ECLI:NL:RBNNE:2025:424

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 januari 2025
Publicatiedatum
7 februari 2025
Zaaknummer
18.219563.24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor zware mishandeling door het gooien van een glas

Op 23 januari 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Leeuwarden uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van zware mishandeling. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 6 juli 2024 in Wolvega, waar de verdachte een glas naar het hoofd van het slachtoffer gooide, wat resulteerde in ernstig letsel. De verdachte ontkende de beschuldigingen, maar de rechtbank oordeelde op basis van getuigenverklaringen en bewijsstukken dat er sprake was van voorwaardelijk opzet. De rechtbank achtte het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van 163 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uren. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan het slachtoffer van €2.500,00 voor immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan, evenals de persoonlijke situatie van de verdachte. Tevens werd de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf gelast, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig had gemaakt aan een nieuw strafbaar feit.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18.219563.24
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 21.002557.21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 23 januari 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboorte datum] 1985 te [geboorte plaats] (Marokko), wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 9 januari 2025.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M. Hoevers, advocaat te Utrecht. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. E. Hellinga.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 6 juli 2024 te Wolvega, in elk geval in de gemeente Weststellingwerf, in of bij [bedrijf] " gevestigd aan of bij het [adres] aldaar, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meer hoofdwond(en), welke naar verwachting een of meer blijvend(e) ontsierend(e) litteken(s) zal/zullen opleveren, heeft toegebracht door die [slachtoffer] (met) een (eerder kapot geslagen/gemaakt) (drink)glas tegen het hoofd te gooien en/of slaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 juli 2024 te Wolvega, in elk geval in de gemeente Weststellingwerf, in of bij [bedrijf] " gevestigd aan of bij het [adres] aldaar, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer] met voornoemd opzet (met) een (eerder kapot geslagen/gemaakt) (drink)glas tegen het hoofd heeft gegooid en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde op grond van de aangifte en de verklaringen van getuige [getuige] . Er is sprake geweest van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van zowel het primair als subsidiair ten laste gelegde gelet op de ontkenning van verdachte.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd, mocht de rechtbank tot het oordeel komen dat het verdachte is geweest die het glas heeft gegooid, dat er sprake was van voorwaardelijk opzet. Als je met een glas gooit waar mensen zijn, accepteer je het risico dat er iemand geraakt wordt.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 7 juli 2024, opgenomen op pagina 5 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2024180780 d.d. 11 juli 2024, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Vandaag, zaterdag 6 juli 2024 omstreeks 23:25 uur, was ik aan het werk in mijn [bedrijf] genaamd [bedrijf] aan het [adres] te Wolvega. Vervolgens zag ik dat hij een vrouwelijke bezoeker aanvloog. Ik stond direct achter haar en ben er tussen gesprongen en riep iets in de trant van: 'opdonderen, geen
vrouwen slaan'. Ik weet niet precies wat er vervolgens gebeurde maar ineens voelde ik een pijnscheut in mijn hoofd.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever d.d. 7 juli 2024, opgenomen op pagina 12 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Ik kreeg toen een klap tegen mijn linkerkant van mijn voorhoofd. Ik heb niet precies gezien hoe het daarna is gegaan maar ik weet voor 100 % zeker dat hij het glas heeft gepakt en naar mijn hoofd heeft gegooid.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 13 december 2024, los opgenomen in het dossier, inhoudend als verklaring van [getuige] :
Ik zag dat [verdachte] een glas pakte en naar de kroegbazin gooide. Ik stond er tussenin. Dat glas ging langs mijn hoofd en kwam bij [slachtoffer] in het gezicht. U vraagt mij de afstand te schatten op dat moment tussen de [verdachte] en de kroegbazin. Ik denk 2 tot 2,5 meter. Ik denk wel dat het op haar gericht was. Er stond verder niemand anders bij waar [verdachte] naartoe zou moeten gooien.
4. Een geneeskundige verklaring, op 8 juli 2024 opgemaakt en ondertekend door [naam] , huisarts voor zover inhoudend, als zijn/haar geneeskundige verklaring:
Mw. [slachtoffer] , geboortedatum [geboorte datum] -1973. Waarneming: 07-07-2024 04:03:50
3cm + 2 cm barst/ snijwond voorhoofd links.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 november 2024, los opgenomen in het dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 13 november 2024 had ik telefonisch contact met aangeefster. Ik vroeg haar of zij blijvend letsel wellicht had overgehouden van het voorval. Hiervan gaf zij aan dat zij nog glas in haar voorhoofd had, ten gevolge van het voorval. De arts wilde dit nog niet verwijderen, i.v.m. mogelijk oplopen van extra littekens. Zij diende nog een jaar te wachten.
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt op basis van bovengenoemde bewijsmiddelen vast dat het slachtoffer [slachtoffer] op 6 juli 2024 voor haar [bedrijf] een glas tegen haar hoofd gegooid heeft gekregen. Het slachtoffer is tijdens een schermutseling tussen verdachte en een ander persoon in gaan staan. Vervolgens heeft zij een glas tegen haar hoofd aan gekregen.
