ECLI:NL:RBNNE:2025:4076

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 oktober 2025
Publicatiedatum
7 oktober 2025
Zaaknummer
18.164935.23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van explosief geplaatst onder auto

Op 7 oktober 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het plaatsen van een vuurwerkbom onder de auto van een slachtoffer in Emmen op 29 oktober 2022. De verdachte, geboren in 2004, werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. A.M. Veld, terwijl het openbaar ministerie vertegenwoordigd was door mr. R. Janssens. Tijdens de zitting op 16 september 2025 werd de tenlastelegging besproken, die na wijziging inhield dat de verdachte opzettelijk een ontploffing had veroorzaakt met een explosief, wat gemeen gevaar voor goederen met zich meebracht. Subsidiair werd hem verweten dat hij een auto had vernield door een explosief af te laten gaan.

De officier van justitie vorderde vrijspraak, stellende dat er weliswaar wettig bewijs was, maar dat de overtuiging ontbrak dat de verdachte betrokken was bij het ten laste gelegde. De verdediging voerde aan dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De rechtbank overwoog dat, hoewel er aanwijzingen waren die de verdachte in verband brachten met de ontploffing, er onvoldoende bewijs was om zijn betrokkenheid te bevestigen. De verdachte had een alibi aangedragen, maar de politie had dit niet onderzocht. De verklaringen van medeverdachte en getuige werden als onbetrouwbaar beoordeeld, wat leidde tot gerede twijfel over de betrokkenheid van de verdachte.

Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten, oordeelde dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk was in zijn vordering tot schadevergoeding, en hevelde de zaak naar de burgerlijke rechter. Dit vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. R. Baluah als voorzitter, en is op 7 oktober 2025 gepubliceerd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18.164935.23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 7 oktober 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 16 september 2025 (inhoudelijke behandeling) en 7 oktober 2025 (sluiting van het onderzoek). Verdachte is ter terechtzitting van 16 september 2025 verschenen, bijgestaan door mr. A.M. Veld, advocaat te Meppel. Het openbaar ministerie is op die terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R. Janssens.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 oktober 2022 te Emmen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een explosief bij en/of onder de auto (geparkeerd aan [adres] ) van [slachtoffer] te plaatsen en vervolgens dit explosief tot ontploffing heeft gebracht, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten de (naastgelegen) auto's te duchten was;
subsidiair, als het vorengaande niet tot bewezenverklaring kan leiden:
hij op of omstreeks 29 oktober 2022 te Emmen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een auto, te weten een Citroën C1 ( [kenteken] ), althans een goed, van [slachtoffer] , althans een ander, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar heeft gemaakt door een explosief af te laten gaan bij die auto.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde. Daartoe heeft de officier van justitie aangevoerd dat er weliswaar wettig bewijs voorhanden is, maar dat de overtuiging ontbreekt dat verdachte betrokken is geweest bij het ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is dat verdachte betrokken is geweest bij de ontploffing.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Vaststaat dat er in de nacht van 28 op 29 oktober 2022 een vuurwerkbom nabij de auto van aangeefster [slachtoffer] is geplaatst. Hoewel het dossier verschillende aanwijzingen bevat die in de richting van verdachte wijzen als een van de personen die de vuurwerkbom zou hebben geplaatst, is de rechtbank er na weging van al het belastende en ontlastende bewijsmateriaal niet van overtuigd dat verdachte hierbij betrokken is geweest.
Verdachte heeft van het begin af aan stellig ontkend iets te maken te hebben met de vuurwerkbom en stelt dat hij die nacht bij twee vrienden is geweest; [vriend van verdachte 1] en [vriend van verdachte 2] . De politie heeft echter geen onderzoek gedaan naar dit alibi van verdachte en heeft [vriend van verdachte 1] en [vriend van verdachte 2] dan ook niet gehoord als getuigen. Zijn aanwezigheid bij vriend [vriend van verdachte 1] zou volgens verdachte ook verklaren dat zijn telefoon in de nacht van 28 op 29 oktober 2022 rond het tijdstip dat de vuurwerkbom werd geplaatst en aangestoken, een mast aanstraalde op slechts enkele honderden meters afstand daar vandaan. Volgens verdachte woonde [vriend van verdachte 1] destijds in [buurt in Emmen] , de buurt in Emmen waar de telefoon van verdachte een mast aanstraalde. Verdachte komt hier weliswaar pas op zitting mee waardoor er geen nader onderzoek op dit punt plaats heeft kunnen vinden, maar hij is ook niet eerder door de politie geconfronteerd met deze
telefoongegevens. Aldus komt verdachte met een concreet en te verifiëren alternatief scenario.
Hier tegenover staat dat medeverdachte [medeverdachte] en getuige [getuige] allebei verdachte aanwijzen als degene die de vuurwerkbom heeft geplaatst, maar bij beide verklaringen zijn de nodige vraagtekens te plaatsen. Zo verklaart medeverdachte [medeverdachte] dat hij met verdachte in [buurt in Emmen] was, dat hij verdachte met een tas met een vuurwerkbom zag, dat hij achter verdachte aanliep en dat hij bij de ontploffing van de bom aanwezig was, maar dat verdachte degene is geweest die de vuurwerkbom bij de auto heeft gelegd en heeft aangestoken. Op camerabeelden in de buurt van de plaats delict is volgens opsporingsambtenaren echter te zien dat degene die voorop loopt met de vuurwerkbom langer is dan degene die achteraan loopt, terwijl in het opsporingsonderzoek is vastgesteld dat medeverdachte [medeverdachte] langer is dan verdachte. Een en ander doet sterk af aan de betrouwbaarheid van de verklaring van de medeverdachte dat verdachte de vuurwerkbom zou hebben geplaatst. Ook bij getuige [getuige] kan niet worden uitgesloten dat hij een motief had om belastend over verdachte te verklaren. [getuige] werd immers eveneens verhoord als verdachte van het plaatsen van de vuurwerkbom en verklaart op enig moment dat hij graag naar huis wil “of dat het opgelost [is] of dat ik die jongens erbij kan naaien”. Hij voegt daaraan toe dat hij altijd erg getreiterd en gepest is door verdachte en dat hij het niet leuk vindt dat hij hier nu van verdacht wordt. De verklaringen van medeverdachte [medeverdachte] en getuige [getuige] hebben naar het oordeel van de rechtbank dan ook onvoldoende bewijswaarde om voornoemd alternatief scenario van verdachte terzijde te schuiven.
Onder deze omstandigheden kan het door verdachte aangedragen alternatieve scenario onvoldoende worden uitgesloten en bestaat er bij de rechtbank gerede twijfel over de betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van 2.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen in verband met zijn standpunt dat verdachte dient te worden vrijgesproken.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich in verband met de bepleitte vrijspraak op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen dan wel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in de vordering.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het feit niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Verklaart de vordering van [slachtoffer] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Baluah, voorzitter, mr. A. Nieuwenhuis en mr. N. Hof, rechters, bijgestaan door mr. L. Lamers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 oktober 2025.
Mrs. Baluah en Hof zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.