ECLI:NL:RBNNE:2025:3846

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
16 september 2025
Publicatiedatum
24 september 2025
Zaaknummer
18-374380-24
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstallen met geweld en belaging, vrijspraak van belaging

Op 16 september 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere diefstallen met geweld en belaging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 23 oktober 2024 in Leeuwarden een portemonnee met inhoud heeft weggenomen van slachtoffer 1, waarbij hij geweld heeft gebruikt. De verdachte heeft de portemonnee met geweld afgenomen, wat leidde tot een veroordeling voor diefstal met geweld. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de verdachte op 7 juli 2024 een telefoon en bankpas van slachtoffer 2 heeft gestolen, en op 2 augustus 2024 met een gestolen bankpas geld heeft gepind bij een horecagelegenheid. De rechtbank heeft de verdachte ook schuldig bevonden aan deze feiten. Echter, voor de beschuldiging van belaging van slachtoffer 4 heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken, omdat er onvoldoende bewijs was voor stelselmatig lastigvallen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, zonder voorwaardelijk deel, en heeft een gedragsbeïnvloedende maatregel opgelegd. De rechtbank heeft ook de vordering van benadeelde partijen beoordeeld, waarbij schadevergoeding is toegewezen aan slachtoffer 1, maar niet aan de andere slachtoffers, omdat de feiten niet bewezen zijn verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
Parketnummer 18-374380-24
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18-137082-24
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18-165923-24
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 16 september 2025 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] , thans gedetineerd in de [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het inhoudelijke onderzoek ter terechtzitting van 2 september 2025. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B. Klunder, advocaat te Amsterdam. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door
mr. D.P. Menting.
De strafzaak met parketnummer 18-374380-24 is eerder behandeld op de zittingen van 18 februari 2025, 9 mei 2025 en 29 juli 2025.
Tenlastelegging
Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging met parketnummer 18-374380-24 (9 mei 2025), ten laste gelegd dat:
Parketnummer 18-374380-24
1
hij op of omstreeks 23 oktober 2024 te Leeuwarden, in elk geval in de gemeente Leeuwarden, omstreeks 00:20 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning (gelegen aan of bij de [adres] ) een portemonnee met inhoud (te weten een milieupas en/of een bankpas en/of een rijbewijs en/of een hoeveelheid geld (ongeveer 120 euro) en/of een identiteitskaart (ten name van [slachtoffer 1] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer 1] (met kracht) tegen de borst, in elk geval het lichaam, te trappen en/of te schoppen en/of tegen de/een (linker) schouder te duwen, tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] ten val is gekomen (en achterover op zijn rug is gevallen/terechtgekomen);
2
hij op of omstreeks 7 juli 2024 te Leeuwarden, in elk geval in de gemeente Leeuwarden, een telefoontoestel (van het merk Samsung) en/of een bankpas (van de ABN/AMRO bank), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, immers heeft verdachte (nadat hij, verdachte, die [slachtoffer 2] in een staat van bewusteloosheid en/of verlaagd bewustzijn had gebracht, door die voornoemde [slachtoffer 2] drugs, althans psychoactieve stoffen, (heimelijk) toe te dienen) zich fysiek verzet toen die [slachtoffer 2] verdachte uit zijn woning wou zetten en/of heeft verdachte een ruit van de woning van die die [slachtoffer 2] vernield, nadat die [slachtoffer 2] verdachte uit de woning had gewerkt en de voordeur van die woning had dichtgegooid;
3
hij in of omstreeks de periode omvattende de dagen 1 augustus 2024 en 2 augustus 2024 te Leeuwarden, in elk geval in de gemeente Leeuwarden, door gebruikmaking van een of meerdere gestolen bankpas(sen)/creditcard(s) bij een of meerdere pintransacties (onder meer) in horecagelegenheid [bedrijfsnaam 1] (gevestigd aan of bij het [adres] ), meermalen, althans eenmaal, een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen A. een of meerdere bankpas(sen)/creditcard(s) en/of B. die gepinde hoeveelhe(i)d(en) geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of een of meer valse sleutel(s), te weten een of meerdere eerder weggenomen/gestolen/geheelde bankpas(sen) / creditcard (s);
4
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2022 tot en met 24 november 2024, in elk geval in het jaar 2022 en/of het jaar 2023 en/of het jaar 2024, te Harlingen en/of te Leeuwarden en/of een of meer andere plaats(en) in de provincie Friesland, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 4] en/of haar (en/of verdachtes) kind(eren), door in voomoemde periode meermalen (stelselmatig), althans eenmaal,
  • die [slachtoffer 4] telefonisch te benaderen en/of lastig te vallen en/of
  • die [slachtoffer 4] te beledigen en/of uit te schelden en/of toe te schreeuwen en/of
  • die [slachtoffer 4] bij de keel vast te pakken en/of
