Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feiten 1, 2, 3 primair, 4 en 5. Ten aanzien van feit 3 primair heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte onder andere vuistslagen in het gezicht heeft gegeven. Op basis van het dossier stelt de officier van justitie vast dat deze met kracht zijn gegeven. Mede gelet op het feit dat de neus van aangeefster is gebroken en zij een fors blauw oog heeft opgelopen, concludeert de officier van justitie dat sprake is geweest van een poging tot zware mishandeling, nu het gaat om klappen die op een kwetsbaar gebied van het gezicht zijn gegeven.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder feit 1 ten laste gelegde, gedachtestreepje en 3 (mishandeling 29 augustus 2024), en van het onder feit 3 primair ten laste gelegde. Zij heeft geen bewijsverweer gevoerd voor feiten 1, gedachtestreepje 1 en 2 (mishandeling 6 augustus 2024), feit 2, 3 subsidiair, 4 en 5. Ten aanzien van feit 1, gedachtestreepje 3, heeft zij aangevoerd dat op 29 augustus 2024 geen sprake is geweest van mishandeling. Verdachte en aangeefster zouden die dag seksuele handelingen binnen het kader van sadomasochisme (SM) hebben verricht, waarbij de omgang hardhandig was, maar dit betekent niet dat kan worden gesproken van mishandeling. Ten aanzien van feit 3 primair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het letsel van aangeefster aanwezig was, maar dat het letsel betreft dat een beperkt herstel nodig heeft gehad waarbij ook geen medische ingreep nodig is geweest. Het letsel van aangeefster kan dan ook niet worden gedefinieerd onder zwaar lichamelijk letsel en dus is geen sprake geweest van een poging tot zware mishandeling. De onder feit 3 subsidiair ten laste gelegde mishandeling kan wel worden bewezen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de feiten 1, 2, 3 subsidiair, 4 en 5 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Nu verdachte feit 1, gedachtestreepje 1, feit 2, 3 subsidiair, feit 4 en 5 duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank ten aanzien van deze feiten met een opgave van de
bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
Feit 1, gedachtestreepje 1 en 2 (mishandeling 6 augustus 2024):
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 5 september 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 30 augustus 2024 opgenomen op pagina 13 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer [nummer] d.d. 29 januari 2025, inhoudende de verklaring van [slachtoffer] .
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 5 september 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 september 2024 opgenomen op pagina 38 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant] .
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 5 september 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 18 september 2024 opgenomen op pagina 145 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer [nummer] d.d. 29 januari 2025, inhoudende de verklaring van [slachtoffer] .
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 5 september 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van onderzoek vuurwapen d.d. 30 januari 2025 opgenomen op pagina 25 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer [nummer]
d.d. 17 februari 2025, inhoudende het relaas verbalisant [verbalisant] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding verdachte d.d. 24 december 2024 opgenomen op pagina 31 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] .
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 5 september 2024;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 december 2024 opgenomen op pagina 7 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] ;
Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, zaaknummer [nummer] , d.d. 8 januari 2025, opgemaakt door ing. N. van Doorn, opgenomen op pagina 22 e.v. van voornoemd dossier.
De rechtbank past ten aanzien van feit 1, gedachtestreepje 3, de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Feit 1, gedachtestreepje 3 (mishandeling 29 augustus 2024)
1. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 30 augustus 2024 opgenomen op pagina 13 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer [nummer] d.d. 29 januari 2025, inhoudende de verklaring van [slachtoffer] :
Ik ben bij [verdachte] in Hoogezand gaan wonen. Eergister en gister heeft hij mij meerdere keren hard geslagen. De laatste dag werden we wakker waarin de nacht veel fysiek en seksueel geweld was. Hij liep naar mij toen en gaf met zijn vuist een klap in mijn gezicht en voorhoofd. Wanneer ik dan moest huilen gaf hij mij meerdere klappen omdat ik moest stoppen. Ik heb veel pijn en letsel aan de mishandelingen overgehouden;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 augustus 2024 opgenomen op pagina 25 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] :
Op donderdag 29 augustus 2024 kwamen wij ter plaatse te Hoogezand en werden wij aangesproken door de eigenaar van het garagebedrijf [getuige 2] . Wij hoorden hem zeggen dat de vrouw die zijn garagebedrijf was binnengekomen achter in een kantoor zat. Bij navraag gaf zij op te zijn: [slachtoffer] . Wij zagen dat [slachtoffer] meerdere blauwe plekken over haar lichaam had. Wij zagen blauwe plekken in haar gezicht en op haar armen;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 1 september 2024 opgenomen op pagina 50 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 1] :
Ik woon in Hoogezand. [verdachte] is de onderbuurman. Er was misschien op de middag een klein ruzietje, maar misschien was dit ook wel donderdag, (de rechtbank begrijpt: 29 augustus 2024)Ik hoorde [verdachte] schreeuwen kijk nou wat je doet. Ik hoorde twee bonzen tegen de muren, of deuren. Ik hoorde haar vrij intens au roepen en vervolgens huilen.
