
[naam moeder],
die woont in [woonplaats] ,
en die hierna “de moeder” wordt genoemd,
advocaat: mr. A.C. van der Hulst, die kantoor houdt in Amsterdam,
[naam vader],
die woont in [woonplaats] ,
en die hierna “de vader” wordt genoemd,
advocaat mr. A.C. van der Hulst, die kantoor houdt in Amsterdam.

1.Het procesverloop

in de zaak met zaaknummer C/18/248092 / JE RK 25-519
1.1.
Deze procedure is ingeleid met het verzoekschrift van de GI, dat door de rechtbank is ontvangen op 12 september 2025. Daarin verzoekt de GI om de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van een jaar.
in de zaak met zaaknummer C/18/248417 / JE RK 25-540
1.2.
Deze procedure is ingeleid met het verzoekschrift van de GI, dat door de rechtbank is ontvangen op 22 september 2025. Daarin verzoekt de GI om te bepalen dat zij het gezag over [naam kind] mag uitoefenen om toestemming te kunnen geven voor een medische behandeling.
in beide zaken
1.3.
Op 14 oktober 2025 zijn de verzoeken gevoegd en mondeling behandeld. De kinderrechter heeft toen gesproken met de advocaat van de ouders, de moeder en [naam jeugdbeschermer] en [naam jeugdbeschermer] die als jeugdbeschermers de GI vertegenwoordigen.
1.4.
De kinderrechter heeft direct na de mondelinge behandeling uitspraak gedaan en aangekondigd dat de gronden waarop de uitspraak rust zal uitwerken in deze, vandaag te geven, beschikking.

2.De feiten

2.1.
De kinderrechter gaat bij de beoordeling van de verzoeken uit van de volgende feiten.
2.2.
De nu één jaar oude [naam kind] staat onder toezicht van de GI en hij is uit huis geplaatst, omdat zijn ouders niet voor hem kunnen zorgen.
2.3.
Om te onderzoeken waar de kansen liggen voor de ouders om zelf voor [naam kind] te kunnen zorgen en welke belemmeringen daarvoor moeten worden weggenomen, is besloten tot klinische ouderschapsdiagnostiek door “De Stee” dat als onderdeel van GGZ Drenthe, psychiatrische gezinsdiagnostiek en behandeling aanbiedt.
2.4.
Die opname heeft niet gebracht wat ervan werd gehoopt en gedacht. De Stee rapporteert in haar brief van 16 april 2025 aan de ouders, voor zover hier van belang:
Hierbij ontvangen jullie een brief met daarin een overzicht van het verloop van het behandeltraject binnen het Centrum voor Behandeling en Beoordeling Ouderschap (CBBO) ‘De Stee” onderdeel van de afdeling Gezinspsychiatrie te Beilen.
(…)
Jullie, ouders worden aangemeld om te onderzoeken of er een gezinshereniging kan plaatsvinden met jullie jongste zoon, [naam kind] . Een eerste intake werd ingepland begin januari. Een dag van tevoren ben jij, vader, opgenomen in het ziekenhuis. Jij, moeder, wilde niet live
aanwezig zijn, omdat je gevallen bent en je hoofd bont en blauw is. De aanmelder heeft gesteld
dat het belangrijk is dat jullie beiden bij de intake aanwezig zijn. De situatie roept vraagtekens
op of er sprake is geweest van huiselijk geweld. Er wordt een nieuwe intake ingepland. Jullie
vertellen dan dat er rondom de eerste geplande intake geen sprake is geweest van geweld tussen jullie.
(…)
Jij, vader, benoemt dat je je nooit thuis hebt gevoeld in jouw gezin van herkomst. Je beschrijft
dat jouw vader een alcoholist was en dat jij vanwege de vele conflicten in jouw gezin, veel op
straat zwierf. Je bent op jonge leeftijd in aanraking gekomen met justitie, van waaruit jij voor
jouw 18e levensjaar, vanuit justitieel kader gesloten bent geplaatst. Dit in verband met het
dealen van drugs. Daarnaast benoem je dat jij ook voor een geweldsincident bent veroordeeld
(afpersing met geweld). Je geeft akkoord dat wij informatie mogen opvragen over jouw
voorgeschiedenis. Je geeft aan dat je vanuit de drugscene ook ontvoerd geweest bent, waarbij
je vastgebonden en mishandeld bent geweest.