  • die [slachtoffer 4] en/of haar (en/of verdachtes) kinderen bij haar en/of haar ouders woning op te zoeken en/of bij die woning te (blijven) staan en/of
  • op de deur van de woning waar die die [slachtoffer 4] verbleef te slaan en/of
  • de kinderen van die die [slachtoffer 4] te benaderen/op te zoeken, wanneer die bij haar ouders verbleven (zulks terwijl verdachte t.a.v. die kinderen uit de ouderlijke macht was ontzet) en/of
  • die [slachtoffer 4] en/of haar (en/of verdachtes) kind(eren) en/of haar huidige partner en/of familieleden (onder meer telefonisch) met de dood te bedreigen en/of
  • die [slachtoffer 4] in gaten te houden en op straat op te zoeken en/of
  • die [slachtoffer 4] te achtervolgen en/of
  • achter een door die die [slachtoffer 4] bestuurde auto aan te rennen en/of op die auto te slaan en/of
  • die [slachtoffer 4] anderszins last te vallen,
met het oogmerk die [slachtoffer 4] , te dwingen iets te doen (onder meer dat die [slachtoffer 4] weer een relatie met verdachte zou aangaan of onderhouden en/of dat verdachte de kinderen zou mogen zien), niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
5
hij op of omstreeks 9 november 2024 te Leeuwarden, in elk geval in de gemeente Leeuwarden, een tablet (computer) en/of een kluis (met inhoud, te weten (ongeveer) 400 euro) en/of een tas, in elk geval enig goed(eren), dat/die geheel often dele aan [slachtoffer 5] en/of het bedrijf [bedrijfsnaam 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht al dan niet door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of een valse sleutel (te weten door middel van de zogenoemde flippermethode en/of anderszins);
Parketnummer 18-137082-24
hij op of omstreeks 4 januari 2024 te Leeuwarden, in of nabij een flatgebouw aan de [adres] alhier, een jas (van het merk Mercier), in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan [slachtoffer 6]
, in elk geval aan een ander dan aan verdachte toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met
geweld tegen een persoon genaamd [slachtoffer 6] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op
heterdaad, hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
en/of die [slachtoffer 6] heeft gedwongen tot de afgifte van die jas (merk Mercier), door
- zich in de nabijheid van die flatgebouw aan de [adres] op te houden en/of
te wachten tot die [slachtoffer 6] (en/of diens vriendin [getuige 1] ) naar buiten kwam(en) en/of
  • in de richting van die [slachtoffer 6] (en/of die [getuige 1] ) te lopen
  • tegen die [slachtoffer 6] te roepen “Geld, geld, ik wil geld “en/of
  • die [slachtoffer 6] vast te pakken en/of te duwen en/of aan diens arm(en) en/of lichaam te trekken en/of
  • die [slachtoffer 6] te fouilleren, althans aan diens lichaam en/of kleding te voelen en/of
  • zijn hand nabij zijn, verdachtes riem en/of middel te brengen, daarmee die [slachtoffer 6]
(en diens vriendin [getuige 1] ) het idee te geven dat hij, verdachte een wapen
zou pakken en/of (vervolgens) de jas (merk Mercier) van die [slachtoffer 6] aan te pakken en/of
- deze jas aan te trekken en/of (vervolgens) met die jas aan weg te lopen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie

Parketnummer 18-374380-24
Feit 1
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feit 1, gelet op de aangifte van [slachtoffer 1] en de ondersteunende getuigenverklaringen van [getuige 2] en [getuige 3] .
Feit 2
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feit 2, gelet op de aangifte van [slachtoffer 2] en het aantreffen van de door verdachte achtergelaten tas.
Feit 3
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feit 3, gelet op de aangifte van [slachtoffer 3] en de bekennende verklaring van verdachte.
Feit 4
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feit 4, gelet op de verklaringen van aangeefster [slachtoffer 4] , de getuigenverklaringen van haar ouders en drie vriendinnen en de verklaring van verdachte dat hij aangeefster vrijwel dagelijks belde vanuit detentie.
Feit 5
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat vrijspraak dient te volgen voor feit 5, wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
Parketnummer 18-137082-24
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het feit, gelet op de aangifte van [slachtoffer 6] en de ondersteunende getuigenverklaring van [getuige 1] .

Standpunt van de verdediging

Parketnummer 18-374380-24
Feit 1
De raadsvrouw heeft vrijspraak van feit 1 bepleit, gelet op de ontkennende verklaring van verdachte.
Feit 2
De raadsvrouw heeft vrijspraak van feit 2 bepleit, gelet op de ontkennende verklaring van verdachte. De verklaring van aangever [slachtoffer 2] vindt geen ondersteuning in overige bewijsmiddelen.
Feit 3
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank omtrent een eventuele bewezenverklaring.
Feit 4
De raadsvrouw heeft vrijspraak van feit 4 bepleit, gelet op de ontkennende verklaring van verdachte. Het veelvuldige bellen vanaf oktober 2024 kan niet aangemerkt worden als belaging. Uit de duur van de gesprekken en de redenen om te bellen blijkt van instemming van aangeefster voor het voeren van deze gesprekken. Verdachte en aangeefster hadden regelmatig contact omtrent de kinderen. Ten aanzien van de eerdere incidenten is er geen sprake van stelselmatigheid.