Verdachte heeft ontkend het glas te hebben gegooid. Getuige [getuige] heeft gezien dat verdachte een glas pakte en een gooibeweging maakte richting het slachtoffer. Deze verklaringen, samen met die van het slachtoffer bij de politie, bij elkaar genomen maakt dat de rechtbank van oordeel is dat het verdachte is geweest die een glas in de richting van het slachtoffer heeft gegooid waarbij het glas tegen het hoofd van het slachtoffer is gekomen. Het slachtoffer is hierdoor gewond geraakt.
Over die verwondingen overweegt de rechtbank het volgende. Als gevolg van het handelen van verdachte heeft het slachtoffer twee snijwonden in haar gezicht opgelopen. Zij wordt een half jaar na het incident nog dagelijks geconfronteerd met de gevolgen van dit letsel, te weten twee ontsierende littekens in haar gezicht. Er komen nog steeds stukjes glas uit de wonden waar mogelijk een jaar na dato nog een operatie voor zal volgen. Er is thans dus nog geen sprake van een medische eindtoestand.
De rechtbank is van oordeel dat dit letsel naar gewoon spraakgebruik als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt.
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet vast te stellen is dat verdachte vol opzet had om het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank is wel
van oordeel dat er sprake is geweest van voorwaardelijk opzet van verdachte. Er bestond een aanmerkelijke kans dat het slachtoffer door de gedragingen van verdachte zwaar lichamelijk letsel zou oplopen door van korte afstand met een (uiteraard breekbaar) glas in haar richting te gooien en verdachte heeft die kans bewust aanvaard.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 6 juli 2024 te Wolvega, bij [bedrijf] " gevestigd aan het [adres] aldaar, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten hoofdwonden, welke naar verwachting blijvende ontsierende littekens zullen opleveren, heeft toegebracht door die [slachtoffer] met een drinkglas tegen het hoofd te gooien.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Primair. Zware mishandeling.
Dit feit is strafbaar omdat geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar omdat niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van de dagen doorgebracht in voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit. Hij heeft verzocht bij een strafoplegging rekening te houden met het dreigende verlies van de woning van verdachte bij een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het adviesrapport van de reclassering van 25 september 2024, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 16 september 2024, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zware mishandeling door een glas in het gezicht van het slachtoffer te gooien. Daarmee heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. Voor het opzettelijk toebrengen van middelzwaar lichamelijk letsel met behulp van een wapen (niet zijnde een vuurwapen) geldt als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat verdachte de afgelopen vijf jaren niet onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. De reclassering kan omdat verdachte ontkent geen uitspraak doen over de kans op herhaling, over welke leefgebieden delictgerelateerd zijn en ziet geen mogelijkheden voor interventies vanuit de reclassering.
Naar het oordeel van de rechtbank kan gelet op de ernst van het feit niet worden volstaan met een andere strafmodaliteit dan een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Gelet op de oriëntatiepunten van de rechtspraak en het feit dat verdachte eveneens letsel heeft opgelopen de bewuste avond, zal de rechtbank een lagere straf opleggen dan de officier van justitie eiste, namelijk een gevangenisstraf voor de duur van 163 dagen waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Daarnaast zal de rechtbank een taakstraf voor de duur van 120 uren opleggen.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 2.500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft volledige toewijzing van de benadeelde partij [slachtoffer] gevorderd, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet- ontvankelijk verklaard moet worden gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman zich gerefereerd.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door de verdediging is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 6 juli 2024.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk arrest van 25 juli 2022 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden zittingsplaats Leeuwarden, is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een taakstraf voor de duur van 40 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 29 augustus 2023. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij vordering van 26 september 2024 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen omdat het een andersoortig feit betrof.
Oordeel van de rechtbank
Omdat veroordeelde het bewezen verklaarde feit heeft begaan voor het einde van de proeftijd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van deze voorwaardelijke straf.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel
ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 163 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 60 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Veroordeelt verdachte voorts tot:

een taakstraf voor de duur van 120 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van 2.500,00 (zegge: tweeduizend en vijfhonderd euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 juli 2024 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van 2.500,00 (zegge: tweeduizend en vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 juli 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 35 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

21.002557.21:

Gelast de tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden van 25 juli 2022, te weten: een
taakstrafvoor de duur van
40 uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 20 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.C.L. Vreugdenhil, voorzitter, mr. S.T. Kooistra en
mr. M.M. Spooren, rechters, bijgestaan door W. van Goor, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 januari 2025.