ECLI:NL:RBNNE:2025:388

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
6 februari 2025
Publicatiedatum
6 februari 2025
Zaaknummer
18-055844-23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie met gevangenisstraf

Op 6 februari 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. De zaak werd behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken. De verdachte, geboren in 1974, was op 24 februari 2023 in de woning van een vriend in de gemeente Oldambt, waar hij een pistool en munitie aantrof. Tijdens de zitting op 23 januari 2025 werd de verdachte bijgestaan door zijn advocaat, mr. M.M. Koers, terwijl het openbaar ministerie vertegenwoordigd was door mr. I. Kluiter.

De tenlastelegging betrof het voorhanden hebben van een wapen van categorie III, te weten een pistool van het merk OMC type Back Up kaliber .380, en 6 stuks kogelpatronen van het merk Fiocchi. De rechtbank oordeelde dat de verdachte het wapen en de munitie gedurende geruime tijd in zijn beschikkingsmacht heeft gehad, wat leidde tot de bewezenverklaring van het feit. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat de verdachte niet wederrechtelijk had gehandeld, en oordeelde dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten.

De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 124 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die een stabiele leefsituatie had en een laag recidiverisico vertoonde. Het vonnis werd uitgesproken door de voorzitter en twee andere rechters, en de griffier was niet in staat om het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18.055844.23
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 6 februari 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1974 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23 januari 2025. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.M. Koers, advocaat te Rotterdam.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. I. Kluiter.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 24 februari 2023 te [adres] gemeente Oldambt en/of Groningen, tezamen en in vereniging met een ander althans alleen,
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool van het merk OMC type Back Up kaliber .380
zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
6 stuks kogelpatronen van het merk Fiocchi,type Volmantel, kaliber .380, voorhanden heeft gehad.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde feit. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte het wapen weliswaar in zijn tas en vervolgens in zijn auto heeft gedaan, maar dat het niet zijn wapen was en dat hij het zo kort onder zich heeft gehad, dat niet gezegd kan worden dat sprake was van de vereiste beschikkingsmacht om van voorhanden hebben te kunnen spreken.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 23 januari 2025 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik was op 24 februari 2023 in de woning van [naam] in [adres] , gemeente Oldambt. Er lag een wapen op tafel. Toen ik met [naam] uit de woning vertrok, heb ik het wapen meegenomen en in mijn tas gedaan.
Deze tas heb ik in mijn auto gelegd. Wij zijn vervolgens naar Groningen gereden. Ik heb de auto geparkeerd en we zijn de stad ingegaan. De politie heeft het wapen dat op de tenlastelegging staat omschreven later die dag in mijn tas die in mijn auto lag aangetroffen.
2. En naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van onderzoek wapen d.d. 30 april 2023, opgenomen op pagina 170 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met onderzoeksnummer NN2R023020 d.d. 17 juni 2023, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
Ik, verbalisant, werkzaam als materiedeskundige bij het team Wapens Munitie en Explosieven van de Forensische Opsporing, verklaar het volgende:
Op 24 februari 2023 zijn goederen inbeslaggenomen. Na onderzoek van deze goederen is het volgende naar voren gekomen:
Bij het wapen, een vuurwapen (pistool), merk OMC, type Back Up, kaliber .380, afkomstig uit een auto, werd een bijpassend patroonmagazijn aangetroffen voorzien van kogelpatronen. Het inbeslaggenomen voorwerp is een semi-automatisch centraalvuur pistool geschikt om projectielen door een loop af te schieten. De werking van het voorwerp berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing of
een andere scheikundige reactie.
Derhalve is dit pistool een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2, lid 1 categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie. Het vuurwapen valt niet onder categorie II, sub 2, 3 of 6 van de Wet wapens en munitie.
Van de kogelpatronen bevonden zich vier in het patroonmagazijn behorend bij het OMC pistool, een bevond zich in de kamer van het OMC pistool en een bevond zich los
