ECLI:NL:RBNNE:2025:4161

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 oktober 2025
Publicatiedatum
14 oktober 2025
Zaaknummer
18/122539-24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor seksueel binnendringen van slachtoffer in staat van verminderd bewustzijn

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 14 oktober 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het seksueel binnendringen van een slachtoffer, terwijl hij wist dat zij in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde. De verdachte heeft seksuele handelingen verricht bij het slachtoffer, ondanks haar expliciete weigering en haar toestand van bewustzijn. Het slachtoffer had alcohol genuttigd en was afhankelijk van methadon, wat leidde tot een verminderd bewustzijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op de hoogte was van de toestand van het slachtoffer en dat hij misbruik heeft gemaakt van deze situatie. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 15 maanden. De zaak is behandeld in het kader van de eerste aanleg, waarbij de verdachte werd bijgestaan door een advocaat en het Openbaar Ministerie vertegenwoordigd was door een officier van justitie. De rechtbank heeft de betrouwbaarheid van de verklaringen van het slachtoffer beoordeeld en vastgesteld dat er voldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar heeft geconcludeerd dat de ernst van het feit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/122539-24
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 14 oktober 2025 in de zaak van het Openbaar Ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1965 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 3 maart 2025 en - nadat bij tussenvonnis van de rechtbank van 17 maart 2025 het onderzoek is heropend - het onderzoek ter terechtzitting van 30 september 2025. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M. Pater, advocaat te Assen. Het Openbaar Ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. Lübbers.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 4 maart 2022 te Zaandam, gemeente Zaanstad, althans in Nederland, met [slachtoffer] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening en/of verstandelijke handicap leed dat deze niet of onvolkomen in staat was zijn/haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten door haar vagina te betasten en/of het brengen van één of meer vingers in haar vagina en/of zijn penis in haar vagina en/of haar anus te brengen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Tussen de verklaringen van mevrouw [slachtoffer] zoals zij deze heeft afgelegd tijdens het informatief gesprek zeden van 4 maart 2022 enerzijds en haar getuigenverhoor bij de rechter-commissaris van 17 september 2025 anderzijds zitten verschillen. De verklaringen van [slachtoffer] zijn daardoor als onvoldoende geloofwaardig aan te merken. Ook uit het enkele feit dat er sperma van verdachte is aangetroffen op en in het lichaam van [slachtoffer] , kan niet worden geconcludeerd dat verdachte en [slachtoffer] op 4 maart 2022 seks met elkaar hebben gehad. Verdachte en [slachtoffer] hadden een seksuele relatie en tijdens die relatie hadden zij in de weken voor het ten laste gelegde nog vrijwillig seks met elkaar. [slachtoffer] kon daardoor over het sperma van verdachte beschikken. De raadsvrouw heeft voorts aangevoerd dat uit het dossier niet vastgesteld kan worden dat [slachtoffer] ten tijde van de ten laste gelegde handelingen in staat van bewusteloosheid, verminderde bewustzijn, lichamelijke onmacht of een psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap verkeerde.
Zij heeft aangevoerd dat het moet gaan om een situatie waarbij van aangeefster niet kan worden verwacht dat zij weerstand biedt aan de seksuele handelingen van verdachte. [slachtoffer] verklaart zelf dat zij zich heeft verzet, weerstand heeft geboden en haar wil kenbaar heeft gemaakt. Zo verklaart [slachtoffer] nee te hebben gezegd tegen verdachte, dat zij hem van zich af heeft proberen te duwen en dat zij haar nagels in zijn huid heeft gezet. Deze actieve handelswijze past niet bij het ten laste gelegde.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1.
