ECLI:NL:RBNNE:2025:3809

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 september 2025
Publicatiedatum
19 september 2025
Zaaknummer
23/3815
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstel van motiveringsgebrek in bestuursrechtelijke vergunningverlening voor bouwproject in Leek

Op 1 september 2025 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen eisers, wonende in Leek, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westerkwartier. De zaak betreft een bouwvergunning waarbij eisers bezwaar maakten tegen de afwijkingen van het bestemmingsplan. In een eerdere tussenuitspraak op 5 februari 2025 had de rechtbank geconstateerd dat het college de afwijkingen onvoldoende had onderbouwd en hen de gelegenheid gegeven om dit te herstellen. Het college heeft hierop gereageerd met een schriftelijke motivering, waarop eisers hun bezwaren hebben geuit. De rechtbank heeft besloten dat een nadere zitting niet nodig was en het onderzoek heeft gesloten.

In de uitspraak van 1 september 2025 heeft de rechtbank de aanvullende motivering van het college beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat het college de afwijkingen van het bestemmingsplan voldoende heeft gemotiveerd. De rechtbank concludeert dat de ruimtelijke onderbouwing van het college aannemelijk is en dat de bezwaren van eisers niet opwegen tegen de argumenten van het college. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand omdat het college het gebrek heeft hersteld. Tevens wordt het college veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eisers.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/3815

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 september 2025 in de zaak tussen

[eiser] en [eiser], uit Leek, eisers

(gemachtigde: mr. H. Veldman),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westerkwartier, het college
(gemachtigde: S.M. Evenhuis en A. Koop).
Als
derde-partijneemt aan het geding mee
[derde belanghebbende] en [derde belanghebbende]te Leek (vergunninghouders).

Procesverloop

1. Op 5 februari 2025 heeft de rechtbank een tussenuitspraak gedaan. [1] Voor het procesverloop tot dat moment verwijst de rechtbank naar de tussenuitspraak. De rechtbank heeft het college in de tussenuitspraak in de gelegenheid gesteld om binnen zes weken na verzending van de tussenuitspraak het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen, met inachtneming van wat in de tussenuitspraak is overwogen.
1.1.
Het college heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt. Het college heeft een schriftelijke motivering ingediend. Eisers hebben hierop een schriftelijke reactie gegeven. De rechtbank heeft beslist dat een nadere zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al hetgeen zij daarin heeft overwogen en beslist.
3. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank beslist dat het college de afwijkingen van het bestemmingsplan in ruimtelijk opzicht onvoldoende had onderbouwd. Het college heeft zonder nadere ruimtelijke onderbouwing met 30 centimeter afgeweken van de bouwhoogte. Ook heeft het college zonder nadere uitleg toegestaan dat aan de voorzijde 3 meter buiten het bouwvlak mag worden gebouwd.
Heeft het college de afwijkingen van het bestemmingsplan voldoende gemotiveerd?
4. In de reactie van het college is uiteengezet dat met het plan invulling wordt gegeven aan het lint en het traditionele beeld, maar met een kleine marge in de voorgevelrooilijn. Sprake is van een gesloten bebouwingslint met vrijstaande woningen, die met een zekere marge van elkaar gelegen zijn zonder grote afwijkingen. In het deel van het lint waar het plan op ziet zijn de woningen bovendien dichter op de weg gelegen dan bij andere delen van het lint. Ten opzichte van de naastgelegen woningen is de woning waar het plan op ziet meer naar achteren gelegen, door het grotere volume en daarmee ook de hoogte. Toegelicht is dat alleen bij wegaantakkingen en grotere bouwvolumes sprake van een afwijking in het bouwlint. Dat doet afbreuk aan de kwaliteit van het vrij gesloten bebouwingslint.
4.1.
Eisers hebben in hun reactie aangegeven dat het traditionele lint wordt verstoord door het plan. De woning is tussen het bestaande lint gepropt. Het uiterlijk van het plan heeft verder geen landelijke uitstraling. Ten aanzien van de bouwhoogte voeren eisers aan dat de afwijkende bouwhoogte niet de reden is dat de woning meer naar achteren wordt geplaatst, maar dat de drie eikenbomen aan de voorzijde daar de oorzaak van zijn. Tot slot betogen eisers dat de woning meer dan 30 centimeter is opgehoogd.
4.2.
Naar het oordeel van de rechtbank volstaat de door het college gestuurde aanvullende motivering om de ruimtelijke onderbouwing te dragen. De rechtbank begrijpt uit de ruimtelijke onderbouwing dat bij een te verre plaatsing naar achteren sprake is van een te grote afwijking van het gesloten bebouwingslint. Het college wil dat ruimtelijk scenario voorkomen. Om die reden voorziet het plan in de mogelijkheid om aan de voorzijde af te wijken naar buiten het bouwvlak. Hoewel ten opzichte van de daarnaast gelegen woningen sprake is van een lichte afwijking naar achteren, wordt daarmee eveneens een te grote afwijking van het gesloten bebouwingslint voorkomen. Door de plaatsing naar achteren valt bovendien het grotere volume en de overschrijding van de bouwhoogte in ruimtelijk opzicht als het ware weg. De rechtbank acht deze ruimtelijke onderbouwing voldoende aannemelijk om de afwijkingen van het bestemmingsplan en daarmee vergunningverlening te dragen. Hierom volgt de rechtbank niet het betoog dat de eikenbomen ten grondslag lagen aan de plaatsing naar achteren.
4.3.
De rechtbank volgt evenmin het betoog van eisers dat de woning waar het plan op ziet tussen de bestaande woningen is gepropt. Uit de ruimtelijke onderbouwing volgt voor de rechtbank dat nog reeds sprake is van een gesloten bebouwingslint. De rechtbank leidt daaruit af dat per definitie geen ruime afstand tussen de woningen was gelegen. Het plan maakt de ruimtelijke opzet daarom niet wezenlijk anders. Dat de woning te hoog is gebouwd is een kwestie van handhaving. Ook het betoog over het uiterlijk van de woning slaagt niet. Dat ziet op het onderdeel welstand en daar was geen beroepsgrond tegen aangevoerd. [2] Het betoog slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

5. Gelet op het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek, is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Omdat het college in de reactie op de tussenuitspraak het gebrek heeft hersteld, laat de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand.
6. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet het college aan eisers het door hen betaalde griffierecht (€ 184,-) vergoeden.
7. Omdat het beroep gegrond is, krijgen eisers een vergoeding voor de proceskosten die zij hebben gemaakt. Het college moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert in totaal 2,5 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting en 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een bestuurlijke lus) met een waarde per punt van € 907,-. Toegekend wordt € 2.267,50.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
- draagt het college op het betaalde griffierecht van € 184,- aan eisers te vergoeden;
- veroordeelt het college in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 2.267,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars-Mast, rechter, in aanwezigheid van mr. D.W.K. Veenstra, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 1 september 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak en de tussenuitspraak/tussenuitspraken, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak en de tussenuitspraak/tussenuitspraken. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Rechtbank Noord-Nederland, 5 februari 2025, ECLI:NL:RBNNE:2025:175.
2.Zie de tussenuitspraak, rechtsoverweging 9.