Feit 5
De raadsvrouw heeft vrijspraak van feit 5 bepleit, gelet op het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
Parketnummer 18-137082-24
De raadsvrouw heeft vrijspraak van het feit bepleit, gelet op de ontkennende verklaring van verdachte.

Oordeel van de rechtbank

Parketnummer 18-374380-241
Feit 1
Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij op 23 oktober 2024 omstreeks 00.20 uur met verdachte in zijn woning op de [adres] in Leeuwarden was. Verdachte ging even naar het toilet en vertelde daarna dat hij weg moest. Aangever vertrouwde het niet en vroeg of verdachte goederen van hem had. Vervolgens gaf verdachte aangever een trap tegen de borst gevolgd door een duw tegen de linkerschouder, waardoor aangever ten val kwam op zijn rug.2 Verdachte rende daarop weg. Aangever constateerde dat zijn portemonnee met inhoud (een milieupas, een bankpas, een rijbewijs, 120 euro en een identiteitskaart op naam van [slachtoffer 1]3) was weggenomen.4
De getuige [getuige 3] , wonende [adres] in Leeuwarden, heeft verklaard dat hij voor zijn appartement zat. Hij zag twee mannen uit het appartement van aangever rennen. Een van de mannen rende weg en de andere man ging het appartement van aangever in. De getuige gaat naar het appartement van de man die het appartement weer in rende. Deze verklaarde dat hij zojuist in zijn woning was beroofd van zijn portemonnee.5
De getuige [getuige 2] , wonende [adres] in Leeuwarden, heeft verklaard dat zij buiten voor haar appartement zat. Zij hoorde commotie. De deur van aangever ging open waarna aangever, die zij kent als buurman [slachtoffer 1] , en een andere man naar buiten kwamen. Het leek alsof zij stoeiden. De man gaf aangever een duw of trap waarna aangever naar achteren viel. De man rende daarop weg. Aangever vertelde dat hij beroofd was.6
Verdachte heeft bekend dat hij op 23 oktober 2024 omstreeks 00.20 uur bij aangever in de woning was.7
Uit de verklaringen van aangever [slachtoffer 1] en de getuigen [getuige 3] en [getuige 2] leidt de rechtbank af dat verdachte, ondanks zijn stellige ontkenning, zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde. De verklaringen van aangever en de getuigen komen op essentiële onderdelen overeen en niet blijkt dat zij hun verklaringen in strijd met de waarheid hebben afgelegd. Uit de verklaringen van aangever [slachtoffer 1] en de getuige [getuige 2] volgt dat verdachte geweld heeft gebruikt jegens aangever.
De rechtbank acht het feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
Aangever [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij op 7 juli 2024 in zijn woning in Leeuwarden was met verdachte. Aangever voelde zich onwel en ging even op bed liggen. Daarna hoorde aangever gerommel en zag dat verdachte spullen aan het klaarzetten was. Aangever werkte daarop verdachte de woning uit.
Enkele uren later merkte aangever dat zijn telefoon (van het merk Samsung8) en bankpas (van de ABN AMRO bank9) waren weggenomen.10 Ook bleek dat verdachte een tas had achtergelaten in de woning van aangever. Deze tas werd door aangever naar de politie gebracht.11
In de door aangever bij de politie ingeleverde tas bevonden zich goederen op naam van verdachte, zoals zijn paspoort en papieren op zijn naam.12
Verdachte heeft bekend dat hij op 7 juli 2024 bij aangever in de woning was en dat hij daar een tas had achtergelaten.13
Uit de verklaring van aangever [slachtoffer 2] en het achterblijven van de tas van verdachte in de woning leidt de rechtbank af dat verdachte, ondanks zijn stellige ontkenning, zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde, te weten diefstal van een telefoon en bankpas. De verklaring van aangever komt overeen met het aantreffen van de tas van verdachte terwijl verdachte zijn aanwezigheid ter plaatse heeft erkend. De rechtbank heeft dan ook geen redenen om te twijfelen aan de verklaring van aangever.
De rechtbank acht het feit (te weten diefstal) wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank zal verdachte (partieel) vrijspreken van geweld dan wel bedreiging met geweld jegens aangever [slachtoffer 2] , omdat steunbewijs voor het drogeren (in een staat brengen van verlaagd bewustzijn dan wel bewusteloosheid) van aangever [slachtoffer 2] door verdachte ontbreekt. Ten aanzien van enig fysiek verzet door verdachte blijkt in het geheel niets uit het dossier.
Ten aanzien van de vernieling van een ruit van de woning van aangever [slachtoffer 2] is de rechtbank van oordeel dat die ruit pas na het verlaten van de woning is vernield en er geen causaal verband is tussen de
diefstal en deze vermeende vernieling, zodat hiervan eveneens (partieel) vrijspraak zal volgen.
Feit 3
De verdachte heeft bekend dat hij het onder 3 ten laste gelegde heeft gepleegd, zoals hierna blijkt uit de bewezenverklaring. De rechtbank volstaat, op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, met een opgave van de bewijsmiddelen zonder de inhoud ervan weer te geven:
  • de aangifte van [slachtoffer 3]14;
  • de bekennende verklaring van verdachte15.