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden
d.d. 5 maart 2022, opgenomen op pagina 25 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met onderzoeksnummer [nummer] d.d. 13 maart 2024, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
[slachtoffer] had zich onttrokken van verlof op 3 maart 2022. De begeleiding heeft haar gebeld maar ze nam niet op. Op 4 maart nam ze wel op en heeft ze afgesproken met de begeleiding en haar reclassering, dat zij terug zou keren. Het bleek dat zij in Zaanstad zat bij haar vriend [verdachte] . Ze is met de trein naar Assen gegaan en is daar opgehaald door [begeleidster slachtoffer] . Tijdens het vervoer vertelde [slachtoffer] aan [begeleidster slachtoffer] , dat er wat was gebeurd bij haar vriend. Zij vertelde dat zij seks tegen haar zin had gehad. [verdachte] had haar opgehaald uit Zuidlaren en ze waren naar Zaanstad gereden. [begeleidster slachtoffer] heeft de politie gebeld. [slachtoffer] vertelde dat zij bij [verdachte] was. [slachtoffer] voelde dat de methadon begon uit te werken en werd misselijk na een biertje. Rond 22u gaf zij aan dat ze wilde gaan slapen en ging naar boven. Hij liep achter haar aan en ging bij haar liggen.
Hij stond bij haar bij het bed, waar zij op haar rug lag en trok haar bij haar benen naar zich toe. Hij vingerde haar, waarop zij aangaf dat zij niet wilde, omdat ze zich niet goed voelde. Hij penetreerde haar vaginaal en anaal zonder condoom. Hij is uiteindelijk in haar klaar gekomen, vaginaal. Ze zei steeds tegen hem dat ze niet wilde, want ze voelde zich ziek. Ze gaf aan te moeten spugen en draaide met haar rug naar hem toe. Hij trok haar steeds naar zich toe en pakte haar kin ook beet.
2. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige bij de rechter- commissaris, opgemaakt en ondertekend door de rechter-commissaris en de griffier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] op 17 september 2025:
Ik kan mij herinneren dat [verdachte] me uit Zuidlaren heeft opgehaald en dat we naar Zaandam zijn gegaan. Ik heb een biertje gedronken. Ik begon mij niet goed te voelen. Ik werd misselijk. Ik had ook nog een trekje van een jointje gehad. Ik vermoed dat het kwam door de alcohol en het jointje en het klopt dat ik destijds methadon gebruikte. Ik kreeg iedere ochtend methadon en in Zaandam had ik niets bij me. Ik raakte de realiteit kwijt door de misselijkheid en ik werd duizelig en ik moest overgeven. Ik viel ook even weg. Op een gegeven moment kwam ik weer bij. Ik kwam bij omdat er ruw aan mij gezeten werd en dat wilde ik niet. [verdachte] zat aan mij. Toen hij aan mij zat, was ik in de slaapkamer. Ik herinner me nog dat ik moe was en dat ik wilde slapen. [verdachte] heeft mij geholpen om naar boven te komen. Hij heeft me min of meer geduwd. Ik was nog steeds misselijk, dat hield een hele poos aan. We hebben toen seks gehad. Ik heb anale en vaginale seks met hem gehad, maar ik was er niet helemaal bij. Ik voelde mij nog steeds niet goed. Ik was niet 100% knock out, ik had niet het volledige besef wat er gebeurde. Ik was de realiteit kwijt. Ik heb nog wel geprobeerd toen hij seks met mij wilde, hem van mij af te duwen. [verdachte] wist dat ik methadon nodig had. Op bed viel ik ook af en toe weg. Dat waren korte en lange momenten. Ik heb ook tegen hem gezegd dat ik het niet wilde. [verdachte] werd ook wel rustiger toen ik er iets van zei, maar daarna ging hij er wel mee door.
3. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt aanvullend proces-verbaal aanvraag benoeming deskundige
d.d. 19 maart 2025 met nummer [nummer] , van het dossier van Politie Noord-Nederland ( [nummer] )
d.d. 13 maart 2024, inhoudend als relatering van verbalisant [verbalisant] :
Aangever:
Achternaam: [slachtoffer] Voornamen: [slachtoffer] Geboren: [geboortedatum] 1984
Verdachte
Achternaam: [verdachte] Voornamen: [verdachte] Geboren: [geboortedatum] 1965
Op 5 maart 2022 werd een forensisch medisch onderzoek uitgevoerd bij het slachtoffer. Hierbij werden in het kader van de waarheidsvinding lichaamsbemonsteringen veiliggesteld en in beslag genomen.
