ECLI:NL:RBNNE:2025:389

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
6 februari 2025
Publicatiedatum
6 februari 2025
Zaaknummer
18-055839-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling en wapenbezit met gevangenisstraf en taakstraf

Op 6 februari 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die zijn echtgenote heeft mishandeld en meerdere (vuur)wapens en munitie in zijn woning en voertuig voorhanden had. De mishandeling vond plaats op 24 februari 2023, waarbij de verdachte zijn echtgenote een vuistslag in het gezicht gaf en haar bij de keel greep. Daarnaast had hij verschillende vuurwapens en munitie in zijn bezit, waaronder een revolver en een pistool, wat in strijd is met de Wet wapens en munitie. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 365 dagen, waarvan 350 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf van 120 uren. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de echtgenote betrouwbaar was, ondersteund door medisch bewijs van letsel. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige feiten die de lichamelijke integriteit van zijn echtgenote in gevaar hebben gebracht en bovendien een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van anderen met zich meebrachten door het bezit van wapens. De rechtbank heeft rekening gehouden met de omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn motivatie voor behandeling en de positieve rapportage van de reclassering, maar heeft ook de ernst van de feiten in overweging genomen. De rechtbank heeft geoordeeld dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet meer passend was, gezien de tijd die verstreken is sinds de feiten en de positieve ontwikkeling van de verdachte.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18.055839.23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 6 februari 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1970 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23 januari 2025. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.R.P. Ossentjuk, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. I. Kluiter.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 24 februari 2023 te [adres] , gemeente Oldambt zijn echtgenote, [slachtoffer] ,
heeft mishandeld door die [slachtoffer] een vuistslag in het gezicht te geven en/of bij de keel te grijpen en/of bij het hoofd/gezicht vast te pakken en/of weg te duwen;
2.
hij op of omstreeks 24 februari 2023 te [adres] gemeente Oldambt en/of Groningen
een of meer wapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
-een revolver van het merk Charzy, type Partner, kaliber .22 en/of
-een pistool van het merk OMC, type Back Up, kaliber .380
zijnde (een) vuurwapen(s) in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of
munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
5 kogelpatronen van het merk CCI, type Lead Round Nose, kaliber .22 en/of 30 stuks hagelpatronen verschillende merken, kaliber .12 en/of
6 stuks kogelpatronen van het merk Fiocchi,type Volmantel, kaliber .380, voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 24 februari 2023 te [adres] , gemeente Oldambt
-een wapen van categorie II, onder 3, te weten een hagelgeweer, van het merk Pietro type Beretta, kaliber .12
zijnde een vuurwapen dat zodanig was vervaardigd of gewijzigd dat het dragen niet of minder zichtbaar was en/of dat de aanvalskracht werd verhoogd en/of
-een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te
weten een gaspistool van het merk,Umarex type Colt Government, kaliber 9mm zijnde een vuurwapen( in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool)
en/of
-munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
2 stuks centraalvuur hagelpatronen van het merk Gamebore type White Gold, kaliber .12 en/of
18 stuks centraalvuur kogelpatronen van het merk Fiocchi type volmantel, kaliber
.380 en/of
1. stuks centraalvuur kogelpatroon van het merk Lapua type volmantel, kaliber .32 en/of
8 stuks centraalvuur hagelpatronen van het merk Gamebore type White Gold, kaliber .12 en/of
5 stuks centraalvuur traangaspatronen merk Umarex kaliber 9mm., voorhanden heeft gehad.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1, 2 en 3.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat een veroordeling kan volgen voor de feiten 2 en 3, gelet op de bekennende verklaring van verdachte met betrekking tot deze feiten, maar dat een vrijspraak van feit 1 dient te volgen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte aangeefster enkel bij het hoofd heeft gepakt of haar hoofd heeft weggeduwd om aangeefster, die overstuur was, rustig te krijgen. Dit komt overeen met de inhoud van de brieven die aangeefster aan het openbaar ministerie heeft gezonden. Gelet hierop is de bij de politie afgelegde verklaring van aangeefster niet als betrouwbaar aan te merken en kan dus niet voor het bewijs worden gebezigd. Er is dan ook onvoldoende bewijs dat verdachte aangeefster heeft mishandeld.
Oordeel van de rechtbank
Feit 1
Betrouwbaarheid verklaring aangeefster