Feit 4
De rechtbank stelt voorop dat van belaging sprake is wanneer iemand opzettelijk een ander stelselmatig lastig valt waardoor een inbreuk wordt gemaakt op de persoonlijke levenssfeer. Daarbij moet verdachte het oogmerk hebben de ander te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden dan wel vrees aan te jagen. Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging zijn verschillende factoren van belang zoals de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijke leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer. Geen van deze factoren is als zodanig doorslaggevend.
De rechtbank stelt op grond van het procesdossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
*Telefonisch benaderen, beledigen, uitschelden, toeschreeuwen, bedreigen.
Aangeefster [slachtoffer 4] heeft samenvattend verklaard dat zij veelvuldig door verdachte werd gebeld waarbij door verdachte beledigende en bedreigende woorden zijn gebezigd. Deze verklaring vindt echter onvoldoende ondersteuning in het dossier. Getuigen verklaren weliswaar over veelvuldig bellen van aangeefster door verdachte, maar zij verklaren niet dan wel onvoldoende concreet wanneer en waar dit heeft plaatsgevonden. Ook blijkt niet wat de getuigen zelf op specifieke momenten hebben waargenomen omtrent het bellen van aangeefster door verdachte. De getuigenverklaringen zijn daarvoor te algemeen, niet gedetailleerd en niet specifiek genoeg.
De rechtbank merkt op dat van de periode voor 30 september 2024 geen andere bewijsmiddelen aanwezig zijn dan deze ongespecificeerde getuigenverklaringen. De enkele melding, op 16 mei 2022, van aangeefster van stalking door verdachte kan niet bijdragen aan het bewijs van het telefonisch benaderen dan wel lastigvallen. De rechtbank stelt voorts vast dat tot de aangifte door aangeefster geen meldingen bij de politie zijn gedaan van het telefonisch lastigvallen door verdachte.
De rechtbank overweegt dat aangeefster in de periode van 30 september 2024 tot en met 28 oktober 2024 58 keer is gebeld, waarvan 26 keer vanuit een Penitentiaire Inrichting, 2 keer met verdachtes eigen telefoonnummers, drie keer met telefoonnummers van een onbekende en 26 keer met een anoniem telefoonnummer.
De duur van de aangenomen gesprekken varieert van enkele seconden tot maximaal 22 minuten. Op 9 oktober 2024 is er telefonisch contact geweest voor in totaal 52 minuten, op 10 oktober 2024 gedurende 18 minuten, op 11 oktober 2024 gedurende 38 minuten, op 16 oktober 2024 gedurende 13 minuten, op 21 oktober 2024 gedurende 12 minuten en vervolgens telkens korter dan 10 minuten. Dit duidt er naar
het oordeel van de rechtbank niet op dat dit contact (geheel) ongewenst was. Als aangeefster het als stalking had beschouwd had ze die verbinding eerder verbroken. Niet is gebleken dat verdachte had moeten weten dat telefonisch contact ongewenst was, temeer nu over de inhoud van het contact niets bekend is geworden.
*Overige ten laste gelegde gedachtenstreepjes
Na de melding van stalking op 16 mei 2022 zijn verdachte en aangeefster op 30 december 2022 samen in een auto gezien. Pas in juli 2023 volgt daarna een melding van aangeefster dat zij telefonisch is bedreigd door verdachte. In 2023 volgen nog twee meldingen door aangeefster van verbale agressie door verdachte in persoon.
Hoewel uit deze meldingen naar voren komt dat verdachte zich intimiderend en vervelend naar aangeefster heeft gedragen, kunnen deze meldingen naar het oordeel van de rechtbank niet worden aangemerkt als een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Datzelfde geldt ook voor de twee genoemde (fysieke) incidenten eind oktober 2024 en begin november 2024.
Specifiek door aangeefster en getuigen genoemde fysieke incidenten zijn veelal niet ondersteund met ander bewijs en zijn bovendien door verdachte ontkend. De rechtbank merkt op dat aan verdachte geen mishandelingen, vernielingen dan wel bedreigingen zijn ten laste gelegd.
*
Conclusie
Op basis van het voornoemde is de rechtbank van oordeel dat door verdachte geen stelselmatige inbreuk is gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Daarbij heeft de rechtbank de aard en de geringe frequentie in aanmerking genomen. Bovendien is onvoldoende vast komen te staan dat verdachte opzet had op het belagen van aangeefster. Dat dit door aangeefster naar zij stelt anders is ervaren, doet daaraan niet af.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier niet kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belaging en zal hem daarvan vrijspreken.
Feit 5
Aangever [slachtoffer 5] heeft aangifte gedaan van een inbraak in zijn zaak [bedrijfsnaam 2] in Leeuwarden in de nacht van 8 op 9 november 2024. Op de grond in zijn zaak is een schroevendraaier gevonden, maar deze is niet van aangever. Op deze schroevendraaier is, kort gezegd, DNA van verdachte aangetroffen. Dit betekent echter niet zonder meer dat het verdachte moet zijn geweest die de inbraak heeft gepleegd. Gelet op de jurisprudentie kan het enkele aantreffen van DNA op een verplaatsbaar object niet leiden tot een bewezenverklaring nu het object buiten de verdachte om op de plaats delict kan zijn terechtgekomen. Nu overig bewijs voor betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde ontbreekt komt de rechtbank tot het oordeel dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van feit 5.