Spoor
SIN: [nummer] Spoortype: Biologisch
4. ​
​Een afzonderlijk opgemaakt deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, zaaknummer [nummer] , d.d. 14 april 2025, opgemaakt door ing. J.H.C. Gits op de door hem afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudend als zijn verklaring:

Onderzoek naar biologische sporen

Onderzoeksset zedendelicten [nummer] van slachtoffer [slachtoffer]
Conform de aanvraag van de politie zijn alle bemonsteringen onderzocht. De acht bemonsteringen van de vagina, het speculum en de anus zijn als [nummer] #05 tot en met #12 veiliggesteld voor een onderzoek naar de aanwezigheid van sperma(vloeistof) en een DNA-onderzoek.

Resultaten, interpretatie en conclusie van het onderzoek

SIN (omschrijving)
DNA kan afkomstig
zijn van
Bewijskracht
Resultaat test op
sperma-vloeistof
[nummer] #05 buitenste schaamlippen nat
minimaal twee personen:
- slachtoffer [slachtoffer]
- verdachte [verdachte]
- niet berekend
- meer dan 1 miljard
Positief
[nummer] #06 buitenste schaamlippen droog
minimaal twee personen:
. slachtoffer [slachtoffer]
- verdachte [verdachte]
- niet berekend
- meer dan 1 miljard
Positief
[nummer] #07 binnenste schaamlippen
minimaal twee personen:
- slachtoffer [slachtoffer]
- verdachte [verdachte]
- niet berekend
- meer dan 1 miljard
Positief
[nummer] #08 diep vaginaal
minimaal twee personen:
- slachtoffer [slachtoffer]
- verdachte [verdachte]
- niet berekend
- meer dan 1 miljard
Positief
[nummer] #09 speculum
minimaal twee personen:
- slachtoffer [slachtoffer]
- verdachte [verdachte]
- niet berekend
- meer dan 1 miljard
Positief
[nummer] #10 om de anus nat
minimaal twee personen:
- slachtoffer [slachtoffer]
- verdachte [verdachte]
- niet berekend
- meer dan 1 miljard
Positief
[nummer] #ll
om de anus droog
minimaal twee personen:
- slachtoffer [slachtoffer]
- verdachte [verdachte]
- niet berekend
- meer dan 1 miljard
Positief
[nummer] #12 in de anus
minimaal twee personen:
- slachtoffer [slachtoffer]
- verdachte [verdachte]
- niet berekend
- meer dan 1 miljard
Positief

Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek

[nummer] #05 (buitenste schaamlippen nat), #06 (buitenste schaamlippen droog). #07 (binnenste schaamlippen), #08(diep vaginaal), #09 (speculum), #10 (om de anus nat), #11 (om de anus droog) en #12 (in de anus)
Voor deze bemonsteringen is de bewijskracht ten aanzien van [verdachte] berekend. Hierbij is aangenomen dat de bemonstering DNA bevat slachtoffer [slachtoffer] en sperma van één man.
DNA-mengprofielen [nummer] #05 tot en met #12 zijn elk meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [slachtoffer] en sperma van verdachte [verdachte] , dan wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [slachtoffer] en sperma van een willekeurige onbekende man.
5. ​
​Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d.
15 november 2023, opgenomen op pagina 80 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummers [nummer] en [nummer] d.d. 13 maart 2024, inhoudend als verklaring van [verdachte] :
V: Waar ging je naar toe?
A: Naar Zaandam naar een paar vrienden. Later kwam [slachtoffer] daar nog. Ik heb haar opgehaald, met de trein. We zijn met zn tweeën naar Zaandam gegaan. De volgende dag
is ze teruggegaan na Zuidlaren.
V: Wat voor medicatie kreeg ze dan? A: Methadon
V: Hoe is ze als ze Methadon gebruikt heeft?