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 1 september 2024 opgenomen op pagina 55 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 2] :
Op donderdag 29 augustus was ik samen met mijn broer aan het werk in autobedrijf [bedrijf] . Ik zag een vrouw met hoge snelheid bij ons de garage binnen fietsen. Toen ik bij haar stond was ze helemaal overstuur en zei ze dat ze mishandeld was en dat ze haar dood wilden maken. Ik zag dat de vrouw overal blauwe plekken had op haar lichaam.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast. Aangeefster heeft in 2024 meerdere aangiftes tegen verdachte gedaan omdat het fysieke geweld van verdachte richting aangeefster toenam waardoor zij meerdere keren letsel heeft opgelopen. Ter terechtzitting heeft verdachte bekend dat er op meerdere momenten tijdens de relatie sprake is geweest van fysiek geweld, vaak nadat er tussen verdachte en aangeefster een ruzie was ontstaan. Verdachte heeft aangegeven dat hij zichzelf in die tijd niet altijd onder controle had, mede door de drugs die hij toen gebruikte.
Ten aanzien van feit 1, gedachtestreepje 3 (mishandeling 29 augustus 2024)
Op 30 augustus 2024 heeft aangeefster aangifte gedaan van mishandeling en bedreiging. De dag voor de aangifte, op 29 augustus 2024, is aangeefster een autobedrijf binnen gefietst waarbij ze aangeeft dat ze op de vlucht is voor haar vriend. Uit de getuigenverklaring van [getuige 2] blijkt dat aangeefster overstuur was en dat zij overal blauwe plekken op haar lichaam had. De politie komt vervolgens ter plaatse en ziet ook dat aangeefster veel blauwe plekken heeft op het lichaam en op het gezicht. Verdachte heeft ter
terechtzitting verklaard dat op 29 augustus 2024 sprake zou zijn geweest van SM-seks waardoor aangeefster blauwe plekken kan hebben opgelopen en dat geen sprake is geweest van mishandeling.
Hoewel aangeefster zelf niet met zoveel woorden heeft verklaard over het hebben van
SM-seks met verdachte kan uit het dossier wel worden afgeleid dat hier mogelijk sprake van is geweest. Gelet op voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank het niet aannemelijk dat het bij aangeefster aangetroffen letsel (enkel) door het hebben van SM-seks is veroorzaakt. Aangeefster is op 29 augustus 2024 aangetroffen met diverse blauwe plekken. Voorts wordt de aangifte van aangeefster ondersteund door de getuigenverklaring van [getuige 2] , die haar in paniek heeft aangetroffen en waartegen aangeefster heeft gezegd dat ze werd mishandeld. Getuige [getuige 1] , de buurman, heeft aangeefster horen roepen en huilen. Daarnaast hebben verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] op 29 augustus 2024 veel blauwe plekken op het lichaam en in het gezicht van aangeefster gezien. De rechtbank is van oordeel dat het onder feit 1, gedachtestreepje 3, ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen en dat ook op 29 augustus 2024 sprake is geweest van mishandeling.
Ten aanzien van feit 3 primair en subsidiair
Daarnaast dient de rechtbank te beoordelen of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot zware mishandeling in de zin van artikel 302 jo. artikel 45 Wetboek van Strafrecht (Sr) dan wel aan mishandeling in de zin van artikel 300 Sr.
Juridisch kader artikel 302 Sr
Om te komen tot een bewezenverklaring van (een poging tot) het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, moet allereerst worden beoordeeld of deze handelingen van verdachte een kans op zwaar lichamelijk letsel kunnen opleveren. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad kunnen als algemene gezichtspunten voor de beantwoording van de vraag of er sprake is van zwaar lichamelijk letsel, in elk geval worden aangemerkt de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. Verdachte moet hebben beoogd dat door zijn handelen zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, waarop hij vol opzet had dan wel opzet in voorwaardelijke zin.
Beoordeling
De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte de onder feit 3 ten laste gelegde handelingen heeft gepleegd. De vraag daarbij is of verdachte door dit handelen heeft beoogd om aangeefster zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Die vraag beantwoordt de rechtbank ontkennend. Het dossier biedt geen aanknopingspunten aan de hand waarvan kan worden vastgesteld dat verdachte heeft gepoogd met zijn handelen zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Niet kan worden gezegd dat verdachte door de handelingen opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, ook niet in voorwaardelijke zin. Hij heeft met zijn handelen niet de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel willens en wetens aanvaard. De rechtbank stelt daarbij ook vast dat aangeefster geen medische ingreep heeft ondergaan en dat onvoldoende duidelijk is geworden wat de precieze duur van het herstel is geweest. Uit het dossier blijkt dat de aangeefster meerdere blauwe plekken en een gebroken neus heeft opgelopen, waarbij het letsel naar verwachting snel is genezen. Niet is gebleken dat de verwondingen niet volledig zijn hersteld.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder feit 3 primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken.
Juridisch kader artikel 300 Sr
Voor de bewezenverklaring van mishandeling moet worden vastgesteld dat opzettelijk pijn of letsel aan een ander is toegebracht. Vereist is het opzet van verdachte om pijn of letsel toe te brengen.
Beoordeling
Ten aanzien van de mishandeling heeft verdachte een bekennende verklaring afgelegd. Ook bevat het dossier voldoende aanknopingspunten om te kunnen spreken van mishandeling. De rechtbank stelt dan ook vast dat het onder feit 3 subsidiaire ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.