ECLI:NL:RBNNE:2025:3847

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 september 2025
Publicatiedatum
24 september 2025
Zaaknummer
18.278663.23
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het telen van hennepplanten en diefstal van elektriciteit in Winschoten

Op 25 september 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het telen van hennepplanten en diefstal van elektriciteit. De verdachte had in zijn woning een hennepkwekerij opgezet, waar hij ongeveer 385 hennepplanten teelde. De tenlastelegging omvatte ook de diefstal van elektriciteit van Enexis, waarbij de verdachte en mogelijk mededaders zich toegang tot de plaats van het misdrijf hadden verschaft door middel van braak en/of verbreking. Tijdens de zitting op 11 september 2025 heeft de verdachte bekend en is hij bijgestaan door zijn advocaat, mr. B.P.M. Canoy. Het openbaar ministerie was vertegenwoordigd door mr. G.R. Stoeten. De rechtbank heeft de feiten als wettig en overtuigend bewezen verklaard, waarbij de verdachte werd veroordeeld voor diefstal en opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De rechtbank heeft rekening gehouden met de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van de verdachte. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, zonder voorwaardelijke gevangenisstraf, omdat de rechtbank geen meerwaarde daarin zag. De uitspraak is gedaan met inachtneming van de redelijke termijn en de jonge leeftijd van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18.278663.23

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.

25.september 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1999 te [geboorteplaats] , wonende te [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 september 2025. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B.P.M. Canoy, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. G.R. Stoeten.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in de periode van 20 juni 2022 tot en met 25 februari 2023 te Winschoten, gemeente Oldambt tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid stroom/elektriciteit, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Enexis, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
2.
hij in de periode van 20 juni 2022 tot en met 25 januari 2023 te Winschoten, gemeente Oldambt opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 385 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feiten 1 en 2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen van feit 1 en feit 2.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgaven luiden als volgt:
Ten aanzien van feit 1
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 september 2025;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 15 februari 2023, opgenomen op pagina 14 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer [nummer] , d.d. 15 februari 2023, inhoudend de verklaring van [naam] , namens Enexis.
Ten aanzien van feit 2
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 september 2025;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 januari 2023, opgenomen op pagina 7 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisanten.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 1 en 2 feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 20 juni 2022 tot en met 25 januari 2023 te Winschoten, gemeente Oldambt, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, een hoeveelheid stroom/elektriciteit dat geheel aan Enexis toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader(s) dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking;
2.
hij in de periode van 20 juni 2022 tot en met 25 januari 2023 te Winschoten, gemeente Oldambt, opzettelijk heeft geteeld (in een pand aan [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 385 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
2. opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feiten 1 en 2 wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een maand. Hij heeft aangevoerd hierbij rekening te houden met het feit dat er meerdere oogsten zijn geweest en tegelijkertijd met de omstandigheid dat het oudere feiten betreft. De voorwaardelijke gevangenisstraf wordt vermeld op het strafblad en heeft daardoor een signaalfunctie.
Standpunt van de verdediging
De raadsman kan zich vinden in de gevorderde taakstraf. De raadsman heeft zich verzet tegen de gevorderde voorwaardelijke gevangenisstraf. Deze heeft gezien het tijdsverloop geen meerwaarde meer en bezorgt verdachte mogelijk problemen bij het verkrijgen van een VOG.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim zeven maanden schuldig gemaakt aan de teelt van hennep en diefstal van elektriciteit. In zijn woning heeft hij een kwekerij opgezet waarmee hij in totaal ongeveer 385 hennepplanten heeft geteeld. Dit heeft verdachte meerdere oogsten opgeleverd, maar hij heeft geen openheid van zaken gegeven over de verkoop en opbrengst van die oogsten. Illegale hennepteelt is een strafbaar feit dat bijdraagt aan de instandhouding van een crimineel milieu en dat overlast veroorzaakt. Ten behoeve van de hennepteelt heeft verdachte bovendien samen met anderen via een illegale aftakking stroom onttrokken. Dat hinderlijke feit veroorzaakt schade voor de netbeheerder en roept tegelijkertijd aanzienlijke veiligheidsrisicos in het leven.
De rechtbank heeft acht geslagen op de justitiële documentatie van verdachte. Daaruit volgt dat aan verdachte in 2022 een geldboete is opgelegd voor het aanwezig hebben van harddrugs.
In de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) zijn richtlijnen opgenomen voor de strafmaat voor delicten uit de Opiumwet. Hiervoor is het aantal hennepplanten bepalend. Voor een hennepkwekerij met 100 tot 500 planten geldt als uitgangspunt een taakstraf van 120 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand. Daarnaast dient de diefstal
nog in de strafmaat te worden verdisconteerd.
De rechtbank ziet aanleiding om in het voordeel van verdachte af te wijken van de eis van de officier van justitie. De rechtbank kent gewicht toe aan het tijdsverloop. In een zaak als de onderhavige geldt als uitgangspunt dat binnen een termijn van twee jaar vonnis dient te worden gewezen. De redelijke termijn is aangevangen op 26 januari 2023, de dag dat de hennepkwekerij werd aangetroffen en verdachte werd verhoord. Dit betekent dat de redelijke termijn is overschreden met ruim drie maanden. Daarbij laat de rechtbank de vertraging die is ontstaan door het aanhoudingsverzoek zijdens verdachte buiten beschouwing. De rechtbank houdt er daarnaast, in strafmatigende zin, rekening mee dat verdachte een jonge man is die zijn leven ogenschijnlijk goed op orde heeft en dat hij zich na deze feiten niet meer schuldig heeft gemaakt aan andere strafbare feiten.
Alles afwegende is een taakstraf van 80 uur naar het oordeel van de rechtbank passend. De rechtbank zal geen voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, nu zij daarin geen meerwaarde ziet.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 80 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 40 dagen zal worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.O. Thijsen, voorzitter, mr. S. Zwarts en mr. A.L.J.M.A. Janssens, rechters, bijgestaan door W. Brandsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 september 2025.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.