In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 22 september 2025 uitspraak gedaan in een procedure betreffende de zorgregeling en medische behandeling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De rechtbank heeft de zorgregeling voor beide kinderen gewijzigd, waarbij [minderjarige 1] voortaan één weekend per maand bij haar vader verblijft en [minderjarige 2] eens per veertien dagen. De rechtbank heeft ook bepaald dat [minderjarige 1] in de zomervakantie minimaal één week bij haar vader verblijft en dat zij in de overige vakanties zelf kan beslissen wanneer zij bij haar vader verblijft. De ouders zijn aangespoord om een hulpverleningstraject te starten om de communicatie te verbeteren.
Daarnaast heeft de rechtbank geen ambtshalve beslissing genomen op de aanvraag van [minderjarige 2] voor vervangende toestemming voor een operatie aan zijn hand. De rechtbank oordeelt dat deze aanvraag niet onder de reikwijdte van de informele rechtsingang valt en dat het aan de moeder is om een afzonderlijke procedure te starten. De rechtbank benadrukt het belang van tijdige besluitvorming omtrent de operatie, gezien de tijdsdruk en de impact op de minderjarige.
De rechtbank heeft de taak van de bijzondere curator, A. van Teijlingen, beëindigd en verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de zorgregeling onmiddellijk van kracht is, ook al wordt er hoger beroep ingesteld.