Binnen jullie relatie zijn herhaaldelijk ernstige conflicten, waar met regelmaat de politie bij
betrokken is geraakt. Hierbij is sprake van verbaal geweld (schreeuwen), of het gooien van spullen, of van fysiek geweld vanuit jou, vader, naar moeder (met letsel, zoals blauwe plekken
en gebroken vingers). Het komt ook voor dat jij, vader, de deur op slot doet, waardoor jij, moeder, niet weg kunt uit de woning. Jij, vader, geeft aan dat irritaties kunnen ontstaan wanneer jij, vader, ziet dat moeder alcohol geconsumeerd heeft. Daarnaast heb jij, vader, onder invloed van drugs, een psychotisch toestandsbeeld gehad, waarin je van het balkon bent gesprongen (met ernstig letsel tot gevolg). Ook heb je recent de ruiten ingeslagen, vanuit het idee dat moeder ontvoerd zou zijn (terwijl moeder op dat moment lag te slapen). Daarnaast zijner zorgen over middelengebruik, waarbij bekend is dat jullie, ouders, cannabis gebruiken. Jij, moeder, gebruikt daarnaast alcohol en jij, vader, gebruikt incidenteel harddrugs.
In het verleden heb jij, moeder, na het overlijden van jouw kind, een periode methadon gebruikt, dit is niet aan de orde op dit moment. Wel gebruik jij, moeder, slaapmedicatie, omdat het je anders niet lukt te slapen. Vanuit de onrust en onveiligheid in jullie relatie en het feit dat het jullie niet lukte om veiligheidsafspraken na te komen, naast de zorgen over het middelengebruik, is [naam kind] , twee keer uit huis geplaatst. Op dit moment woont hij in een geheim crisispleeggezin, net als jullie dochter die al langer uit huis is geplaatst. Jullie, ouders, hadden [naam dochter] onttrokken aan het gezag van de jeugdbescherming van Duitsland. Jullie zijn met jullie dochter zes maanden in Tanzania geweest en bij thuiskomst is [naam dochter] , omdat daarnaast speelde dat jullie zwierven van hotel naar hotel, uit huis geplaatst. Jullie, ouders, zijn beschuldigd van ontvoering, waarbij jullie, ouders, een heel ander verhaal hebben. Jullie geven aan dat er geen toestemming nodig was vanuit de jeugdbescherming op het moment dat jullie besloten met [naam dochter] naar Afrika te gaan.
Jij, moeder, vertelt dat jij, somber en verdrietig bent, je eenzaam voelt, geen netwerk en dag invulling hebt. Dit maakt dat vanuit jouw perspectief gezien, jij nu alcohol drinkt (wat voor de uithuisplaatsing van [naam kind] nooit een probleem is geweest). Jullie, ouders, geven allebei aan dat jullie niet suïcidaal zijn. Verder geven jullie, ouders, aan dat cannabis gezien zal worden in de urinecontrole.
Jij, vader, hebt somatische klachten, waarvoor je recent in het ziekenhuis hebt gelegen. Hier
ben jij, tegen advies in, met ontslag gegaan. Deze klachten heb je nog steeds, waarbij je
aangeeft bloed te plassen.
(…)
Voor een traject van Gezinshereniging is stabiliteit in de levensomstandigheden belangrijk. We hebben geconstateerd dat het niet lukt om tot werkbare afspraken met jullie te komen. We
kunnen daarom niet verder gaan met jullie in een traject voor gezinshereniging. Op basis van
de zorgen die er bij de aanmelder al waren over middelengebruik en de uitslagen van de urinecontroles vinden we hulpverlening voor het stoppen met gebruik voorliggend. We hadden deze conclusie graag met jullie in een gesprek toegelicht, zodat we jullie reactie en vragen hierover mee hadden kunnen nemen. Dit is helaas niet gelukt.
Het kunnen nemen van verantwoordelijkheid voor afspraken is voor goed genoeg ouderschap belangrijk. Middelengebruik en spanningen in de partnerrelatie liggen het werken aan goed
genoeg ouderschap en een gezinshereniging in de weg.
2.5.