De rechtbank overweegt dat zij geen aanleiding ziet om te twijfelen aan de door aangeefster tegenover de politie afgelegde verklaring. Haar verklaring wordt namelijk voldoende ondersteund door het bij haar waargenomen letsel en de fotos daarvan, de verklaringen van verdachte dat er tussen hem en aangeefster sprake was van een hevige ruzie en dat hij aangeefster bij haar hoofd heeft gepakt en heeft weggeduwd.
Aan het voorgaande doen de door aangeefster later geschreven brieven, waarin zij het verzoek doet verdachte niet voor dit feit te vervolgen, niet af. Daarin wordt immers niet teruggenomen dat sprake was van een geëscaleerde echtelijke ruzie; wel lijkt aangeefster in deze brieven de verantwoordelijkheid voor het incident mede bij haarzelf te leggen. Uit deze brieven blijkt dus veeleer dat aangeefster om haar moverende redenen niet wenst dat verdachte voor het betreffende feit wordt veroordeeld.
De rechtbank acht de door aangeefster kort na het feit afgelegde verklaring dan ook betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 24 februari 2023, opgenomen op pagina 20 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met onderzoeksnummer NN2R023020, gesloten op 17 juni 2023, inhoudend de relatering van verbalisant en de verklaring van [slachtoffer] :
Ik, verbalisant, zag bij het slachtoffer het volgende letsel: verdikking en blauwe plek recht oog, bloeduitstorting op de neus en bovenlip. Bloeduitstorting aan de rechterzijde van de nek. [..]
[slachtoffer] verklaarde het volgende: op 24 februari 2023 was ik omstreeks 00.00 uur thuis aan de [adres] . Ik was daar samen met mijn man [verdachte] . Ik had op een gegeven moment wat woorden met [verdachte] . Ik zag en voelde dat [verdachte] mij bij de keel greep met een hand. Ik zag dat [verdachte] zijn rechter hand naar achteren bracht en mij opzettelijk en met kracht een klap in mijn gezicht gaf met zijn vuist. Ik voelde veel pijn. Ik voelde pijn aan mijn rechterzijde van mijn gezicht en ik zag dat ik een bloedneus had. Ik had ook veel pijn aan mijn neus.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van verdachte van 25 februari 2023 , opgenomen op pagina 193 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte: V: Volgens [slachtoffer] liep de discussie op en ging het over in fysiek contact. Je hebt haar bij de keel gepakt volgens [slachtoffer] . Wat is daar jouw reactie op?
A: Ik heb haar bij haar hoofd gepakt omdat ze rustig moest doen. Ik heb haar bij de zijkant van haar hoofd gepakt. Ik heb haar weggedrukt met mijn handpalm.
V: Hoe pakte je haar vast?
A: Bij haar hoofd, bij de zijkant, ter hoogte van haar wangen.
V: Je vertelde dat je haar weg drukte, hoe ging dat? A: Met de platte hand zo, met de handpalm.
V: Jouw reactie was dus om haar weg te duwen, drukken, waar raakte je haar? A: In het gezicht, op het hoofd.
Bewijsoverweging
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster heeft mishandeld, zoals hierna wordt bewezenverklaard.
De rechtbank overweegt ten overvloede dat de mogelijkheid dat aangeefster zich in deze ruzie evenmin onbetuigd heeft gelaten, niet maakt dat de gedragingen van verdachte niet meer als mishandeling kunnen worden aangemerkt.
Feiten 2 en 3
De rechtbank acht feiten 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 januari 2025;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van onderzoek wapen d.d. 30 april 2023, opgenomen op pagina 170 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met onderzoeksnummer NN2R023020 d.d. 17 juni 2023, inhoudend de bevindingen van de verbalisant;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van onderzoek wapen d.d. 28 maart 2023, opgenomen op p. 158 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de bevindingen van de verbalisant.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht de feiten 1, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 24 februari 2023 te [adres] , gemeente Oldambt, zijn echtgenote, [slachtoffer] ,
heeft mishandeld door die [slachtoffer] een vuistslag in het gezicht te geven, bij de keel te grijpen en bij het hoofd/gezicht vast te pakken en weg te duwen;
2.
hij op 24 februari 2023 te [adres] , gemeente Oldambt, en Groningen wapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
-een revolver van het merk Charzy, type Partner, kaliber .22 en
-een pistool van het merk OMC, type Back Up, kaliber .380, zijnde vuurwapens in de vorm van een revolver en pistool en
munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
-5 kogelpatronen van het merk CCI, type Lead Round Nose, kaliber .22 en
-30 stuks hagelpatronen verschillende merken, kaliber .12 en
-6 stuks kogelpatronen van het merk Fiocchi,type Volmantel, kaliber .380, voorhanden heeft gehad;
3.
hij op 24 februari 2023 te [adres] , gemeente Oldambt,
-een wapen van categorie II, onder 3, te weten een hagelgeweer, van het merk Pietro type Beretta, kaliber .12, zijnde een vuurwapen dat zodanig was vervaardigd of gewijzigd dat het dragen niet of minder zichtbaar was en
-een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een gaspistool van het merk,Umarex type Colt Government, kaliber 9mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool
en
-munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