Parketnummer 18-137082-2416
Aangever [slachtoffer 6] heeft verklaard dat hij op 4 januari 2024 zijn woning (aan de [adres] in Leeuwarden) verliet. Bij het verlaten van het trappenhuis duwde verdachte aangever weer het trappenhuis in. Verdachte pakte met beide armen aangever bij de bovenarmen en riep: “geld, geld”. Verdachte fouilleerde aangever terwijl zij de trap opliepen. Verdachte bleef vragen om geld. Aangevers vriendin zei daarop “neem zijn jas maar”. Verdachte trok daarop aangevers jas uit en liep weg.17
Aangever heeft nader verklaard dat verdachte hem duwde en bij de jas vastpakte. Verdachte deed ook alsof hij een wapen bij zich had, want verdachte maakte een beweging alsof hij iets bij zijn broekriem had zitten.18
De getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij met aangever de flat (aan de [adres] in Leeuwarden) wilde verlaten toen verdachte hen terug naar binnen drong. Verdachte vroeg geld van aangever en bleef daarom vragen. Verdachte hield aangever vast bij beide armen, zodat aangever geen kant op kon. Verdachte maakte een beweging naar zijn broek alsof hij een wapen wilde pakken. De getuige zei dat verdachte de jas van aangever moest nemen en weg moest gaan. Daarop trok verdachte de jas van aangever af.19
De verdachte heeft bekend dat hij op 4 januari 2024 aangever in Leeuwarden aansprak en zei dat hij geld wilde van aangever. Verdachte ging met de jas van aangever weg.20
Uit de verklaringen van aangever [slachtoffer 6] en de getuige [getuige 1] leidt de rechtbank af dat verdachte, ondanks zijn stellige ontkenning, zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde. De verklaringen van aangever en de getuige komen op essentiële onderdelen overeen en niet blijkt dat zij hun verklaringen in strijd met de waarheid hebben afgelegd. Uit beide verklaringen blijkt immers dat verdachte geweld heeft gebruikt nadat hij vroeg om geld. Ook heeft verdachte gedaan alsof hij een wapen zou pakken. Vervolgens trok verdachte aangevers jas van aangever af.
De rechtbank acht het feit (te weten samengevat de diefstal met geweld) dan ook wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feiten met parketnummer 18-374380-24 onder 1, 2 en 3 en het feit met parketnummer 18-137082-24 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
Parketnummer 18-374380-24
1
hij op 23 oktober 2024 te Leeuwarden, omstreeks 00:20 uur, in een woning gelegen aan de [adres] een portemonnee met inhoud te weten een milieupas en een bankpas en een rijbewijs en een hoeveelheid geld (ongeveer 120 euro) en een identiteitskaart (ten name van [slachtoffer 1] ), die aan [slachtoffer 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer 1] tegen de borst te trappen en tegen de linkerschouder te duwen, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] ten val is gekomen;
2
hij op 7 juli 2024 te Leeuwarden, een telefoontoestel van het merk Samsung en een bankpas van de ABN/AMRO bank die aan [slachtoffer 2] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3
hij op 2 augustus 2024 te Leeuwarden, door gebruikmaking van een gestolen bankpas bij pintransacties in horecagelegenheid [bedrijfsnaam 1] (gevestigd aan het [adres] ), meermalen, een hoeveelheid geld, die aan [slachtoffer 3] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te
eigenen, terwijl verdachte die gepinde hoeveelheden geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
Parketnummer 18-137082-24
hij op 4 januari 2024 te Leeuwarden, in of nabij een flatgebouw aan de [adres] alhier, een jas die aan [slachtoffer 6] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen een persoon genaamd [slachtoffer 6] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door
  • tegen die [slachtoffer 6] te roepen “Geld, geld, ik wil geld “en
  • die [slachtoffer 6] vast te pakken en te duwen en
  • die [slachtoffer 6] te fouilleren en
  • zijn hand nabij zijn, verdachtes riem te brengen, daarmee die [slachtoffer 6] het idee te geven dat hij, verdachte een wapen zou pakken.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Parketnummer 18-374380-24
1. Diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit is gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning.
2. Diefstal.
3. Diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Parketnummer 18-137082-24
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaren met aftrek van voorarrest.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd aan verdachte op te leggen de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking ex artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht.
Ook heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte de vrijheidsbeperkende maatregelen als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd met dadelijke uitvoerbaarheid, inhoudende een contactverbod met de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4] en een locatieverbod voor de woonplaatsen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4] . De officier van justitie heeft gevorderd voornoemde maatregelen op te leggen voor de duur van vijf jaren, met dien verstande dat iedere keer dat verdachte het contact- of locatieverbod overtreedt, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van twee weken, met een maximum van zes maanden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit een gevangenisstraf op te leggen vrijwel gelijk aan de duur van het reeds ondergane voorarrest, met daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf om oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden mogelijk te maken.