A: Gewoon normaal. Gebruikte ze het methadon niet dan moest ze kotsen. V: Hadden jullie ook een seksuele relatie?
A: Nee een gewone relatie maar we hadden ook wel seks.
V: Is er iets gebeurt er die avond in Zaanstad tussen jou en [slachtoffer] ?
A: Nee, ze had een paar biertjes op en geen methadon op. Ze was niet lekker.
V: [slachtoffer] zegt dat zij naar boven ging toen haar methadon begon uit werken en ze misselijk was geworden van een biertje. Hoe zit dat?
A: Klopt, klopt. Ik zei nog dat ze geen bier moest drinken en dat deed ze toch. Ze heeft nog lopen kotsten daar.
V: Wat deed jij nadat ze naar boven ging? A: Mee gegaan om op haar te letten.
V: Je zegt dat je haar achterna bent gegaan. Wat is er toen gebeurd? A: Ze heeft in de slaapkamer nog overgegeven.
A: Ze was zo ver heen. Ze was wel bij haar positieven. Ze heeft nog lopen kotsen.
6. ​
​De door verdachte ter zitting van 3 maart 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Toen mevrouw [slachtoffer] op een gegeven die biertjes had opgedronken, werd zij niet lekker. Wij zijn toen samen de trap op gegaan naar de slaapkamer. Het was wel duidelijk dat zij high was. Ik zag dat mevrouw [slachtoffer] draaierig was en zij deed vreemde uitspraken.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Juridisch kader
Deze zaak betreft een zedenzaak. Bij de beoordeling van het bewijs stelt de rechtbank voorop dat zedenzaken zich in het algemeen kenmerken door het feit dat slechts twee personen aanwezig waren bij de (beweerdelijke) seksuele handelingen: het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. Ook in deze zaak is dit het geval. Dit maakt dat extra zorgvuldig naar de waardering van de afgelegde verklaringen moet worden gekeken, zeker als er, zoals in dit geval, sprake is van een ontkennende verdachte.
Op grond van het bepaalde in artikel 342, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering (Sv) is de enkele verklaring van één getuige in beginsel onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Daar staat tegenover dat in zedenzaken een geringe mate aan steunbewijs in combinatie met de betrouwbare verklaringen van aangeefster voldoende wettig bewijs kan opleveren. De rechtbank zal dan ook de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster moeten beoordelen. Indien de rechtbank de verklaringen betrouwbaar acht, moet worden beoordeeld of deze verklaringen steun vinden in andere bewijsmiddelen. Dat steunbewijs hoeft, zo volgt uit de jurisprudentie van de Hoge Raad, bij zedenzaken niet per definitie te zien op de ontuchtige handelingen zelf. Het is afdoende wanneer de verklaring van aangeefster op onderdelen steun vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Tussen de verklaring en het overige gebezigde bewijsmateriaal mag geen sprake zijn van een te ver verwijderd verband.
Uit het dossier en hetgeen ter zitting is besproken, moet de rechtbank ten slotte de overtuiging hebben gekregen dat verdachte het ten laste gelegde heeft gepleegd.
Betrouwbaarheid verklaringen [slachtoffer]
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of de verklaringen van aangeefster [slachtoffer] over de handelingen die volgens haar door de verdachte bij haar zijn verricht, betrouwbaar zijn. De verklaringen moeten kritisch, zorgvuldig en behoedzaam worden bezien. Vervolgens komt de vraag aan de orde in hoeverre er ondersteuning bestaat voor die verklaringen.