bij de hier beschreven hagelpatronen. Het betreft zes stuks centraalvuur kogelpatronen van het merk Fiocchi in het kaliber .380, type volmantel, geschikt om een projectiel met behulp van een vuurwapen, onder andere het hier beschreven OMC pistool, af te vuren. Dit is munitie in de zin van artikel I onder 4 gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling wegens het voorhanden hebben van een wapen of munitie vereist is dat de verdachte het wapen of de munitie bewust aanwezig heeft gehad. Daarvoor is nodig dat de verdachte feitelijke macht over het wapen of de munitie heeft kunnen uitoefenen in die zin dat hij daarover heeft kunnen beschikken.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte op enig moment het wapen van tafel heeft gepakt en in zijn tas heeft gedaan. De tas heeft hij in zijn auto geplaatst, waarna hij van [adres] naar Groningen is gereden.
Vervolgens heeft hij daar het voertuig met daarin het wapen en de munitie geparkeerd. De rechtbank is van oordeel dat hieruit volgt dat verdachte het wapen en de munitie gedurende geruime tijd in zijn beschikkingsmacht heeft gehad en dat hij het daarmee voorhanden heeft gehad.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 24 februari 2023 te [adres] gemeente Oldambt en Groningen, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool van het merk OMC type Back Up kaliber .380, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 6 stuks kogelpatronen van het merk Fiocchi,type Volmantel, kaliber .380, voorhanden heeft gehad.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, begaan met een vuurwapen van categorie III en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid Wet wapens en munitie.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte van alle rechtsvervolging moet worden ontslagen, nu sprake is van een ongeschreven strafuitsluitingsgrond, te weten het ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid. Verdachte was in de woning aanwezig, terwijl sprake was van een hevige echtelijke ruzie tussen zijn vriend en diens partner. In die situatie heeft verdachte het wapen uit de woning meegenomen; hij wilde voorkomen dat er iets gevaarlijks met het wapen zou gebeuren. Er was aldus sprake van een hoger rechtsbelang dat hij wilde beschermen, en hij heeft in deze situatie naar beste weten en kunnen gehandeld. Verdachte heeft derhalve volgens de raadsvrouw niet wederrechtelijk gehandeld.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat niet aannemelijk is geworden dat sprake is van een zodanig uitzonderlijk geval dat aan verdachte een beroep op het ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid toekomt.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat sprake was van een situatie die zo acuut en onontkoombaar was dat verdachte niet anders kon dan de keuze maken om het wapen bij zich te nemen en onder zich te houden. De rechtbank verwerpt derhalve het beroep op het ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu evenmin van enige andere strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf 124 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft meer subsidiair gepleit voor schuldigverklaring zonder oplegging van straf, gelet op de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, de gevolgen die het feit voor verdachte heeft gehad en het tijdsverloop.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van de reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft een vuurwapen en munitie voorhanden gehad. Hij heeft dit wapen vanuit een woning van een vriend meegenomen en in een tas in zijn voertuig achtergelaten. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en munitie brengt grote risicos met zich voor de veiligheid van personen.
Uit de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht en straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, volgt dat voor het voorhanden hebben van een pistool in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van meerdere maanden is geïndiceerd.
De rechtbank heeft in strafverzwarende zin in aanmerking genomen dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder handelen in strijd met de Wet wapens en munitie.
In het over verdachte opgemaakte reclasseringsadvies wordt beschreven dat bij verdachte sprake is van voldoende aanwijsbare beschermende factoren. Er is sprake van een stabiele leefsituatie, inkomen en partnerrelatie. Uit de huidige bevindingen blijkt dat verdachte afstand heeft genomen van zijn negatief sociaal netwerk en voldoende schuldbesef heeft om andere keuzes te maken. Het recidiverisico wordt als laag ingeschat en er worden geen aanknopingspunten voor begeleiding of het inzetten van interventies gezien.
De rechtbank is, gezien het positieve rapport van de reclassering, de bijzondere omstandigheden waaronder het feit is gepleegd en het tijdsverloop in deze zaak, van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf nu geen passende straf meer is. Wel acht de rechtbank, gelet op de ernst van het feit, een voorwaardelijke gevangenisstraf van enige duur op zijn plaats.
Alles afwegende, acht de rechtbank, met de officier van justitie, de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 124 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 124 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 120 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.L.J.M.A. Janssens, voorzitter, mr. G.H. Boekaar en
mr. S. Zwarts, rechters, bijgestaan door mr. A. Dijkstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 februari 2025.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.