Oordeel van de rechtbank
Algemeen
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de hierna genoemde rapportages, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Ernst van de feiten
Op 4 januari 2024 heeft verdachte het slachtoffer [slachtoffer 6] beroofd van zijn jas, waarbij geweld is gebruikt en verdachte deed alsof hij een wapen bij zich had. Op 23 oktober 2024 in de nachtelijke uren heeft verdachte het slachtoffer [slachtoffer 1] in diens woning beroofd van een portemonnee, geld en een identiteitskaart, waarbij door verdachte eveneens geweld is gebruikt.
Het is algemeen bekend dat dergelijke feiten een grote impact op slachtoffers hebben en dat slachtoffers nog lange tijd gevoelens van angst en onveiligheid kunnen ervaren. Ook veroorzaken dergelijke feiten gevoelens van onveiligheid in algemene zin binnen de samenleving. Verdachte heeft zich in het geheel niet bekommerd om de gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers.
Op 7 juli 2024 heeft verdachte een telefoon en bankpas van [slachtoffer 2] gestolen. Vervolgens heeft hij op 2 augustus 2024 met een gestolen bankpas van [slachtoffer 3] tweemaal gepind bij een horecagelegenheid.
Door zijn handelen heeft verdachte bij de slachtoffers financiële schade en overlast veroorzaakt. Ook hier heeft verdachte telkens enkel oog gehad voor zijn eigen financieel gewin.
Documentatie
De rechtbank heeft acht geslagen op het de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 7 juli 2025. Hieruit blijkt dat verdachte veelvuldig met politie en justitie in aanraking is gekomen, ook voor vermogensdelicten.
Gelet op het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht houdt de rechtbank bij het opleggen van de hierna te melden straf rekening met de straf die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter op 19 juni 2024.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op de psychologische onderzoeken Pro Justitia van 28 april 2025 en 22 augustus 2025, telkens opgesteld door N. van der Weegen, GZ-psycholoog. Hieruit blijkt dat verdachte aanvankelijk zijn medewerking aan het onderzoek heeft geweigerd. Daarna heeft verdachte toch zijn medewerking verleend en heeft de psycholoog het volgende geconcludeerd.
De psycholoog heeft geconcludeerd dat verdachte lijdt aan een ernstige stoornis in het gebruik van stimulantium (cocaïne) en alcohol, alsmede een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken. De problemen op alle leefgebieden zijn veroorzaakt en in stand gehouden door middelengebruik.
Verdachte leerde eerder in een klinische behandeling hoe om te gaan met zijn verslaving en hulp te vragen. Hoewel de stoornissen in het gebruik van middelen een aandeel hadden in het delictgedrag was dat niet in die mate dat verdachte geen andere keuzes had kunnen maken. Het delictgedrag lijkt alleen gediend te hebben om middelengebruik te bekostigen en te zijn voortgekomen uit middelengebruik. De psycholoog adviseert daarom om de feiten volledig aan verdachte toe te rekenen.
De stoornissen in middelengebruik vormen de grootste risicos voor delictgedrag. Het recidiverisico, als verdachte terugvalt in middelengebruik, wordt door de psycholoog ingeschat als hoog. Verdachte weet door eerdere klinische behandeling wat risicosituaties zijn en hoe hij daar uit moet blijven. Verdachte moet rust krijgen op de leefgebieden en heeft toezicht nodig op middelengebruik. De psycholoog adviseert daarom ambulante behandeling en begeleiding op leefgebieden. Daarnaast adviseert de psycholoog de oplegging van de gedragsbeïnvloedende en/of vrijheidsbenemende maatregel, omdat langdurig toezicht op middelengebruik nodig zal zijn.
Uit het reclasseringsadvies van 27 november 2024 blijkt dat verdachte sinds 1 november 2024 in Friesland geregistreerd staat als veelpleger. Er is instabiliteit op alle leefgebieden; verdachte is dakloos en zwerft op straat, hij heeft geen dagbesteding en geen inkomen, hij heeft schulden en er is sprake van middelenproblematiek. De reclassering stelt dat verdachte wispelturig en ambivalent oogt in zijn motivatie voor een klinische opname vanwege middelenproblematiek. Het is verdachte tot op heden door eigen toedoen niet gelukt om zich voor langere tijd aan bijzondere voorwaarden te conformeren. Het is een uitdaging om een passend plan van aanpak te realiseren waar verdachte achter blijft staan en zich naar voegt.
Uit het reclasseringsadvies van 22 mei 2025 blijkt dat verdachte herhaaldelijk met justitie in aanraking blijft komen en dat de vermeende delicten in ernst lijken toe te nemen. Ondanks dat verdachte stelt dat hij niet zal meewerken aan NIFP-onderzoek heeft de reclassering vragen over verdachtes gewetensfunctie, empathische vermogens en het morele kompas en welke toekomstige koerst hij denkt te gaan varen in de toekomst. De reclassering beschouwt onderzoek door het NIFP als zeer wenselijk (en heeft observatie in het Pieter Baan Centrum geadviseerd). De reclassering stelt dat het verdachte, bij bewezenverklaring, aan berouw ontbreekt ten opzichte van zijn strafbare feiten dan wel aan schuldgevoelens richting zijn slachtoffers. Verdachte neemt geen verantwoordelijkheid voor zijn gedragingen. De reclassering maakt zich ernstig zorgen over de maatschappelijke veiligheid, recidive risicos en gevaarrisicos voor de samenleving.