2 stuks centraalvuur hagelpatronen van het merk Gamebore type White Gold, kaliber .12 en 18 stuks centraalvuur kogelpatronen van het merk Fiocchi type volmantel, kaliber .380 en
1. stuks centraalvuur kogelpatroon van het merk Lapua type volmantel, kaliber .32 en
8 stuks centraalvuur hagelpatronen van het merk Gamebore type White Gold, kaliber .12 en 5 stuks centraalvuur traangaspatronen merk Umarex kaliber 9mm.,
voorhanden heeft gehad.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn echtgenoot;
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, begaan met een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd, en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, begaan met een wapen van categorie II en met een vuurwapen van categorie III en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1, 2, 3 en het ad-informandum gevoegde feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 365 dagen, waarvan 350 voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat volstaan kan worden met de oplegging van een taakstraf van 240 uren, waarvan 80 uren voorwaardelijk, in aanmerking genomen dat verdachte zich al twee jaar aan de schorsingsvoorwaarden heeft gehouden en zijn leven inmiddels op de rit heeft.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van de reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn echtgenote. Hij heeft haar pijn en letsel toegebracht en hiermee inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit. Daarnaast heeft hij meerdere (vuur)wapens en munitie in zijn woning voorhanden gehad en een aantal daarvan heeft hij in een auto meegenomen. De wapens en munitie zijn op verschillende plekken in het huis aangetroffen. Het ongecontroleerd bezit van wapens
brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich, onder meer voor de kinderen die zich ook in de betreffende woning bevonden, en veroorzaakt daarnaast gevoelens van onveiligheid in de maatschappij.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting verder gelet op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht en straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Daaruit volgt onder meer dat voor het voorhanden hebben van wapens een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van meerdere maanden in beginsel geïndiceerd is.
De rechtbank heeft tevens ten nadele van verdachte in aanmerking genomen dat hij eerder onherroepelijk is veroordeeld tot een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
In het over verdachte opgemaakte reclasseringsadvies wordt beschreven dat verdachte zich vanaf maart 2023 onder toezicht van de reclassering bevindt in het kader van opgelegde schorsingsvoorwaarden. Zo heeft hij een behandelverplichting bij de Forensische Polikliniek van Verslavingszorg Noord Nederland en een alcohol- en drugsverbod. Verdachte heeft in de afgelopen periode laten zien dat hij afspraaktrouw is en dat hij een gemotiveerde houding heeft ten aanzien van zijn behandeling. Daarnaast wordt er door middel van systeemtherapie gewerkt aan het verbeteren van de relatie met zijn partner. Verdachte is zichtbaar gemotiveerd om zijn leven een positieve wending te geven. De reclassering ziet op dit moment weinig tot geen risicofactoren. Verdachte heeft de juiste vorm van hulpverlening om zich heen en deze hulp kan in een vrijwillig kader worden voortgezet. De reclassering ziet dan ook geen meerwaarde in het opleggen van bijzondere voorwaarden en wijst op de negatieve gevolgen die de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor verdachte zal hebben.
De rechtbank is, gezien het positieve rapport van de reclassering evenals het feit dat sinds het plegen van het feit bijna twee jaren zijn verstreken, van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf nu geen passende straf meer is. Wel acht de rechtbank gelet op de ernst van de feiten een forse voorwaardelijke gevangenisstraf passend, evenals een onvoorwaardelijke taakstraf.
Alles afwegende, acht de rechtbank de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van gevangenisstraf van 365 dagen, waarvan 350 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf van 120 uren passend en geboden.

Ad informandum gevoegd feit

De rechtbank heeft geen rekening gehouden met het door verdachte erkende ad informandum gevoegde feit, nu de rechtbank is gebleken dat dit op de pleegdatum nog geen strafbaar feit opleverde.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een mes (goednummer 2023049463-1578957), moet worden teruggegeven aan verdachte nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 350 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.

een taakstraf voor de duur van 120 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast.
Gelast de teruggaveaan verdachte van het in beslag genomen en nog niet teruggegeven mes (goednummer 2023049463-1578957).
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.L.J.M.A. Janssens, voorzitter, mr. G.H. Boekaar en
mr. S. Zwarts, rechters, bijgestaan door mr. A. Dijkstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 februari 2025.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.