ECLI:NL:RBNNE:2025:3765

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 september 2025
Publicatiedatum
17 september 2025
Zaaknummer
17.080295.99
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling van een veroordeelde met hoog recidivegevaar en onvoldoende behandelbaarheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 11 september 2025 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling (tbs) van een veroordeelde, die in 2003 door het gerechtshof te Arnhem was veroordeeld voor ontucht met een minderjarige. De officier van justitie had gevorderd de tbs met twee jaar te verlengen, gezien het hoge recidivegevaar en de onvoldoende behandelbaarheid van de veroordeelde. Tijdens de zitting op 28 augustus 2025 waren de veroordeelde, zijn raadsman, de officier van justitie en een deskundige aanwezig. De rechtbank heeft de stukken bestudeerd, waaronder rapporten van de behandelinstelling, en geconcludeerd dat de kernproblematiek van de veroordeelde, waaronder een pedofiele stoornis, niet behandelbaar is gebleken. De veroordeelde heeft geen motivatie om mee te werken aan behandeling en ontkent zijn daden. De rechtbank oordeelt dat de veiligheid van anderen vereist dat de tbs wordt verlengd, en dat er geen alternatieven zijn voor de huidige maatregel. De rechtbank heeft de tbs met twee jaar verlengd, in overeenstemming met het advies van de deskundige en de officier van justitie.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 17.080295.99
beslissing van de meervoudige strafkamer d.d. 11 september 2025 in de rechtbank Noord-
Nederland
in de zaak tegen

[veroordeelde]

de veroordeelde,
geboren op [geboortedatum] 1953 te [geboorteplaats] , verblijvende in [instelling] .

Procesverloop

De officier van justitie heeft schriftelijk gevorderd dat de rechtbank de termijn van terbeschikkingstelling (hierna tbs) van de veroordeelde zal verlengen met twee jaren.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 28 augustus 2025, waarbij aanwezig waren: de veroordeelde, zijn raadsman mr. A.R. Ytsma, de officier van justitie mr. D.P. Menting
en via een videoverbinding mevrouw G.G.E. Giesbers als deskundige.
De rechtbank heeft acht geslagen op de stukken, waaronder met name het door het (plaatsvervangend) hoofd van de inrichting ondertekende rapport met advies van 29 april 2025 en de update van dit advies van 16 juni 2025 van het behandelteam van de instelling waar de veroordeelde van overheidswege wordt verpleegd en de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de veroordeelde.