De GI is op grond van de bevindingen van De Stee tot de slotsom gekomen dat er geen perspectief meer bestaat op terugplaatsing van [naam kind] bij (één van) zijn ouders en heeft een daarop gebaseerd perspectiefbesluit genomen. Gelet op dat perspectiefbesluit onderzoekt en werkt de GI in afwijking van haar wettelijke taak bij een uithuisplaatsing, niet meer aan een terugplaatsing van [naam kind] bij (een van) zijn ouders.
2.6.
De GI heeft echter niet aan de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om te onderzoeken of een verderstrekkende maatregel noodzakelijk is en verzoekt om de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van [naam kind] te verlengen.
2.7.
De GI maakt het voor de ouders mogelijk dat zij één keer per week gedurende een uur contact met [naam kind] kunnen hebben. Deze mogelijkheid wordt niet altijd benut.
2.8.
De GI ervaart dat de ouders of niet bereikbaar zijn of niet in staat zijn te denken en te beslissen in het belang van [naam kind] als het gaat om zijn gezondheid. Daarom verzoekt de GI ook om te bepalen dat zij het gezag over [naam kind] gedeeltelijk mag uitoefenen om toestemming te kunnen geven voor medische behandelingen.

3.De beoordeling

Waar gaat het in deze zaken om?
3.1.
Het gaat in deze gevoegd behandelde zaken om de vraag of de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van [naam kind] moeten worden verlengd. Daarnaast moet de kinderrechter beoordelen of de GI met het gezag over [naam kind] moet worden belast voor zover dit de toestemming voor een medische behandeling betreft.
De bevoegdheid en het toepasselijke recht
3.2.
Voordat de kinderrechter de verzoeken inhoudelijk kan behandelen, moet hij vanwege het internationale karakter van de zaak eerst nagaan of hij als Nederlandse kinderrechter bevoegd is en welk recht op de verzoeken moet worden toegepast. De moeder heeft immers de Duitse nationaliteit en zij, en vermoedelijk ook de vader, wonen in Duitsland. De kinderrechter neemt de bevoegdheid van de Nederlandse rechter en de toepasselijkheid van het Nederlandse recht aan omdat [naam kind] in Nederland is geboren en hier zijn hele leven verblijft.
Het wettelijk kader
3.3.
De kinderrechter kan de ondertoezichtstelling verlengen, als aan de daarvoor gestelde wettelijke eisen wordt voldaan. [1] Die eisen komen, samengevat weergegeven, erop neer dat (i) [naam kind] nog steeds in zijn ontwikkeling ernstig worden bedreigd, (ii) de zorg die nodig is om de ontwikkelingsbedreiging weg te nemen door de ouders, niet of niet in voldoende mate wordt geaccepteerd en (iii) de verwachting bestaat dat binnen een voor [naam kind] en zijn ontwikkeling aanvaardbare termijn de ouders de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding zelf weer aankunnen.
3.4.
De kinderrechter kan een machtiging tot uithuisplaatsing gedurende dag en nacht verlengen als dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van [naam kind] . [2]
3.5.
In de wet staat dat de kinderrechter kan bepalen dat het gezag gedeeltelijk wordt uitgeoefend door de GI voor zover dit noodzakelijk is in verband met de uitvoering van de ondertoezichtstelling. Dat kan bijvoorbeeld in het geval van het geven van toestemming voor een medische behandeling van een minderjarige jonger dan twaalf jaar. [3]
Wat vindt de GI?
3.6.
De GI heeft, samengevat weergegeven, het volgende aan de verzoeken ten grondslag gelegd.
3.7.
[naam kind] wordt nog steeds ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd. Vanaf de geboorte is er sprake van veel onrust in het leven van [naam kind] , waarbij het hem heeft ontbroken, en nog steeds ontbreekt, aan een stabiele en veilige opvoedsituatie bij de ouders. Daar komt bij dat er bij [naam kind] sprake is van ernstige medische problematiek. De ouders hebben het afgelopen jaar onvoldoende van de ingezette hulpverlening kunnen profiteren vanwege hun middelengebruik, hun (psychische) problematiek en de moeizame samenwerking met de hulpverlening. Als gevolg hiervan is een gezinsopname bij De Stee is niet van de grond gekomen. De GI is van mening dat het perspectief van [naam kind] ligt bij het pleeggezin.
3.8.