De rechtbank is van oordeel dat [slachtoffer] consistent en gedetailleerd heeft verklaard over wat er in de avond van 3 op 4 maart 2022 is gebeurd en stelt op basis van het dossier het volgende vast. Op 4 maart 2022 vertelt [slachtoffer] direct nadat ze is opgehaald door haar begeleidster van [instelling] , [begeleidster slachtoffer] , dat ze tegen haar wil seks heeft gehad met verdachte en nog diezelfde dag vindt het informatieve gesprek zeden bij de politie plaats. Uit het informatief gesprek zeden op 4 maart 2022 en uit het verhoor bij de rechter-commissaris op 17 september 2025 met [slachtoffer] blijkt het volgende. Op 3 maart 2022 is [slachtoffer] samen met verdachte met het openbaar vervoer naar Zaandam gereisd. [slachtoffer] heeft in de avond een biertje gedronken en begon zich niet goed te voelen. Ook had zij nog een trek van een joint gehad. Zij kreeg iedere ochtend methadon en in Zaandam had zij niets bij zich. Ze voelde dat de methadon begon uit te werken en werd misselijk. Nadat [slachtoffer] misselijk werd, rond 22:00 uur, gaf zij aan dat ze wilde gaan slapen en liep naar boven. Verdachte liep achter haar aan en hielp haar naar boven. Hij ging bij haar liggen. Verdachte trok [slachtoffer] aan haar benen naar zich toe. [slachtoffer] raakte de realiteit kwijt door de misselijkheid, werd duizelig en moest overgeven. Ook viel zij af en toe weg. Zij kwam bij omdat er hardhandig aan haar werd gezeten door verdachte. Verdachte vingerde haar, waarop [slachtoffer] aangaf dat zij niet wilde, omdat ze zich niet goed voelde. Verdachte penetreerde haar vaginaal en anaal zonder condoom. [slachtoffer] zei steeds tegen verdachte dat ze niet wilde, want ze voelde zich ziek en moest spugen. Zij had niet het volledige besef wat er gebeurde. [slachtoffer] heeft geprobeerd verdachte van haar af te duwen, dat lukte niet.
De verklaring van [slachtoffer] tijdens het informatieve gesprek zeden op 4 maart 2022 komt op belangrijke onderdelen overeen met haar latere verklaring bij de rechter-commissaris op 17 september 2025. Zo komen de aard van de handelingen, de wijze waarop dit gebeurde en de manier waarop zij reageerde in de verklaringen grotendeels met elkaar overeen. Dat [slachtoffer] tijdens haar verhoor bij de rechter-commissaris, ruim drie jaar later, op ondergeschikte punten ook anders heeft verklaard dan in het informatieve gesprek zeden doet niets af aan de betrouwbaarheid van haar verklaringen. De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan hetgeen [slachtoffer] heeft verklaard ten aanzien van het ten laste gelegde. Van belang is voorts dat verdachte op meerdere punten heeft verklaard overeenkomstig met hetgeen [slachtoffer] heeft verklaard over de avond van 3 op 4 maart 2022. Zo heeft hij op 15 november 2023 bij de politie verklaard dat hij samen met [slachtoffer] met het openbaar vervoer naar Zaandam is gereisd. Verdachte heeft daarnaast verklaard dat [slachtoffer] bier had gedronken, geen methadon meer had en misselijk en draaierig werd. Ook heeft hij verklaard dat hij met haar is meegelopen naar boven en dat zij in de slaapkamer heeft overgegeven. Verdachte heeft tevens verklaard dat [slachtoffer] ver heen was.
Seksueel binnendringen
Uit de verklaringen van [slachtoffer] volgt dat verdachte haar vaginaal en anaal heeft gepenetreerd.
De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de verklaring van [slachtoffer] op dit punt omdat haar verklaring steun vindt in het aangetroffen DNA (spermasporen) van verdachte op meerdere plekken op en in het lichaam van [slachtoffer] namelijk op haar buitenste en binnenste schaamlippen, in haar vagina en rondom en in haar anus. De aangetroffen spermasporen passen bij de verklaring van [slachtoffer] en niet bij de verklaring van verdachte die stellig ontkent seks te hebben gehad met [slachtoffer] die dag.
Verdachte heeft voor het aantreffen van zijn DNA op deze plekken geen logische en aannemelijke verklaring gegeven. De rechtbank acht het hoogst onwaarschijnlijk dat het aangetroffen sperma van verdachte in het lichaam van [slachtoffer] van eerdere seksuele contacten zou zijn geweest, aangezien dit volgens verdachte zelf voor het laatst zou hebben plaatsgevonden meerdere weken vóór het ten laste gelegde.