Motivering

De opgelegde terbeschikkingstelling
Bij arrest van 8 augustus 2003 heeft het gerechtshof te Arnhem de veroordeelde wegens het plegen van ontucht met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege. De terbeschikkingstelling is aangevangen op 21 september 2004 en is laatstelijk op 19 september 2023 door de rechtbank verlengd met twee jaren. Deze beslissing is op 1 februari 2024 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden bevestigd.
Het advies van de instelling
In het verlengingsadvies wordt geadviseerd de termijn van de terbeschikkingstelling te verlengen met twee jaren. In dit verlengingsadvies is samengevat weergegeven onder meer het volgende aangegeven:
Bij de veroordeelde is sprake van een pedofiele stoornis en een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken. Vanwege het uitblijven van enig behandelresultaat, gebrek aan motivatie tot verandering en onbetrouwbaar gedrag wordt in maart 2014 de LFPZ -status aangevraagd en toegekend. De veroordeelde verblijft sinds maart 2015 binnen de Langdurige Forensische Psychiatrische Zorg (LFPZ) in [instelling] .
Tot op heden wil de veroordeelde binnen de huidige kliniek niet meewerken aan behandeling gericht op vermindering van het delictgevaar. Hij is voornamelijk bezig met strijd voeren tegen de oplegging van de tbs en de LFPZ -status, vanuit zijn overtuiging dat foutief gehandeld is in de gerechtelijke procedures en door eerdere tbs-instellingen. Pogingen om te komen tot behandeling zijn onvoldoende effectief gebleken en de veroordeelde toont geen intrinsieke behandelmotivatie. De veroordeelde geeft aan geen seksueel misbruik te hebben gepleegd. Hij ontkent enige schade toe te brengen aan zijn slachtoffers en is van mening dat hij niets tegen de zin van kinderen heeft gedaan. Enig zicht op zijn eigen risicos en grensoverschrijdende gedrag ontbreekt. De veroordeelde vindt behandeling onnodig en vindt dat hij veilig kan resocialiseren.
Er worden vooralsnog geen aanknopingspunten gezien om de (on)mogelijkheden wat betreft uitstroom te onderzoeken. Het probleembesef is gering, er is onverminderd sprake van cognitieve vervormingen met betrekking tot zijn pedofilie en hij houdt krampachtig vast aan zijn herzieningszaak. Sinds zijn onttrekking aan het toezicht tijdens een verlof in 2019 zijn er geen veranderingen in zijn persoonlijkheid tot stand gekomen, en staat hij nog op eenzelfde wijze tegenover het systeem. Er worden ook geen mogelijkheden gezien om verlof vorm te geven, omdat het risico op onttrekking hoog is. De veroordeelde heeft geleerd van de vorige onttrekking, waardoor hij deze nu nog beter zal voorbereiden om zijn punt alsnog te kunnen maken.
Het recidiverisico wordt in het geval van beëindiging van de tbs-maatregel of voorwaardelijke beëindiging van het bevel tot verpleging als hoog ingeschat. Door de nog altijd aanwezige persoonlijkheidsstoornis is er geen rem te verwachten op het uitvoeren van delicten. Bescherming van de maatschappij is geheel
gelegen in extern risicomanagement en de veroordeelde blijft voor het verminderen van delictgevaar afhankelijk van een verblijf binnen een hoog beveiligde omgeving. Binnen de LFPZ zijn er voldoende beschermende structuren om de veroordeelde heen.
Alles overziend kan niet anders dan gesteld worden dat de kernproblematiek onvoldoende behandelbaar is gebleken en nog steeds op de voorgrond staat. Dit maakt dat het risico op recidive nog altijd als onveranderd hoog wordt ingeschat, zoals ook wordt onderbouwd door de meest recente risicotaxatie. Het ligt niet in de lijn der verwachting dat de komende jaren een dusdanige verandering in de problematiek en het recidiverisico zal plaatsvinden dat er grond is voor een voorwaardelijke beëindiging van de maatregel. Geadviseerd wordt om de tbs-maatregel te verlengen met de duur van twee jaren.
In een update van het verlengingsadvies van 16 juni 2025 staat beschreven dat er geen veranderingen zijn ten aanzien van diagnostiek, risico-inschatting, risicomanagement en de daaruit volgende prognose betreffende de veroordeelde.
De deskundige, mevrouw G.G.E. Giesbers, heeft het advies ter terechtzitting bevestigd en
heeft in aanvulling op het advies zakelijk weergegeven naar voren gebracht dat zij in de afgelopen periode meerdere gesprekken met de veroordeelde heeft gevoerd. Hierin heeft hij aangegeven dat hij graag wil resocialiseren, maar dat hij nog altijd niet van plan is om aan een behandeling ter beperking van recidivegevaar mee te werken. Het gevolg hiervan is dat er geen aanvang kan worden gemaakt met resocialisatie van de veroordeelde.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij zijn vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging met twee jaren.
Het standpunt van de veroordeelde en zijn raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de terbeschikkingstelling verlengd moet worden met één jaar.
De raadsman heeft aangevoerd dat sprake is van een behandelimpasse. Naar verwachting zal er over een jaar een uitspraak van de Hoge Raad in de herzieningszaak zijn. Daarnaast is van belang dat de veroordeelde op dit moment weliswaar geen behandelmotivatie heeft, maar dat hij niettemin de wens heeft om uit te stromen naar de Van Mesdagkliniek. Een kortere verlenging kan de veroordeelde stimuleren tot meer samenwerking en openheid richting het behandelteam. Dit biedt de kliniek een kans om in de komende periode opnieuw te beoordelen of verlof verantwoord vormgegeven kan worden en kan ook bijdragen aan het herstel van vertrouwen en het verkennen van vervolgstappen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de terbeschikkingstelling niet in duur is beperkt en dus verlengd kan worden.
Op grond van de inhoud van het verlengingsadvies en de update van dit advies, de door de deskundige gegeven toelichting en hetgeen verder uit het onderzoek ter zitting naar voren is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen vereist dat de termijn van de dwangmaatregel wordt verlengd. Er is nog altijd sprake van een stoornis, waarvoor de veroordeelde zich niet laat behandelen en het recidiverisico is hoog.
De rechtbank neemt in aanmerking dat de tbs-maatregel is ingegaan in 2004 en inmiddels 21 jaren loopt. Alhoewel sprake is van een langdurige tbs-maatregel, is de rechtbank van oordeel dat nog geen sprake is van een disproportionele maatregel. Naast tijdsverloop in relatie tot de ernst van de indexdelicten, moet namelijk ook gekeken worden naar de aard van de stoornis en de ernst van het recidivegevaar. De rechtbank is van oordeel dat het belang van de maatschappij nog altijd zwaarder dient te wegen dan het belang van de veroordeelde. Ook acht de rechtbank de verlenging van de maatregel niet in strijd met het beginsel van subsidiariteit, nu er geen geschikte alternatieven zijn om de veroordeelde te kunnen laten functioneren in de maatschappij zonder de structuur van tbs met verpleging van overheidswege.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de verlenging van de tbs-maatregel te beperken tot een jaar. Als uitgangspunt geldt namelijk dat wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling van de terbeschikkinggestelde meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij een verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar, de terbeschikkingstelling verlengd dient te worden met een termijn van twee jaren. In dit geval is de prognose somber en is er geen zicht op een dusdanige verandering in de problematiek en het recidiverisico dat verlenging van de maatregel voor een jaar in de rede ligt. Er is weliswaar sprake van een behandelimpasse, maar er is op dit moment geen aanleiding te veronderstellen dat de veroordeelde gemotiveerd zal worden tot het meewerken aan een behandeling door een verlenging met een jaar.
Ook in de omstandigheid dat de herzieningszaak concretere vormen begint aan te nemen, ziet de rechtbank geen aanleiding om de verlenging te beperken tot een jaar.
De rechtbank zal de terbeschikkingstelling, overeenkomstig de vordering en het verlengingsadvies, met twee jaren verlengen.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

De rechtbank verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling van de veroordeelde met twee jaren.
Deze beslissing is gegeven door mr. A. Dijkstra, voorzitter, mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme en mr. O.F. Brouwer, rechters, bijgestaan door D.P. Postma-Westerhof, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 11 september 2025.