Hoewel de GI positief is over de houding en de welwillendheid van de ouders met betrekking tot de noodzakelijke medische behandelingen voor [naam kind] , vreest de GI dat de ouders, als gevolg van hun beperkte bereikbaarheid, niet tijdig hun toestemming kunnen geven.
Wat vinden de ouders van de verzoeken?
3.9.
Door de moeder en namens de beide ouders is, samengevat weergegeven, aangevoerd dat de informatie waarop de GI zich baseert niet juist is. De relatie tussen de ouders is al sinds februari dit jaar verbroken en de moeder heeft vanaf dat moment aangegeven dat zij graag samen met [naam kind] wil worden opgenomen in een ouder-kindhuis. De moeder heeft toegelicht dat zij na het overlijden van een kind twee jaar methadon heeft gebruikt dat aan haar toenmalige partner werd voorgeschreven in verband met een drugsverslaving. De moeder stelt dat zij inmiddels geen verdovende middelen meer gebruikt en dat zij zelf weer voor [naam kind] kan zorgen. De moeder heeft over haar persoonlijke omstandigheden verteld dat zij ingeschreven staat op het adres van haar moeder in Duitsland, maar dat zij sinds vijf weken bij een nicht inwoont, eveneens in Duitsland. De moeder wil graag herenigd worden met [naam kind] en daartoe worden geplaatst in een ouder-kindhuis. De moeder meent dat, wanneer dit niet mogelijk is, de GI al veel eerder had moeten onderzoeken of [naam kind] kan worden geplaatst bij haar broer in Duitsland. Dat heeft de GI niet gedaan. De moeder meent dat dit alsnog moet worden onderzocht, wanneer zij niet met [naam kind] kan worden herenigd. Verder vindt de moeder dat de GI onjuiste informatie geeft als het gaat om de medische behandelingen die [naam kind] nodig zou hebben. De moeder stelt dat zij en de vader altijd hebben meegewerkt aan medische behandeling en ook overal toestemming voor hebben gegeven. De moeder stelt dat zij dit ook in de toekomst zal blijven doen. Over haar bereikbaarheid heeft de moeder toegelicht dat zij enige tijd niet de beschikking had over haar mobiele telefoon, maar dat dat sinds gisteren anders is. Zij heeft het nummer waarop zij bereikbaar is echter nog niet kunnen doorgeven aan de GI.
Wat vinden de pleegouders?
3.10.
De pleegouders hebben verteld, samengevat weergegeven, dat het over het geheel genomen goed gaat met [naam kind] . Er bestaan nog wel forse zorgen over zijn gezondheid. Zij hebben verder toegelicht dat zij zich als pleegouders hebben opgegeven voor alle vormen van pleegzorg en dat wanneer daartoe wordt besloten, [naam kind] ook bij hen kan blijven wonen.
Wat beslist de kinderrechter?
3.11.
Het gaat in deze zaak om de nu één jaar oude [naam kind] , die toen hij twee weken oud was, in een crisispleeggezin is geplaatst en kort daarna in zijn huidige perspectief biedende pleeggezin. De GI heeft een perspectiefbesluit genomen waaruit volgt dat de GI niet meer wil toewerken naar een terugplaatsing van [naam kind] bij één van zijn ouders. Dat besluit heeft de GI genomen in maart van dit jaar. De GI heeft nog geen verzoek aan de Raad gedaan om te onderzoeken of er een noodzaak is om een verderstrekkende maatregelen te nemen dan de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing. De kinderrechter zal moeten beoordelen of, wat de GI wel verzoekt, op de wet kan worden gegrond.
3.12.
De kinderrechter kan op grond van de tot zover gebleken feiten en omstandigheden, de toewijzing van het verzoek om de ondertoezichtstelling te verlengen, niet op de wet gronden. Hij legt hierna uit waarom dat volgens hem zo is en wat er moet gebeuren.
3.13.
Een ondertoezichtstelling in combinatie met een uithuisplaatsing, zijn tijdelijke kinderbeschermingsmaatregelen die diep ingrijpen in het privé- en gezinsleven van ouders. Die maatregelen mogen alleen worden genomen als de wet daarin voorziet. De wet geeft daarom strikte voorwaarden die voor het nemen van deze maatregelen moeten zijn vervuld.
3.14.