Nu er voldoende steunbewijs is voor de verklaringen van [slachtoffer] en de rechtbank haar verklaringen betrouwbaar acht én gelet op de biologische spermasporen op en in het lichaam van [slachtoffer] waarin verdachte zijn DNA is aangetroffen, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het seksueel binnendringen van het
lichaam van [slachtoffer] .
Verminderd bewustzijn
Voor de beoordeling van de vraag of verdachte gehandeld heeft in strijd met artikel 243 Sr dient te worden beoordeeld of [slachtoffer] ten tijde van de seksuele handelingen verkeerde in een staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of van lichamelijke onmacht. Bij verminderd bewustzijn gaat het om situaties tussen waakzaamheid en geheel van de wereld zijn, waarbij van de persoon die in die staat verkeert in redelijkheid niet kan worden verwacht dat hij weerstand biedt aan seksuele verlangens van een ander.1 De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer] , voordat zij met verdachte naar boven ging, alcoholhoudende drank had genuttigd en haar medicatie, methadon, begon uit te werken. [slachtoffer] werd misselijk, duizelig en moest overgeven. Zij raakte de realiteit kwijt en viel af en toe weg. [slachtoffer] heeft verklaard dat zij bij kwam, omdat er hardhandig aan haar werd gezeten. [slachtoffer] had niet het volledige besef wat er gebeurde en viel soms ook langere periodes weg. De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende is komen vast te staan dat [slachtoffer] ten tijde van de seksuele handelingen buiten bewustzijn is geweest of dat zij in een fysiek weerloze toestand verkeerde. Wel is de rechtbank op basis de verklaringen van [slachtoffer] en verdachte zelf van oordeel dat sprake is geweest van verminderd bewustzijn bij [slachtoffer] waardoor in redelijkheid niet kon worden verwacht dat zij weerstand kon bieden aan de seksuele handelingen van verdachte. Dat aangeefster gedurende de seksuele handelingen heeft geprobeerd enige mate van weerstand te bieden door nee te zeggen, verdachte van zich af te proberen te duwen en haar nagels in zijn huid te zetten, staat aan die conclusie niet in de weg.
Wetenschap van verdachte
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is of verdachte de wetenschap heeft gehad dat [slachtoffer] in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde op het moment dat hij de seksuele handelingen bij haar verrichtte. Uit de verklaring van verdachte blijkt dat hij wist dat [slachtoffer] alcohol had gedronken en dat hij op de hoogte was dat [slachtoffer] methadon gebruikte en zij misselijk werd als zij dit niet innam. Zowel verdachte als [slachtoffer] hebben verklaard dat [slachtoffer] misselijk was geworden na het drinken van alcohol en haar methadon begon uit te werken. Verdachte is met haar meegelopen naar boven. Hij heeft verklaard dat [slachtoffer] ver heen was en dat zij heeft overgeven in de slaapkamer. Gelet hierop is voldoende gebleken dat verdachte wetenschap heeft gehad van de verminderd bewuste toestand van [slachtoffer] . Ondanks die situatie en de uiting van [slachtoffer] dat zij niet wilde, is verdachte toch seksueel haar lichaam binnengedrongen.