Uit het reclasseringsadvies van 26 augustus 2025, opgesteld door [naam] , reclasseringswerker van de Reclassering Nederland (Leeuwarden), blijkt dat de reclassering zich voegt bij het advies van de psycholoog. Dit staat haaks op eerdere adviezen. Vanwege voortschrijdend inzicht en het NIFP-rapport kan de reclassering op dit moment niet anders dan positief adviseren ten aanzien van een mogelijke op te leggen voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden.
De reclassering concludeert dat verdachte vol goede moed is om zich ditmaal te houden aan de te stellen bijzondere voorwaarden. De reclassering heeft daar vraagtekens bij, maar is wel van mening dat verdachte is gebaat bij ondersteuning vanuit de reclassering. De reclassering vraagt zich af in hoeverre verdachte in staat is om tegenslagen adequaat het hoofd te bieden. De reclassering acht verdachte in staat om de consequenties te kunnen overzien als hij zich niet aan de algemene en bijzondere voorwaarden zal houden. Dit zou de allerlaatste kans voor verdachte zijn voor ambulante begeleiding.
De reclassering heeft, gezien de status van verdachte als veelpleger, niet de illusie dat de ambulante begeleiding vlekkeloos zal verlopen of dat verdachte zich ditmaal wel aan bijzondere voorwaarden kan houden. Na detentie kan verdachte verblijven bij zijn vriendin in [plaatsnaam] , hetgeen de voorkeur heeft boven een beschermd wonen setting in Friesland. Er is op dit moment geen alternatieve woonplek voor verdachte.
Door de reclassering wordt het risico op recidive ingeschat als hoog, het risico op letsel als gemiddeld en het risico op het onttrekken aan voorwaarden als hoog.
Geadviseerd is de oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf met de bijzondere voorwaarden: meldplicht, ambulante behandeling, begeleid wonen, middelencontrole en het afbetalen van schulden.
De deskundige [naam] heeft ter terechtzitting van 2 september 2025 het rapport toegelicht en bleef bij haar advies Zij heeft dit aangevuld met een advies tot oplegging van de gedragsbeïnvloedende en/of vrijheidsbenemende maatregel conform het advies van de psycholoog.
Straf
De rechtbank is van oordeel dat een vrijheidsstraf de enige passende straf is, omdat de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel moeten leiden, acht de rechtbank niet aanwezig.
De rechtbank is van oordeel, op basis van het advies van de psycholoog, dat het bewezenverklaarde volledig aan verdachte toe te rekenen is.
De rechtbank ziet geen redenen om een deel van de vrijheidsstraf voorwaardelijk op te leggen en overweegt daartoe als volgt.
Verdachte lijkt opportunistisch in zijn motivatie om zijn medewerking te verlenen aan het verkrijgen van inzicht in zijn persoon. Ook wordt door de reclassering getwijfeld aan verdachtes motivatie om zich aan bijzondere voorwaarden te conformeren en of hij in staat is tegenslagen adequaat het hoofd te bieden. De rechtbank heeft daarom niet de overtuiging dat verdachte intrinsiek gemotiveerd is voor behandeling en begeleiding.
Ook is meegewogen dat verdachte zich tijdens drie bewezen verklaarde feiten in een lopende proeftijd bevond en het verdachte niet is gelukt zich aan die opgelegde algemene en bijzondere voorwaarden te houden. Ook heeft verdachte, na aanvankelijke ontkenning, geen volledige openheid van zaken gegeven en daarmee geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen.
De rechtbank is van oordeel dat de oplegging van een gevangenisstraf van 24 maanden passend en geboden is.
Locatie- en contactverbod
De rechtbank overweegt ten aanzien van de door de officier van justitie gevorderde locatie- en contactverboden (ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht) als volgt.
Ten aanzien van [slachtoffer 1] acht de rechtbank deze vrijheidsbeperkende maatregelen niet passend en noodzakelijk, nu uit het dossier geen aanwijzing volgt dat verdachte sinds zijn detentie met het slachtoffer contact heeft gezocht of voornemens is contact te zullen gaan opzoeken.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de belaging van [slachtoffer 4] , zodat vrijheidsbeperkende maatregelen niet aangewezen zijn.
Gedragsbeïnvloedende en/of vrijheidsbeperkende maatregel
De rechtbank ziet in de beschikbare rapportages voldoende aanknopingspunten voor oplegging van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht). Zowel de reclassering als de psycholoog adviseren oplegging van deze maatregel. Naar het oordeel van de rechtbank dient de oplegging van voornoemde maatregel het belang van de bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen. Ook aan de overige wettelijke vereisten voor oplegging van de maatregel is voldaan. Mede gelet op de inschatting van de deskundigen is de rechtbank van oordeel dat er een noodzaak bestaat verdachte langdurig onder toezicht te (kunnen) stellen om het recidiverisico in de toekomst te kunnen terugdringen.