Als het gaat om de ondertoezichtstelling stelt de kinderrechter vast dat [naam kind] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd, wanneer hij afhankelijk zou zijn van de verzorging en opvoeding die zijn ouders hem op dit moment kunnen bieden. Beide ouders zijn onvoldoende beschikbaar en als gevolg van hun persoonlijke problematiek, drank- en/of middelengebruik ook onvoldoende in staat aan te sluiten bij de fysieke en emotionele behoeften van een kind in de leeftijd van [naam kind] . Ook mist in hun eigen levens op dit moment de stabiliteit en zelfstandigheid die nodig is om een voor [naam kind] zo optimaal en gezond mogelijke opvoedingsomgeving te bieden. Ook stelt de kinderrechter vast dat tot zover de ouders de zorg die nodig is om deze ontwikkelingsbedreigingen weg te nemen niet en in ieder geval onvoldoende hebben geaccepteerd of hebben benut. Immers, de jeugdbeschermers van de GI hebben geregeld dat voor hen een opnamemogelijkheid bestond in een kliniek die ouderschapsdiagnostiek en behandeling aanbiedt. De ouders bleken echter niet in staat zich te houden aan de basisvoorwaarden die voor een gezonde en veilige plaatsing van ouders en kind noodzakelijkerwijs moeten worden vervuld. Uiteindelijk is de opname er niet gekomen, louter vanwege de onwil van de ouders om bereikbaar en beschikbaar te zijn en geen middelen te gebruiken. Een en ander noodzaakt het ingrijpen met een ondertoezichtstelling en maakt het ook noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding van [naam kind] dat hij niet bij zijn ouders, maar in het pleeggezin woont.
3.15.
Dat tezamen genomen, is echter onvoldoende om een kind onder toezicht te stellen of een lopende ondertoezichtstelling te verlengen. Daarvoor stelt de wet ook een bijkomende, belangrijke, voorwaarde. [4] Die voorwaarde komt erop neer dat de kinderrechter ook de redelijke verwachting moet hebben dat de ouders, of één van hen, binnen een voor het kind en zijn ontwikkeling aanvaardbare termijn, weer zelf de opvoedingsverantwoordelijkheid kunnen dragen. Wanneer de kinderrechter die verwachting niet heeft, is, behoudens bijzondere omstandigheden die zich hier niet voordoen, een ondertoezichtstelling geen passende en geëigende maatregel. In dat geval behoort te worden onderzocht of het noodzakelijk is dat een verderstrekkende maatregel wordt genomen, in de vorm van het beëindigen van het gezag van de ouders. [5]
3.16.
Kinderbeschermingsmaatregelen maken inbreuk op de rechten van ouders en kinderen die artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens beschermt. Gelet op die inbreuk ligt het voor de hand dat wanneer jeugdbeschermers vinden dat het beste toekomstperspectief voor een kind niet meer bij de ouders ligt en een daarop gebaseerd perspectiefbesluit nemen, zij de Raad voor de Kinderbescherming verzoeken om te onderzoek te doen naar de vraag of er nog binnen een voor [naam kind] en zijn ontwikkeling aanvaardbare termijn perspectief bestaat op hereniging met één van zijn ouders en of de tijdelijke maatregelen van ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing wel passend en geëigend zijn of dat een verderstrekkende maatregel noodzakelijk is. De GI heeft dit echter niet gedaan. Daardoor is er kostbare tijd verloren gegaan die gebruikt had moeten worden om te onderzoeken waar het perspectief voor [naam kind] ligt. Daarbij moet altijd worden gekeken of en onder welke voorwaarden een kind weer bij zijn ouders kan wonen. Wanneer, zoals hier, de jeugdbeschermers dat verzoek niet doen, is er een onaanvaardbaar risico dat door het verlengen van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing de aanvaardbare termijn waarbinnen kan worden onderzocht en afgewacht of ouders weer zelf de opvoedingsverantwoordelijkheid kunnen dragen, onbenut verstrijkt.
3.17.
Het voorgaande betekent in deze procedure het volgende. De kinderrechter zal gelet op het verzuim van de GI, zelf een onderzoeksopdracht aan de Raad voor de Kinderbescherming geven, ter vaststelling van het perspectief van [naam kind] op hereniging met (één van) zijn ouders en ter beantwoording van de vraag of de maatregelen van ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing nog passend en geëigend zijn, dan wel dat een gezagsbeëindiging noodzakelijk is.