Conclusie
Op grond van het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer] betrouwbaar zijn en dat er sprake is van voldoende steunbewijs. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer] seksueel heeft misbruikt, waarbij sprake is geweest van seksueel binnendringen, terwijl hij wist dat zij in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij omstreeks 4 maart 2022 te Zaandam, gemeente Zaanstad, met [slachtoffer] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van verminderd bewustzijn verkeerde, handelingen heeft gepleegd, die bestonden
uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten door haar vagina te betasten en het brengen van vingers in haar vagina en zijn penis in haar vagina en haar anus te brengen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. met iemand van wie hij weet dat hij in staat van verminderd bewustzijn verkeert, handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte woont momenteel begeleid en heeft werk. Daarnaast loopt er een intakeprocedure voor Ambulante Forensische Psychiatrische Behandeling te Groningen. Daarnaast verzoekt zij rekening te houden met het feit dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit. Gelet op het voorgaande heeft de raadsvrouw verzocht om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Tot slot heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat er sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn en verzocht de rechtbank hier rekening mee te houden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het reclasseringsadvies van 23 september 2025, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 6 september 2025, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het seksueel binnendringen van het slachtoffer, terwijl hij wist dat zij in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde. Hij heeft seksuele handelingen bij haar verricht ondanks dat het slachtoffer heeft aangegeven dit niet te willen. Het slachtoffer had niet het volledig besef wat er gebeurde, viel af en toe weg en kwam bij toen verdachte hardhandig aan haar zat. Door zo te handelen heeft verdachte misbruik gemaakt van het feit dat het slachtoffer ziek was geworden door het nuttigen van alcohol, gebrek aan methadon en hierdoor ook meermalen moest overgeven. Toch heeft verdachte ervoor gekozen om door te gaan met zijn handelingen en heeft hij daarbij enkel oog gehad voor zijn eigen seksuele lustgevoelens en niet stilgestaan bij de lichamelijke integriteit van en gevolgen voor het slachtoffer. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke feiten langdurig de nadelige gevolgen daarvan ondervinden. Verdachte heeft geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De persoon van verdachte
De reclassering heeft in haar rapport van 23 september 2025 - kort samengevat - het volgende vermeld. Verdachte heeft een delictpatroon op het gebied van vermogensdelicten, hij is niet eerder veroordeeld voor een zedenfeit. Verdachte is gediagnosticeerd met een anti-sociale persoonlijkheidsstoornis en een cognitieve beperking. Hij is gebaat bij structuur, begrenzing en begeleiding. De structuur is geborgd in de dagbesteding van [instelling] te Winschoten. Hij heeft naast het wonen in een woonvorm ook ambulante begeleiding van [instelling] en behandeling van het FACT-LVB team van de Ambulante Forensische Psychiatrische Behandeling. Verdachte heeft vanwege een eerdere veroordeling reclasseringstoezicht en de reclassering adviseert dit toezicht te laten doorlopen. De reclassering schat de kans op recidive in als laag. Ook het risico op letsel en het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt door de reclassering ingeschat als laag.
De straf
Gelet op de ernst van het feit kan niet worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, ook al worden de goede stappen die verdachte de laatste maanden in het kader van zijn lopende reclasseringstoezicht heeft gezet daarmee mogelijk doorkruist. De rechtbank ziet geen meerwaarde in oplegging van een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden. Verdachte is op 23 mei 2025 al veroordeeld tot een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden. De proeftijd in die zaak loopt nog geruime tijd en de reclassering acht die voorwaarden toereikend. De rechtbank sluit zich daarbij aan.
Bij het bepalen van de straf zal de rechtbank rekening houden met het tijdsverloop dat aan de orde is aan deze zaak. Het feit heeft namelijk al ruim 3,5 jaar geleden plaatsgevonden en aangeefster heeft daarvan ook meteen melding gedaan. Van overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen berechting dient plaats te vinden is echter geen sprake, nu het vonnis binnen 24 maanden na de aanvang van de behandeling van de strafzaak op 15 november 2023, de dag waarop verdachte is aangehouden en
verhoord, wordt gewezen.
Alles afwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden passend en gebonden. De straf valt lager uit dan de eis van de officier van justitie om het perspectief op voortzetting van de positieve lijn die verdachte heeft ingezet te behouden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 63 en 243 (oud) van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden.

Dit vonnis is gewezen door mr. M.T.M. Hennevelt, voorzitter, mr. G. Eelsing en
mr. J. Faber, rechters, bijgestaan door mr. D. Flanderijn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 oktober 2025.
1 Kamerstukken
II2001-2002, 27745, nr. 6, p. 22.