Tenuitvoerlegging
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [slachtoffer 1] (parketnummer 18-374380-24, feit 1), tot een bedrag van 218,00 ter zake van materiële schade en 900,00 ter vergoeding van immateriële schade;
2. [ [slachtoffer 4] (parketnummer 18-374380-24, feit 4), tot een bedrag van 7.000,00 ter vergoeding van immateriële schade;
2. [ [slachtoffer 5] (parketnummer 18-374380-24, feit 5), tot een bedrag van 247,73 ter vergoeding van materiële schade.
Alle benadeelde partijen hebben verzocht de vordering te verhogen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan en tevens de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Standpunt van de officier van justitie
[slachtoffer 1]
De officier van justitie heeft volledige toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de
schadevergoedingsmaatregel.
[slachtoffer 4]
De officier van justitie heeft volledige toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
[slachtoffer 5]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij [slachtoffer 5] in de vordering niet-ontvankelijk is, omdat vrijspraak van het feit moet volgen.
Standpunt van de verdediging
[slachtoffer 1]
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld de vordering van de benadeelde partij af te wijzen, vanwege de bepleite vrijspraak.
Subsidiair heeft de raadsvrouw de vordering van de benadeelde partij inhoudelijk niet bestreden.
[slachtoffer 4]
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld de vordering van de benadeelde partij af te wijzen, vanwege de bepleite vrijspraak.
Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de vordering van de benadeelde partij te matigen.
[slachtoffer 5]
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld de vordering van de benadeelde partij af te wijzen, vanwege de bepleite vrijspraak.
Oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 1] (parketnummer 18-374380-24, feit 1)
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18-374380-24 onder 1 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen (te weten 1.118,00), vermeerderd met wettelijke rente vanaf 23 oktober 2024.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden. De rechtbank bepaalt de duur waarvoor gijzeling kan worden toegepast op 21 dagen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
[slachtoffer 4] (parketnummer 18-374380-24, feit 4)
De rechtbank acht het feit niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
[slachtoffer 5] (parketnummer 18-374380-24, feit 5)
De rechtbank acht het feit niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk vonnis van 19 juni 2024 van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Assen, is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden met een proeftijd van drie jaren. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 6 februari 2025 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot tenuitvoerlegging moet worden toegewezen, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd wederom strafbare feiten heeft gepleegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit de proeftijd te verlengen.
Oordeel van de rechtbank
Nu veroordeelde de bewezenverklaarde feiten heeft begaan voor het einde van de proeftijd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van deze voorwaardelijke straf. De rechtbank ziet geen redenen om te komen tot een ander oordeel.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 38z, 57, 63, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte met parketnummer 18-374380-24 onder 4 en 5 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het met parketnummer 18-374380-24 onder 1, 2 en 3 en parketnummer 18-137082-24 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Legt op de maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht, strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking.
Ten aanzien van
de benadeelde partij [slachtoffer 1], parketnummer 18-374380-24, feit 1:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer 1] te betalen:
  • het bedrag van 1.118,00 (zegge: elfhonderd achttien euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 oktober 2024 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat te betalen een bedrag van 1.118,00 (zegge: elfhonderd achttien euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 oktober 2024 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit
218,00 aan materiële schade en 900,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 21 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Ten aanzien van
de benadeelde partij [slachtoffer 4], parketnummer 18-374380-24, feit 4:
Verklaart de vordering van [slachtoffer 4] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat [slachtoffer 4] de eigen proceskosten draagt.
Ten aanzien van
de benadeelde partij [slachtoffer 5], parketnummer 18-374380-24, feit 5:
Verklaart de vordering van [slachtoffer 5] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat [slachtoffer 5] de eigen proceskosten draagt.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 18-165923-24:
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen van 19 juni 2024, te weten:

Een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.

Dit vonnis is gewezen door mr. T.M.L. Wolters, voorzitter, mr. O.F. Brouwer en mr. N. Hof, rechters, bijgestaan door mr. R.G. Bakker-Dees, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 september 2025.
Mr. T.M.L. Wolters is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1. Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpaginas, zijn dit paginas uit het dossier van politie Eenheid
Noord-Nederland met proces-verbaalnummer [nummer] , doorgenummerd 1 tot en met 307. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, opgemaakt proces-verbaal.
2 Pagina 29.
3 Pagina 32.
4 Pagina 30.
5 Pagina 38.
6 Pagina 40.
7 Paginas 296, 297 en de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 2 september 2025.
8 Pagina 158.
9 Pagina 158.
10 Pagina 155.
11 Pagina 156.
12 Paginas 168, 169 en 170.
13 Pagina 295 en de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 2 september 2025.
14 Paginas 128 en 129.
15 Pagina 299 en de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 2 september 2025.
16 Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpaginas, zijn dit paginas uit het dossier van politie
Districtsrecherche Fryslân met proces-verbaalnummer [nummer] , doorgenummerd 1 tot en met 81. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, opgemaakt proces-verbaal.
17 Pagina 12.
18 Pagina 18.
19 Pagina 22.
20 Pagina 76 en de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 2 september 2025.