3.18.
De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing wel verlengen, ter overbrugging van de tijd die de Raad nodig heeft om zijn onderzoek te doen, advies te geven en in het geval dit noodzakelijk is, eigen verzoeken te doen aan de kinderrechter of de rechtbank. De kinderrechter vindt dat, gelet op de betrokken belangen en de relatief korte aanvaardbare termijn, mede in aanmerking genomen dat [naam kind] al nagenoeg zijn hele leven woont in het pleeggezin en zich zal gaan hechten aan de pleegouders die voor hem zorgen, dat de Raad binnen een termijn van zes maanden in staat moet zijn om zijn onderzoek uit te voeren en daarvan een onderzoeksrapport samen te stellen.
3.19.
De kinderrechter houdt in afwachting van de totstandkoming van het onderzoeksrapport, de beslissing op de resterende duur van de verzoeken aan.
Wat beslist de kinderrechter over de uitoefening van het gezag door de GI?
3.20.
De kinderrechter wijst het verzoek van de GI af. Hij overweegt daartoe dat het gaat om een bijzonder ingrijpend verzoek, omdat het de uitoefening van het gezag door de ouders beperkt. Uit de totstandkomingsgeschiedenis van het artikel waarop de GI haar verzoek grondt, blijkt dat de rechter duidelijk moet motiveren waarom in een specifiek geval en gericht op de specifieke belangen van een kind het noodzakelijk is dat het ouderlijk gezag wordt overgeheveld. [6]
3.21.
Waarom vorenbedoelde noodzakelijkheid zich voortdoet is niet duidelijk gemaakt. De GI verzoekt bovendien een machtiging die onvoldoende bepaalbaar is, zo ontbreekt bijvoorbeeld een duiding van de medische behandeling [naam kind] nodig heeft.
3.22.
Gelet op het voorgaande neemt de kinderrechter de volgende beslissing.

4.De beslissing

De kinderrechter:
in de zaak met zaaknummer C/18/248092 / JE RK 25-519
4.1.
verlengt de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van [naam kind] voor de duur van zes maanden en daarom tot 24 april 2026;
4.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.3.
gelast een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming ter beantwoording van de vragen en problematiek zoals geduid in rechtsoverweging 3.17.;
4.4.
bepaalt dat de verzoeken voor zover betrekking hebbend op de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing (verder) mondeling worden behandeld op
vrijdag 10 april 2026 om 14:00 uur, in het gerechtsgebouw in Groningen, Guyotplein 1;
4.5.
gelast dat de Raad uiterlijk twee weken voor de mondelinge behandeling zijn onderzoeksrapport aan de rechtbank en de belanghebbenden dient toe te sturen;
4.6.
wijst de GI, de advocaat en de ouders erop dat deze beschikking geldt als een uitnodiging om deel te nemen aan de mondelinge behandeling op 10 april 2026 en dat de rechtbank geen afzonderlijke uitnodiging zal sturen;
4.7.
bepaalt dat de administratie van de rechtbank de Raad voor de Kinderbescherming per brief moet uitnodigen voor de mondelinge behandeling;
4.8.
houdt iedere verdere beslissing aan.
in de zaak met zaaknummer C/18/248417 / JE RK 25-540
4.9.
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. B.R. Tromp, (kinder)rechter, en in het openbaar uitgesproken op 14 oktober 2025.
Als u het niet eens bent met de beslissingen die de rechter heeft genomen, kunt u in hoger beroep. Maar let op! Hoger beroep kunt u niet zelf instellen. U moet daarvoor naar een advocaat. Een advocaat kan voor u hoger beroep instellen bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Belangrijk is dat u snel naar een advocaat gaat. Hoger beroep moet bijna altijd binnen drie maanden na de dag van de uitspraak worden ingesteld.
Voor de GI geldt dat zij zelf hoger beroep kan instellen.
LG/JS

Voetnoten

1.Art. 1:260 in samenhang met artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (hierna BW).
2.Art. 1:265b, eerste lid in samenhang met artikel 1:265c, tweede lid BW.
3.Art. 1:265e BW.
4.Zie hiervoor art. 1:260 in samenhang met art. 1:255 BW.
5.Art. 1:266 BW.
6.Zie hiervoor: